dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Ik was het beu: de commentaarcultuur waarin zovelen een mening hebben en zo weinigen echt luisteren, de opinie-epidemie van niet-begrijpen maar wel-oordelen, de sociale media met de zoveelste spijkerharde #ophef. Dus ontvluchtte ik de digitale wereld om te gaan wroeten in mijn tuin. Nu de tegels zijn verwijderd, moet het een natuurlijke toestand worden: diervriendelijk, ecologisch, verwilderd

Maar al gauw stond ik tijdens het zaaien en snoeien toch weer te peinzen over die commentaarcultuur. Sommige planten zijn net trollen, dacht ik, terwijl ik naar het welig woekerende zevenblad keek; ze proberen altijd de rest te overschreeuwen. Ook in de tuin ben ik echter een weekhartig Gutmensch. Ik zie schoonheid in bijna elk onkruid, dus zelfs het zevenblad mag blijven. Want het mag dan schorem wezen, het bloeit met aardige witte bloemen, en het blad is eetbaar.

Tuinieren, mijmerde ik, is zo een vrij linkse bezigheid. Diversiteit is een doel op zich, kwetsbare planten worden ondersteund met een bamboestok, er is een subsidiestelsel dat bestaat uit handjes mest, en de grootste groeiers moeten het meeste snoeiafval bijdragen aan de composthoop. Met natuur heeft dit uiteraard weinig meer te maken; het is een kunstmatig opgelegd harmonieus samenzijn, liefdevol bedisseld door de zachte hand van de tuinvrouw. Kumbaya.

Ik vermeerderde een smeerwortel, en vroeg me af: zou je ook rechts kunnen tuinieren? Hoe zou dat er uitzien? Ik moest denken aan de filosoof George Lakoff, over wiens werk ik las in The Guardian. Volgens hem zijn er twee morele politieke denkwijzen, die beide het idee van de overheid als familie centraal stellen. De eerste is het linkse, progressieve model van de zorgzame ouder (of toegenegen tuinvrouw, zo je wilt). Dit model legt de nadruk op waarden als empathie, samenwerking, wederzijdse afhankelijkheid. De andere is het rechtse, conservatieve model van de strikte vader, die zijn kinderen beschermt door ze discipline bij te brengen, zodat ze zich op eigen kracht kunnen redden. ‘Als ze de kost niet kunnen verdienen, zijn ze niet gedisciplineerd, en kunnen ze dus niet moreel zijn en verdienen ze hun armoede’, stelt Lakoff.

Lakoff vindt het belangrijk dat linkserds begrijpen dat conservatieven dus niet boosaardig of onintelligent zijn, maar een ander moreel wereldbeeld hebben, waarin welvaart geldt als de natuurlijke beloning van deugdzame mensen. Evenmin, voegt video-essayist Ian Danskin hieraan toe in zijn filmpje There’s always a bigger fish, zijn rechtse conservatieven diep van binnen mensen die eigenlijk liever progressief zouden zijn, maar bij wie dat door misinformatie of gebrek aan inzicht vooralsnog is mislukt. (Een wat neerbuigende gedachte die, moet ik bekennen, meer dan eens bij mij is opgekomen. Enig niet-begrijpen is mij ook niet vreemd.)

Danskin legt het verschil tussen links en rechts zo uit: we leven in een kapitalistische democratie, maar als puntje bij paaltje komt, hebben rechtse mensen meer de neiging om kapitalistisch te denken, en linkse mensen democratisch. Links streeft naar gelijkheid voor iedereen, waar nodig met hulp, terwijl rechts de samenleving ziet als een markt waarin ongelijkheid een natuurlijke toestand is. Elk persoon moet in die markt een kans(je) op succes krijgen, maar niet iedereen kan ook daadwerkelijk succesvol zijn: er zal altijd een maatschappelijke voedselketen ontstaan met een paar haaien aan de top en een onderklasse van miljoenen kleine visjes.

Volgens rechtse conservatieven is het je taak als individu om in het zweet des aanschijns in deze natuurlijke orde te stijgen of dalen. Je dient niet het systeem te veranderen. Wat rechtse mensen de linkse kwalijk nemen, is dat zij rommelen met de hiërarchie: met hun uitkeringen, minimumlonen, bamboestokjes en handjes mest proberen ze mensen, ook ongedisciplineerden, op de verkeerde plaats in de orde te zetten, mogelijk ten koste van hardwerkende rechtse mensen.

Een kanttekening: conservatieven kunnen die orde wel natuurlijk noemen, maar net als bij mijn ‘natuurlijke’ tuin maakt dat etiket het nog niet waar. Die rechtse hiërarchie is immers, net als de linkse gelijkheid, een moreel wereldbeeld; geen kwestie van natuurwetten dus, maar van keuzes die mensen maken.

Dat roept de vraag op: wat voor tuin heb je het liefst? Eentje waar de gehaaide Japanse duizendknoop de helft en meer van je hof opslokt, ten koste van de kleine en mooie maar minder groeikrachtige bloemen? En als je dat niet voor je tuin zou willen, waarom dan wel voor de maatschappij?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Ik moet bekennen dat ik de laatste paar jaar erg teleurgesteld ben in de gematigde witte’, schreef Martin Luther King meer dan vijftig jaar geleden in een brief vanuit de gevangenis in Birmingham.

‘Ik ben bijna tot de betreurenswaardige conclusie gekomen dat het grote struikelblok voor de Negro op zijn weg naar vrijheid niet de (…) Ku Klux Klanner is, maar de gematigde witte, die meer verknocht is aan ‘orde’ dan aan rechtvaardigheid; die liever een negatieve vrede heeft die door de afwezigheid van spanning gevormd wordt dan een positieve vrede die in rechtvaardigheid bestaat’.

Vrijheid, orde, spanning, rechtvaardigheid: ik moest denken aan dit citaat terwijl ik door de nasleep bladerde van Mona Eltahawy’s weigering om te komen spreken in De Balie. Reden van de weigering was een debat in 2017, waarin niet alleen door iemand uit het publiek maar ook door genodigde Paul Cliteur en de discussieleider rustig en serieus was gesproken over de deportatie van moslims.

‘Een ontmenselijking van moslims’, verklaarde Eltahawy op twitter. Ze bracht in herinnering hoe een aanhanger van zulk gedachtegoed de moskee van haar broer in brand had gestoken. ‘Voor mij is dit geen theoretisch debat. Dit gaat over mij, mijn familie en mijn mede-moslims’. Bij de onvolprezen podcast Dipsaus vertelde ze hoe ze is gearresteerd, seksueel misbruikt en bedreigd; en dan verwachten witte mannen die zelf niets te verliezen hebben dat ze met hen over haar menselijkheid komt debatteren? ‘Fuck you.’

Diverse gematigde meningmensen riepen haar tot de orde. ‘Zo gaat dat nou eenmaal in een democratie’, schreef Max Pam in het Parool over die deportatiediscussie. Paul Brill verweet haar in hetzelfde stuk het veroorzaken van spanning: ‘.. ongedwongen meningsvorming verdwijnt in een wolk van identiteitspolitiek.’ Thijs Broer, in Vrij Nederland: ‘Niet alleen schreeuwen, ook zwijgen belemmert het vrije debat.’

Het is een wonderlijk gematigd reflex: je drukker maken over dat alles gezegd mag worden dan over wat er precies wordt gezegd. Het vrije woord moet ten koste van alles en iedereen worden verdedigd, ook als het geen moment in gevaar is. Volgens Balie-baas Yoeri Albrecht houd je zo zelfs de samenleving bij elkaar. ‘Wat ik belangrijk vind, is het helende licht van de rede en fysieke nabijheid. Daarom vind ik dat we vooral bij elkaar moeten komen om met elkaar te praten en elkaar te begrijpen’, zei hij in de Volkskrant.

Dat klinkt prachtig, maar is het redelijk om van moslims te verwachten dat ze naar je debatcentrum komen om met mensen te praten die hen willen deporteren? Is het helend om van mensen van kleur te vragen of ze racisten proberen te begrijpen? Is het fair om Eltahawy te verwijten dat ze geen lezing wil geven op een plek waar haar menselijkheid in twijfel is getrokken? Is het aan degenen die geen racisme of moslimhaat hoeven vrezen om vanuit die veilige positie voor nabijheid te pleiten? Hoe ver wil je gaan in je toewijding aan een negatieve vrede?

In zijn Birmingham-brief, die iedereen trouwens helemaal zou moeten lezen, schrijft King: ‘Ik had gehoopt dat de gematigde witte zou begrijpen dat de hedendaagse spanning in het Zuiden een noodzakelijke fase is in de overgang van een schadelijke negatieve vrede, waarin de Negro passief zijn onrechtvaardige situatie aanvaardde, naar een wezenlijke positieve vrede, waarin alle mensen de waardigheid en waarde van de menselijke persoonlijkheid zullen eerbiedigen. Eigenlijk zijn wij (..) niet degenen die de spanning creëren. We brengen alleen maar de al bestaande, verborgen spanning aan de oppervlakte. We leggen haar bloot, waar ze gezien kan worden en waar er wat mee gedaan kan worden.’

Volgens King zal deze geweldloze spanning ‘een samenleving creëren die de mens zal helpen zich te verheffen uit de donkere diepten van vooroordeel en racisme naar de majestueuze hoogten van begrip en broederschap.’ Het was en is een prachtige droom, maar nog geen realiteit.

En laat me daarom nog dit schrijven. Het vrije woord is een groot goed. Mocht het ooit bedreigd worden, dan zal ik het te pen en te zwaard verdedigen. Maar broederschap is zeker even waardevol, en ik vrees dat die waarde momenteel meer gevaar loopt. Niet alleen door fascisten, racisten en ander gespuis, maar ook door het gematigde midden, waar men liever de orde bewaakt en de spanning sust dan dat men streeft naar solidariteit en rechtvaardigheid.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘De belangrijkste vraag is hoe we ons gaan verzetten tegen fascisme.’ Met die zin sloot ik twee weken geleden mijn column over de verkiezingswinst van Forum voor Democratie af. Waarop diverse lezers me vroegen: ‘Oké, maar hoe dan precies?’ Dus stak ik mijn licht op bij activisten, wetenschappers en schrijvers, op zoek naar vormen van democratisch en vreedzaam, vastberaden en hoopvol verzet.

1. Onthoud waar u voor staat. Na Trumps verkiezingswinst gaf journalist Sarah Kendzior dit advies: schrijf op wat uw waarden en toekomstdromen zijn. Maak een lijst van dingen die u onacceptabel vindt, die u nooit zou geloven of doen. Als u merkt dat onaanvaardbare zaken normaal gaan lijken, of als die alarmerende stem in uw hoofd stiller wordt, lees dan terug wat u hebt geschreven, en blijf trouw aan uzelf.

2. Wees getuige. Gevaarlijke ideeën floreren niet alleen door steun van aanhangers, maar ook door afstomping van de massa, schrijft psycholoog Melanie Joy. Mensen die niet toegeven aan gewenning zijn een bedreiging voor fascisme. Wat er ook gaat gebeuren, waarschijnlijk zal het langzaam gaan. Laat het niet onopgemerkt passeren. Blijf verschillig; zie, wijs, schrijf en spreek over wat zich voltrekt.

3. Laat u niet gaslighten. De afgelopen weken claimden Forum-aanhangers dat Baudet nooit over zuiveringen of een ‘blank Europa’ heeft gesproken. Men zei dat we hem niet op zijn woorden moesten beoordelen, maar enkel op zijn partijprogramma. Zonder bruingehemde knokploegen kon het geen fascisme zijn. Mensen die toch over fascisme spraken werden herhaaldelijk in één adem genoemd met doodsbedreigers, alsof benoemen hetzelfde is als oproepen tot geweld. Trap er niet in.

4. Correspondeer met politici. ‘Mijn grootste angst is niet dat Thierry Baudet premier van Nederland wordt. Mijn grootste angst is dat zijn gedachtegoed zo normaal is geworden dat het niet meer uitmaakt wie onze minister-president is’, schreef Jelle de Graaf van Bij1. Ziet u uw partij naar rechts schuiven of het onaanvaardbare normaliseren? Verzet men zich onvoldoende? Deel uw zorgen met uw volksvertegenwoordiger. U bent volk, tenslotte.

5. Ga niet factchecken. Zaterdag betoogde Peter Giesen dat critici Baudet geen fascist moeten noemen, maar zijn ideeën zo exact mogelijk moeten weerleggen. Maar wie abjecte, gevaarlijke, feitenvrije uitspraken zit te factchecken, is zich niet aan het organiseren.

6. Organiseer. Word lid van een politieke partij, sluit u aan bij een groep activisten, of pleeg online of lokaal verzet met gelijkgestemden. Wees schaamteloos links, feministisch, anti-racistisch of groen. Collectieve actie is niet alleen effectief, het is ook goed voor de ziel om samen met anderen te werken aan een betere wereld. Ga, als u kunt, demonstreren. U ziet dat u niet alleen bent, en u mag schreeuwen zonder dat mensen bedenkelijk fronsen.

7. Negeer trollen, maar praat met Forum-vrienden. Iemand zei dat online discussiëren met Forum-trollen is als schaken met een duif; hij gooit de stukken om, schijt op het bord en loopt daarna rond alsof hij gewonnen heeft. Doe liever iets leuks. Maar als u kans ziet om serieus te spreken met een Forum-aanhanger, bijvoorbeeld omdat die om u geeft of omdat u gevangen zit in dezelfde verjaardagskring, grijp die dan. Het is misschien ongezellig, maar het helpt mensen die niet passen in Baudets idee van een dominant wit en van linkse smetten vrij Europa.

8. Sta achter en, als het nodig is, voor iemand anders. Steun collega’s waarover geklikt is met petities en sit-ins. Heeft uw werknemer zich online extreem uitgelaten en lijkt de ‘publieke opinie’ te vereisen dat u hem straft? Bescherm liever een mens dan uw imago. En ziet u dat er op straat iemand wordt lastiggevallen, ga om het slachtoffer heen staan en vraag of u mee kunt lopen naar een veilige plek.

9. Zorg goed voor uzelf. Verzet is een kwestie van lange adem; trek u soms terug en ontspan.

10. Blijf hoopvol. Historica Rebecca Solnit schrijft dat hoop voortkomt uit onzekerheid: we weten niet wat er gaat gebeuren, en dat biedt ruimte om iets te doen. De geschiedenis leert dat wanneer mensen samen standvastig, geduldig en moedig voor hun idealen strijden, verandering niet alleen mogelijk maar waarschijnlijk is. En voelt u zich toch pessimistisch, luister dan naar generaal Leia: ‘Hoop is als de zon. Als je er alleen in gelooft wanneer je haar kunt zien, kom je nooit de nacht door.’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Al dagen loop ik erover te peinzen: dat mijn collega Elma Drayer vorige week in haar column schreef dat ze het patriarchaat niet kan vinden. En dat dit volgens haar komt omdat, in haar woorden, dit systeem van ‘hogere machten [die] trachtten vrouwen op sluwe wijze eronder te houden’ niet bestaat.

Persoonlijk zou ik het patriarchaat volgaarne kwijt zijn, maar helaas zie ik het overal. In een steekhoudende analyse over hoe er in de Amerikaanse media veel minder aandacht is voor de vrouwelijke presidentskandidaten dan voor de mannelijke. In de smerige graagte waarmee trollen verzonnen dat wetenschapper Katie Bouman slechts aan aandachtsgeil vrouwtje is en dat al het échte werk aan de foto van het zwarte gat door mannen is gedaan. In de speelgoedwinkel die scheikundedozen voor jongens verkoopt en maak-je-eigen-make-up-dozen voor meisjes. In de documentaire Man Made van Sunny Bergman, waarin een vader vertelt dat hij twijfelt of hij zijn zoon zal leren naaien, omdat hij vreest dat de tiener met zo’n ‘vrouwelijk’ tijdverdrijf gepest zal worden. Zelfs in Drayers eigen column, waarin ze erkent dat er taaie opvattingen over het mannelijk en het vrouwelijk wezen bestaan, waardoor hij zich superieur waant en zij haar bestemming in kind en keuken ziet.

Nu zou ik Drayers conclusies natuurlijk kunnen weghonen, zoals men dat tegenwoordig te vaak doet bij intellectuele onenigheid. Ik zou schamperen dat het nogal wiedes is dat je het patriarchaat niet kunt vinden als je het begrip zelf eerst hebt verwrongen tot een soort complottheorie, met sluwe hogere machten en al. Zo’n complot lijkt me kras, zou ik dan schrijven. Maar laat ik het mezelf niet te gemakkelijk maken. Misschien moet ik eerst eens bij het fenomeen ‘patriarchaat’ onder de motorkap kijken.

Om te beginnen: wat is dat ‘patriarchaat’ eigenlijk? De Encyclopedia Britannica definieert het als een hypothetisch sociaal systeem waarin de vader of een oudere man de absolute autoriteit is in de familie; en in het verlengde daarvan, waarin mannen de absolute autoriteit hebben over de gemeenschap als geheel. Dit levert punten op voor Drayer: zo is onze samenleving inderdaad niet georganiseerd – al zou je foto’s van de G20- of EU-leiders kunnen googelen, en je kunnen afvragen of ‘bijna absolute autoriteit’ geen terechte kenschets is.

Maar er zijn meer definities mogelijk. Ik las een Guardian-artikel van journalist Charlotte Higgins, die het patriarchaat beschrijft als een vrijwel onzichtbaar mechanisme dat verschillende vormen van vrouwenonderdrukking verbindt: van persoonlijk tot geopolitiek, van triviaal tot bloedserieus. Die onzichtbaarheid is een belangrijk kenmerk, dat zij historisch verklaart: de dominantie van mannen is millennialang zo vanzelfsprekend geweest dat het gold als volkomen natuurlijk. Het patriarchaat was niet eens een concept, laat staan dat je het kon bevragen.

Pas in de negentiende eeuw kwam de Zwitserse antropoloog Bachofen ermee. Naast een biologische evolutie hebben we ook een culturele evolutie doorgemaakt, opperde hij. In vroeger tijden zou de mensheid een (wanordelijk en bloederig) matriarchaat hebben gekend, maar van die onbeschaafde wijvenverschrikking zijn we goddank gered door het (hemelse en rationele) patriarchaat.

Dat is kullebul: afgaand op wat wetenschappers de afgelopen jaren ontdekten, waren onze prehistorische voorouders waarschijnlijk juist bijzonder egalitair. Maar dat weerhoudt een aantal invloedrijke alt-right-lulhannesen er niet van om het idee van het verlossende patriarchaat enthousiast te omarmen. Zoals Jordan Peterson, die vrouwelijkheid ziet als chaos, en het patriarchaat als de natuurlijke orde; een hiërarchie die simpelweg voortkomt uit het feit dat mannen competenter zijn. Of Steve Bannon, die zei: ‘De anti-patriarchaat-beweging gaat 10.000 jaar aan geschiedenis ongedaan maken.’ (Bedoeld als onheilspellende waarschuwing, niet als: ‘Yes, hup, puik plan!’)

Dat levert een interessante toestand op. Het is nog steeds mijn overtuiging dat het patriarchaat, als moeilijk zichtbaar onderdrukkend systeem, zeer reëel is. Maar zelfs als Drayer gelijk heeft en het patriarchaat bestaat niet, dan nog bevinden we ons in een werkelijkheid waarin populaire engerds, met in hun kielzog massa’s boze witte mannen, er wel in geloven. En (vrij naar het Thomas-theorema): als griezels het patriarchaat als echt definiëren, dan is het echt in zijn consequenties.

Het lijkt me dan ook voor iedereen, maar vooral voor vrouwen, beter als we het patriarchaat niet overlaten aan deze mispunten. Ik denk dat Drayer en ik het daar over eens kunnen zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Wat me het meest bevreemdde, was hoe normaal alles leek. Op NPO1 beschouwden analisten de verkiezingsuitslag als elke andere. Versplintering, ruimte op rechts, verlies voor de coalitiepartijen, en de grote hamvraag: hoe zal het kabinet toch zijn plannen door de Eerste Kamer gaan loodsen nu de meerderheid daar verloren is gegaan? Niemand in de studio zei ‘wel godverdomme’ toen bleek dat Forum voor Democratie de grootste partij van Zuid-Holland was geworden.

Ook de provincielijsttrekkers raakten niet van hun theewater. Ja, nee, ze moesten de lijsttrekker van het Forum wel eerst leren kennen voordat ze zouden beslissen of ze wilden samenwerken. Jesse Klaver maande boe-roepende GroenLinksers tot stilte. ‘Want in een gezonde democratie past het dat we iedere overwinnaar van een verkiezing feliciteren, en dat doe ik vanavond.’ Hij zei niet: ‘Forums winst is klote en gevaarlijk, en kut man, ik ben er koud van’.

In de donderdagkrant kwamen Volendamse aanhangers van Thierry Baudet aan het woord: ‘Een frisse vent, snappie.’ In een ander artikel opperde een communicatiewetenschapper dat het Forum had gewonnen omdat de partij zich afzet tegen de gevestigde orde, Brussel en migranten, en daar ‘een wij-gevoel tegenover zet’. Hij zei niet: ‘We leven in een land waarin racisme en wit nationalisme zo salonfähig is geworden dat mensen zich niet meer schamen om op snotfucking engnekken te stemmen.’

Toen ik Baudets speech wilde terugkijken toonde de publieke omroep me eerst een reclame over een blije, blonde mevrouw in een oranje jurk die hulp krijgt bij het afvallen van ene Ellen. ‘Vind jouw eigen Ellen bij jou in de buurt, op powerslim.nl’. Daarna werd gemeld dat je al een STER-spotje voor je bedrijf kunt laten uitzenden vanaf 3000 euro. Ook het kapitalisme vloekt niet als fascisten de verkiezingen winnen.

Er zijn mensen die ‘fascisten’ ook een scheldwoord vinden. Ze namen er aanstoot aan dat ik in eerdere columns Baudet en zijn partij als zodanig typeerde. Tut-tut, zeggen ze, dat is wel een hele zware en beladen term, het valt toch wel mee, moet het nou zo?

Tegen hen zeg ik: nee, het valt niet mee, en ja, het moet zo. Baudet en partijgenoten zijn namelijk helemaal niet geheimzinnig over hun fascistische ideeën. Ze dragen geen maskers. Het enige wat je hoeft te doen, is naar ze te luisteren en te geloven wat ze zelf zeggen. Baudet & co hebben ons gewoon verteld waar ze voor staan en wat ze willen: een zuiver ‘blank’ Europa. Dat vinden zij beschaving. Ze hebben ook gezegd hoe ze de weg hiernaartoe zien: als een strijd, met hen aan het front.

Het is allang uitgesproken: de zorgen over een ‘homeopathische verdunning’ van het Nederlandse volk, de wens dat Europa ‘dominant blank’ blijft, het verlangen om media en onderwijs te zuiveren van ‘linkse activisten’, hoe het beter zou zijn met hen als ‘absolute heersers’, hoe de keuze is tussen ‘leven met een valse vrede of ten strijde trekken’. Baudet speechte woensdagavond dat het bijna te laat is. We staan te midden van de brokstukken van wat ooit de mooiste beschaving was, sprak hij. En net als andere landen in de Boreale wereld worden we kapot gemaakt door de mensen die ons zouden moeten beschermen; ondermijnd door universiteiten, journalisten, kunstenaars en bestuurders. Er moet een einde komen aan het tijdperk van politieke capitulatie. ‘Wij zijn naar het front geroepen. Omdat het moet. Omdat ons land ons nodig heeft.’

Elke keer als we met zijn allen doen alsof dit geen fascisme is, maar gewoon een mening van gewoon een rechtse partij, normaliseren we het. We rekken de grenzen van het acceptabele op: wat op maandag onaanvaardbaar was, is op dinsdag doorsnee, wat op dinsdag alle perken te buiten ging, wordt op woensdag met schouderophalen aangehoord. Haat wordt langzaam alledaags, gepraat over zuiveringen banaal, het idee van een naderend gevecht voor de ‘blanke’ beschaving gewoon.

Maar dat is het niet. Dit is niet normaal. Word wakker: de fascisten hebben de verkiezingen gewonnen. Dus nee, Baudet is geen frisse vent, en hij hoeft niet netjes gefeliciteerd te worden: hij moet bekritiseerd en bestreden worden, en onmiddellijk een cordon sanitaire aan zijn broek krijgen. En nee, de belangrijkste vraag is nu niet hoe het kabinet nou toch een Eerste Kamer-meerderheid voor haar beleid gaat krijgen. De belangrijkste vraag is hoe we ons gaan verzetten tegen fascisme.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Waarom zou ik niet dromen? Heleen Mees verwijt me in haar column van vorige week dat ik feminisme gebruik als haakje om te pleiten voor een socialistische heilstaat. Ze schuimt deze klacht vervolgens meteen op tot een vergelijking met Mao. Laat me dus beginnen met een geruststelling: op mijn bureau liggen geen concrete plannen voor een genocidair landbouwbeleid, en evenmin ben ik van plan mijn feministische overpeinzingen kracht bij te zetten door me tot dictator te ontpoppen. Er zitten geen rode boekjes in de pijnlijn. U bent echt tamelijk veilig.

Maar waarom zou ik niet dromen van een heilstaat? Van een wereld waarin er voor alle vrouwen een goed leven mogelijk is? Dit is wat feministen als Mees te bieden hebben: als je als vrouw veel en hard werkt, kun je je invechten in het huidige kapitalistische, patriarchale systeem, en een paar succesvollen verwerven dan een invloedrijke toppositie. Dit is misschien een prima scenario voor de vrouwen die hier de mogelijkheden en energie voor hebben. Maar ik vraag me af: en de rest van de vrouwen dan?

Begrijp me niet verkeerd: natuurlijk vind ik ook dat we moeten streven naar een samenleving waarin vrouwen en mannen de macht eerlijk delen. En uiteraard moeten we alle obstakels die dit gelijkheidsideaal hinderen omver schoppen; laten we extrabelegen genderstereotypen vermorzelen en seksisme te lijf gaan met woorden en hooivorken.

Maar een feminisme dat zich enkel bezighoudt met de top en de macht is een feminisme dat de dagelijkse realiteit van veel vrouwen verwaarloosd. Van vrouwen die arm zijn. Vrouwen die niet neurotypisch zijn. Vrouwen met een beperking. Vrouwen zoals collega Harriët Duurvoort, die gisteren schreef hoe ze haar werk en ambities heen moet vouwen om de intensieve zorg voor haar kind.

Of vrouwen zoals ik, die chronisch ziek zijn. Op een slechte dag kruip ik na een uur werken op de bank, waar ik me oprol onder een deken; vermoeid tot op het bot omdat mijn lijf overal pijn doet, en gefrustreerd omdat mijn gedachten als een emmer regenwormen zijn, krioelend zonder orde en te glibberig om er eentje vast te houden. De top, de macht: het zal me op zo’n moment werkelijk worst wezen.

Dat weerhoudt me er evenwel niet van om te verlangen naar een heilstaat. Mees schreef in haar column dat deeltijddames het bederven voor andere vrouwen, omdat werkgevers ‘immers de voorkeur zullen geven aan de mannelijke sollicitant’ boven een misschien-straks half inzetbare vrouw. Dat woordje ‘immers’ is veelzeggend. Er spreekt een zekere berusting uit, een acceptatie dat dit nu eenmaal is hoe het werkt: in een neoliberaal kapitalistisch en patriarchaal systeem is het begrijpelijk dat werkgevers in hun zoektocht naar de goedkoopste arbeidskracht op voorhand alvast wat discrimineren.

Maar waarom zou ik hiermee akkoord gaan? Er is geen natuurwet die voorschrijft dat we in zo’n systeem moeten leven. En als zieke vrouw ben ik me er pijnlijk van bewust wat deze vorm van kapitalisme ons allemaal niet gebracht heeft. De zorgstaat is afgebroken, vangnetten zijn verdwenen, uitkeringen uitgekleed, sociale huurwoningen verkocht. Ben je niet supervermogend, dan ben je nooit helemaal veilig. Dus moeten veel mensen voortdurend watertrappelen. Wie ontspant, kan zinken. Wie opgeeft, kan verdrinken. Er worden geen zwembanden uitgedeeld. Je moet op eigen benen staan, ook als de eerste plek waar je grond onder je voeten vindt de zeebodem is.

Dit raakt iedereen, maar kwetsbare vrouwen het meest. En als ik daarover peins, denk ik eigenlijk nooit: vrouwen moeten eens wat harder werken. Om eerlijk te zijn, denk ik: waar blijft de fucking revolutie?

We hebben een feminisme nodig dat niet alleen gaat over de macht en de top, maar over alle vrouwen. Een feminisme dat, om schrijfster Laurie Penny te citeren, gaat over ‘ons recht om waardig te leven, ons recht op onderdak en levensonderhoud en leren en de mogelijkheid om voor elkaar te zorgen.’

Gisteren las ik een artikel van de wijze vrouwenrechtenactivist Nawal El Saadawi. Ze schreef: ‘We moeten onze opvatting over wat succes is veranderen. Het is noch geld, noch beroemdheid, noch macht: het is het vermogen om de wereld een betere plek te maken om in te leven.’

Verwijt me dus niet dat ik droom van een heilstaat. Droom met me mee.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.