dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

‘Ebola geen bedreiging voor toeristen’, kopte de Telegraaf begin deze week. De immer charmante krant van wakker Nederland weet wat er echt belangrijk is wanneer er honderden Liberianen, Guineeërs en Sierra Leoners sterven aan een gruwelijke ziekte.

Deze intense bezorgdheid voor het lot van West-Afrikaanse burgers zag je de afgelopen dagen in meer westerse media. Zo bracht CNN op haar website zeer prominent het nieuws dat twee Amerikaanse hulpverleners besmet waren geraakt met het virus. Verdere aandacht volgde toen bleek dat er een ebolapatiënt had rondgelopen op de internationale luchthaven van Lagos, Nigeria. Diverse verslaggevers kwamen met behulpzame kaartjes waarop te zien was welke landen een rechtstreekse vliegverbinding hebben met deze miljoenenstad. ‘Slechts één vlucht verwijderd’, zette zakenwebsite Quartz er onheilspellend bij.

Ook de Britse kranten waren hartverwarmend betrokken bij de getroffenen. ‘Ebola is afschuwelijk – en het laat zien hoe onvoorbereid we zijn op epidemieën’, luidde een kop in de Telegraph. Die ‘we’, dat zijn Europeanen, blijkens de eerste alinea. Gisteren leefde de Telegraph zelfs zo intens mee met de arme zieken, dat ze een liveblog begonnen. Openingszin: ‘Vakbondsleiders waarschuwen dat douanemedewerkers onvoorbereid zijn op de mogelijkheid dat het ebolavirus naar Groot-Brittannië komt…’.

Voor een deel is dit natuurlijk huis-, tuin- en keukenbangmakerij. Mede met dank aan Hollywood zijn we gewend geraakt aan een irrationale angst voor ebola en aanverwante bloederige akeligheden. De nuchtere vaststelling dat er netto veel meer mensen het loodje leggen door malaria weegt niet op tegen dat ene chocoladeletterbesef: er zou OP DIT MOMENT een KILLERVIRUS in het vliegtuig naar EUROPA kunnen zitten. Een besef dat, indien vakkundig aangewakkerd, wonderen kan doen voor de krantenverkoop.

Maar dat is niet de enige verklaring. Feit is dat we in Europa een lange geschiedenis hebben van niet warm of koud worden van overleden Afrikanen. Eén van de cynischer journalistieke vuistregels luidt niet voor niets dat nieuwswaarde gelijk is aan het aantal doden gedeeld door de afstand. Het lot van Sierra Leoners is daarmee verminderd interessant. De uitermate minimale kans dat we hier uit onze oogbollen gaan bloeden, echter, vereist blijkbaar onmiddellijke aandacht.

Dit geldt niet alleen voor journalisten. Terwijl ebola om zich heen greep vroeg ik me af waarom er eigenlijk geen vaccin is. De reden bleek dat eigenlijk niemand er geld aan wil uitgeven. Er is voor commerciële farmaceuten geen winst te behalen, en de potjes voor tropisch virusleed richten zich veelal op grotere moordenaars als hiv en wederom malaria. Maar ook hier speelt afstand een rol; geld was vast geen issue geweest als ebola niet op het West-Afrikaanse platteland zou huishouden, maar in, zeg, Iowa. Nu moeten ebolavaccinmakers het doen met geld van met name het Pentagon. En ook daar geven ze het niet uit omdat ze zo ontzettend begaan zijn met het lot van de Liberianen & co, maar omdat ze vrezen dat een of andere grapjurk van ebola een biologisch wapen zal maken waar westerlingen aan doodgaan.

Het zal wel heel menselijk zijn, om vooral voor de eigen huid te vrezen. Maar het is ook best onkies, dat het sterven van die arme mensen in Liberia, Guinee en Sierra Leone grotendeels uit zicht blijft, tenzij we doen alsof hun dood over ons leven gaat.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Voor wie iets wil vinden van het conflict in de Gaza-strook, zijn er ruwweg twee invalshoeken beschikbaar. In het eerste maken de leiders van het bedreigde Joodse volk nu eindelijk eens een stevige vuist tegen de moslimterroristische onverlaten van Hamas, die – als ze niet tegengehouden zouden worden – het liefst de ganse dag raketten zouden gooien op Israëlische kleuterscholen. In het tweede beukt de moordzuchtige staat Israel met haar op vier-na-sterkste leger ongenadig los op onschuldige alsmede weerloze Palestijnse burgers.

In dit proces van framing wordt elk feit door ronkende propagandamachines omlijst met precies die woorden die het eigen gelijk bevestigen. Een voorbeeld. Vorige week ging een foto de wereld rond waarop te zien was hoe twee rijen jongemannen op hun knieën in het zand zitten, met slechts hun onderbroek aan. Er staan wat gewapende militairen bij. Een aanhanger van frame 1 twitterde er olijk over: ‘BREKEND: 150 Hamas-soldaten gesnapt in hun onderbroek’. Frame 2 reageerde juist gegriefd: ‘Meer dan 150 Palestijnse burgers, vooral tieners, gearresteerd door binnenvallende Israëlische troepen’.

Wat beide frames gemeen hebben, zijn de onderliggende haat en ontmenselijking. De fanatiekste pro-Palestina-lieden maken zich hevig schuldig aan onsmakelijke vergelijkingen van de staat Israel met nazi-Duitsland. Aanhangers van frame 1 maken daar vervolgens dankbaar gebruik van om alle mensen die, conform frame 2, vrede eisen voor de Palestijnse burgers, weg te zetten als antisemieten. Ondertussen dehumaniseren de fanatiekste pro-Israel-lieden er op sociale media lekker op los: ‘Arabieren zijn bacteriën, moeten geëlimineerd worden’ en ‘Who the fuck geeft om kinderen? Ze zijn geen menselijke wezens, ze groeien op om beesten en terroristen te worden. Ik hoop dat ze allemaal branden in de hel’.

Toch is Hamas, frame 1 ten spijt, niet door en door boosaardig. Jazeker, in hun grondvest staan passages over strijden tegen en het doodmaken van joden – ik ga niet beweren dat het gezellige fuifnummers zijn. Maar aan het begin van het Gaza-conflict hebben ze een aantal eisen gesteld die niet eens totaal van de pot gerukt waren, zo las ik in de Israëlische krant Haaretz. In ruil voor een 10-jarige wapenstilstand vroeg Hamas onder meer of ze meer land mochten bebouwen, de viswateren uitbreiden, en een haven en vliegveld openen onder VN-toezicht, om handel te drijven. Het zijn menselijke eisen, waaruit eerder de hoop op een goed leven spreekt dan een honger naar de vernietiging van de Joodse staat, z.s.m..

Over die staat gesproken: Israel is in weerwil van frame 2 natuurlijk helemaal geen totalitaire bedoening die uit is op genocide à la nazi. Het is een democratie, gedragen door een volk dat in het verleden intens verwond is en wel eens gewoon veilig wil zijn. Ondanks deze diepe wens voelen velen zich geroepen om te protesteren tegen de gewelddadige keuzes van hun eigen regering. Afgelopen zaterdag nog, in Tel Aviv, zeiden ze met duizenden tegelijk: ‘Niet uit onze naam’.

In Tel Aviv is het niet denkbeeldig dat je een Hamas-raket op je knar krijgt. Toch slaagden zelfs deze mensen erin om de slachtoffer-dader-frames in het Gaza-conflict te doorprikken. Dat is hoopvol. Want zoals een vrouw met een Palestijnse vader en een Joodse moeder opmerkte: ‘Wat we ook lijden, haat maakt het erger’.

 

Foto: Freeimages.com/M. Nota

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Ik vind dat die mega korte broekjes terug moeten in de voetballerij. En dan zo’n hoosbui als tegen Spanje. Mooi man…’. Dat twitterde zangeres Babette van Veen vorige week, voordat de halve finales van het WK begonnen. En zij was lang niet de enige die hardop genoot van al het mannelijk schoon op het veld. ‘Voor de meeste vrouwen wordt het pas leuk als de shirtjes worden gewisseld’, stelde de Telegraaf, waarna de krant meldde dat de Chileen Mauricio Pinilla was verkozen tot mooiste speler van het toernooi. De lezers van gaysite.nl wezen ter aanvulling Daley Blind aan als ‘lekkerste Nederlander’. Zelfs het serieuze RTL Nieuws maakte op haar website in alle ernst plek voor de uiterlijke beoordeling van de zeven knapste voetballers, waaronder wederom ons nationale snoepje Daley, en de zeven lelijkste, waaronder de Franse keeper Stéphane Ruffier.

Het is een interessant fenomeen, dit objectificeren van het mannenlichaam. Het doet me denken aan die Coca Cola-reclames, waarvan de eerste midden jaren negentig op televisie kwam. Een groep kantoormevrouwen stoot elkaar aan en loopt snel naar het raam: ‘Het is half twaalf. Coca Cola Light break!’. Daar zien ze hoe een een appetijtelijke bouwvakker zijn uiterst welgevormde bovenlijf – voorzien van precies de juiste hoeveelheid spieren en borsthaar – ontbloot en een blikje cola nuttigt. ‘And I just want to make love to you’, zingt Etta James zwoel op de achtergrond.

Er zat een zekere triomf in die reclame. Het was alsof de kantoordames iets terugpakten dat vrouwen was afgenomen. In de westerse samenleving worden normaal gesproken vooral vrouwen geobjectificeerd. In reclames worden sexy vrouwenlichamen ingezet om vrijwel alles te verkopen, van knäckebröd tot deodorant. Maar deze Coca Cola Light-man, zo leken de vrouwen te willen zeggen, die is er voor óns. En de seksualiteit die daar bezongen wordt, die behoort óns toe. Die omkering van de seksuele macht is op zijn minst verfrissend. Misschien zelfs empowering.

Hetzelfde geldt voor het openlijk bewonderen van sexy voetbaltorso’s in al dan niet natgeregende strakke shirtjes. Tenminste, zolang de mannen het lustobject zijn. Over Veronica’s WK Lingerie, waarin schaarsgeklede vrouwen penalty’s probeerden te nemen, hoorde ik vooral veel mensen verzuchten dat het zo’n seksistisch cliché was.

Dat levert wel een wat vreemde situatie op. Gedrag dat traditioneel gezien vooral door mannen werd vertoond is voor hen niet langer toegestaan – want seksistisch en dus onwenselijk –, terwijl het voor vrouwen juist bevrijdend is om precies dát te doen wat we van mannen niet langer pikken.

En dat geldt ook buiten de wondere wereld der objectificering. Het feministisch maandblad Opzij ageert bijvoorbeeld in alle toonaarden tegen de uitsluiting van vrouwen, maar in 2008 stelde de redactie toch dat mannen niet mochten solliciteren voor de vrijgekomen functie van hoofdredacteur. Een ingreep die ik op zich wel kan begrijpen. Om een parallel te trekken met de Coca Cola Light-break: juist door seksistisch te zijn kon de redactie iets beschermen dat in het verleden was afgenomen. In dit geval: de vrouwelijke stem in het maatschappelijk debat.

Toch wringt er iets. Zo past deze aanpak maar moeizaam met het gekoesterde ideaal van gelijke behandeling. En hoe meer de emancipatie voortschrijdt, hoe meer het begint te schuren wanneer vrouwen seksisme en objectificering gebruiken om zichzelf te bevrijden.

Dat schuren wordt heel treffend gedemonstreerd door twee Amerikaanse tieners, slam poets David Faganya and Gabe Barralaga. Ze droegen tijdens een wedstrijd een gedicht voor over hun lichaam, en hun fitnesspogingen om hun torso meer te laten lijken op dat van Matthew McConaughey. ‘I’m trying to get this beach body’, zeiden ze. Tevergeefs, want de één was niet gespierd genoeg, en de ander was te dik: ‘Het strand is geen plek voor een walvis als ik.’ Ze sloten af met de woorden: ‘Maar we zijn moe, en uitgeput, van proberen iets te worden wat we niet zijn.’

Wat me trof aan hun voordracht was hoe herkenbaar het was. Het gevoel alleen te kunnen slagen als je uiterlijk aan torenhoge eisen voldoet, de gegarandeerde ontevredenheid met je lichaam die het gevolg is – het zijn dingen waar meisjes en vrouwen al decennia onder gebukt gaan en waar feministen zich al bijna even lang terecht tegen verzetten. Dat jongens nu hetzelfde ervaren is geen vooruitgang, het is triest. Emancipatie ging nooit over een gelijk recht op objectificering. En het laatste wat jongens nodig hebben zijn mensen die bevestigen hoe belangrijk zo’n perfect mannenlichaam is.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Een meisje werd weggestuurd bij een schoolfeest omdat haar kleding ‘onpure gedachten’ opriep bij de aanwezige mannen. Een president zei over homo’s: ‘Ik wist nooit wat ze deden. Het werd me onlangs verteld en wat ze doen is vreselijk. Walgelijk.’ Een meisje van twee werd vermoord om iets wat een geestelijke had gezegd. Militairen lieten hun vijanden als honden aan een ketting over de vloer kruipen. Een extremistische groep stelde dat mensen van andere religies geen ziel hebben en dat alle Joden onderdeel van Het Kwaad zijn.

U denkt hierbij aan moslims? Helaas, dan gaat u niet door voor de koelkast. Het bovenstaande vond plaats op respectievelijk een schoolfeest in Virginia, in het overwegend christelijke Uganda en in de door Amerikanen bezette Abu Ghraib-gevangenis. Het peutermeisje kwam uit Florida, waar ze door de ex-vriendin van haar moeder in de badkuip werd verdronken omdat deze vrouw tijdens een kerkdienst het idee had opgedaan dat ze – net als in het bijbelse verhaal van Abraham en Isaac – het kind moest offeren. God zou haar dan tegenhouden, mits dat Zijn plan was. En de extremistische groep bestaat vrijwel uitsluitend uit evangelische en protestantse ultra-rechtse Amerikanen. Zij stellen dat alle niet-blanken afstammen van de zielloze ‘moddermensen’ die al op de aarde leefden voordat God onze gabber Adam schiep. Oh, en joodse mensen zijn kinderen van Satan. Dan weet u dat.

Ik moest aan deze voorvallen denken toen ik afgelopen woensdag de column van Max Pam las. Hij probeerde daar, door een aantal voorbeelden van extremistische en islamitisch angehauchte terreurorganisaties te geven, de stelling te onderbouwen dat de islam als religie niet deugt. Sarcastisch merkte hij op: ‘Al die vermoorde mensen, al die verkrachte vrouwen, al die kinderen die met een bomgordel naar de vijand zijn gestuurd, die hebben helemaal niets met de islam te maken. Zij vertegenwoordigen in geen enkel opzicht de islam.’

Het leidt geen enkele twijfel dat deze organisaties – ISIS, Boko Haram, Al Shabaab, de Taliban – gruweldaden plegen uit naam hun geloof. Maar als we de redenering van Pam consequent doortrekken en complete religies gaan afrekenen op wat extremisten doen, dan moeten we ook vaststellen dat het christendom een godsdienst is van vrouwenhaters, homohaters, sadisten, kindermoordenaars en antisemieten.

Toegegeven, de Jezus-liefhebbers hebben vandaag de dag niet het meeste bloed aan hun handen. Als het tot een wedstrijdje religieus-terroristisch vérplassen zou komen dan vermoed ik dat de moslims winnen (hoewel je best zou kunnen beargumenteren dat de weigering van de meeste christelijke kerken om zich enthousiast uit te spreken vóór condoomgebruik ze in ieder geval deels verantwoordelijk maakt voor de slordige anderhalf miljoen doden die er elk jaar in Afrika en Azië vallen door de aids-epidemie – maar dat terzijde).

Historisch gezien hebben echter vooral de christenen qua georganiseerde moord en doodslag een formidabele staat van dienst. Neem alleen al de Europese invasie van Noord- en Zuid-Amerika door de zeer vrome Columbus en co. Zij zagen hun onderneminkjes vooral als manier om het christendom te verspreiden. Een grapje dat volgens de meest conservatieve schattingen aan twee miljoen mensen het leven kostte. Minder conservatieve historici schatten dat er toentertijd veel meer mensen in de Amerika’s woonden en dat het aantal dus veel hoger ligt, tot wel honderd miljoen. Daar kan ISIS nog een puntje aan zuigen. En dan hebben we bonusklappers als het kolonialiseren van delen van Azië, Afrika, en Oceanië, de slavernij en de kruistochten niet eens meegeteld.

Dit alles zeg ik trouwens niet om de afschuwelijke misdaden die uit naam van de islam worden gepleegd goed te praten. Of om weg te kijken bij de rol die religie en ideologie kan spelen in het ‘rechtvaardigen’ van moord en verkrachting. En ik probeer ook al niet te betogen dat het christendom een verdorven godsdienst is.

Mijn punt is: homo sapiens zijn niet altijd zulke hele jofele wezens. Ik roep even het klassieke experiment van psycholoog Philip Zimbardo in herinnering, die in de jaren zeventig een stukje van de universiteit van Stanford omtoverde tot helse gevangenis, met studenten als sadistische bewakers. Er is veel gediscussieerd over waarom dat gebeurde: was het gehoorzaamheid aan gezag? Identificeerden mensen zich met de leider van deze gevangenis? Hoe het ook zij, de les blijft hetzelfde: er zit kwaad in de mens. Niet in iedereen even veel, maar dat hangt dan weer niet af van welk heilige boek iemand hoogacht. Het kwaad is er ongeacht religie. Niet dankzij.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Vrouwen zijn geen slaaf van hun hormonen. Zelfs als ze op hun allervruchtbaarst zijn, hebben ze geen andere smaak qua mannen dan wanneer de eierstokjes minder jeuken, zo las ik afgelopen zaterdag in deze krant. En dat terwijl evolutiepsychologen al vele jaren voorspellen dat juist in de periode rondom de ovulatie vrouwen een hormonaal aangedreven voorkeur hebben voor een vlugge wip met een dominante, breedbekaakte, symmetrische machoman. Ook al hebben de dames de rest van de maand het liefst een zorgzame vent, hun eitjes laten ze het liefst bevruchten door een man die alle tekenen heeft van een stoer genenpakket.

Althans, dat was dus de theorie waar mee werd afgerekend. De afrekenaar in kwestie was Hidde Boersma, die zich baseerde op een pas verschenen meta-analyse, dus op een publicatie waarin alle deugdelijke studies naar de link tussen cyclus en partnerkeuze samen werden bekeken. Het waren er wel 58, waarmee de onderzoeksgroep van psycholoog Wendy Wood liet zien dat de keuze voor een bepaald type kerel helemaal niet varieert gedurende de maand. ‘Een romantisch verzinsel’, duidde Boersma de evolutiepsychologische theorie.

Het was mooi gezegd, maar bij psychologiehoogleraar Mark van Vugt schoot het in het verkeerde keelgat. ‘Slechte wetenschapsjournalistiek’, twitterde hij meteen. De reden: er is nóg een recente meta-analyse, óók naar de link tussen de vrouwelijke cyclus en partnervoorkeur, en die zat niet in Boersma’s stuk. Extra sappig: die meta-analyse – van Martie Haselton en collega’s – concludeerde juist het tegenovergestelde.

Wat is hier aan de hand? Ik stak mijn licht op, en hoorde dat team Wood en team Haselton ooit samen op het meta-analytische pad waren. Maar ze kregen ruzie over welke studies goed genoeg waren om mee te mogen doen. Wood wilde een handjevol buiten de analyse laten omdat ze de vruchtbare periode te ruim definieerden. Sommige rekenden met wel twaalf vruchtbare dagen per cyclus, terwijl vrouwen in werkelijkheid maar op zes dagen kans hebben op bingo.

Daarnaast schrapte Wood nog een paar studies omdat de bijbehorende publicatie leed aan statistische vaagheid, en de onderzoekers desgevraagd niet over de brug kwam met cijfermatige duidelijkheid. In beide gevallen gaat het om studies die Haselton in haar meta-analyse wel meenam. En in beide gevallen gaat het ook om juist die onderzoeken die een sterk verband lieten zien tussen menstruatiecyclusmoment en mannenkeuze. Dit verklaart voor een belangrijk deel waarom Woods meta-analyse een totaal andere conclusie trekt dan die van Haselton en co.

De vraag is welke keuze beter is. Heeft Wood ons behoed voor een staaltje misleidende slodderstatistiek? Of heeft Haselton juist een aantal waardevolle studies gered van gewisse uitsluiting? Of speelt er nog iets anders?

Misschien wel. Haselton en Wood zijn namelijk van verschillende wetenschapskampen. Haselton verklaart modern gedrag graag vanuit de evolutiebiologie. Zo was ze afgelopen december nog in het nieuws met de ontdekking dat vrouwen meer spijt hebben van een een one night stand dan mannen. Deze afkeer van de eennachtswip zit volgens haar als sinds de oertijd in het damesbrein ingebakken. Immers: seksuele losbandigheid was riskant, want voor je het wist was je zwanger. En dat was niet een investering die je wilde aangaan met het DNA van zomaar elke lul de behanger.

Wendy Wood, daarentegen, ziet cultuur en sociale rollen als belangrijkste verklaring voor gedrag. In een veelgeciteerd onderzoek maakt ze bijvoorbeeld gehakt van één van de hardnekkigste sprookjes uit de evolutiepsychologie: het idee dat vrouwen sinds de prehistorie een aangeboren voorkeur hebben voor een rijpere, welgestelde man die hen kan onderhouden. Wood vergeleek verschillende jager-verzamelaarsvolkeren met elkaar, en ontdekte dat dit alleen geldt in culturen waarin vrouwen zelf nauwelijks bestaansmiddelen hebben. In culturen waarin vrouwen zelf echter de kost bijeen scharrelen, hebben ze liever een zorgzame vent die goed is met de kinderen.

Het ligt in de rede dat deze intellectuele tweespalt invloed heeft gehad op hoe Haselton en Wood naar de studies over menstruatiecyclus en mannenvoorkeur keken, al weten we dat natuurlijk niet zeker. Ironisch genoeg is het normaal gesproken juist vaak zo dat meta-analyses de strijd tussen twee wetenschapskampen beslechten. Hierin staat immers onze beste beschikbare kennis, de samenkomst van alle deugdelijke studies die naar een onderwerp zijn gedaan, de gouden veer in de kont van het academisch bedrijf.

Ik vraag me af: als we niet meer op die gouden veer kunnen terugvallen, wat kunnen we dan nog wéten? Misschien vooral dit: objectief onderzoek is een illusie. En wetenschappers zijn net mensen.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

We rollen nog net geen rode loper uit, en er is ook geen champagne. Maar verder is er bijna niets dat we niet willen doen om meer mannen voor de basisschoolklas te krijgen, zo las ik afgelopen woensdag in deze krant. Meer geld, betere carrièreperspectieven, meer status, minder knippen en plakken met olijke kleutertjes – van CNV Onderwijs mag er in de zoektocht naar meer meesters heel veel op de schop.

Want meester zijn moet weer léúk worden. Een mannelijke gymleraar vertelde er nog geruststellend bij dat juffen in de lerarenkamer heus niet altijd over vrouwenonderwerpen praten. Ze hebben het ook weleens over vakantie, bijvoorbeeld. Het zijn net mensen.

De reden voor deze meest recente uitbarsting van meester-enthousiasme is dat nog slechts een erbarmelijke 12 procent van de pabo-bevolking man is. Naar de gevolgen van deze ontwikkeling is nooit onderzoek gedaan, meldde het krantenbericht, maar betrokkenen vinden dit mannentekort een groot probleem, onder andere omdat jongens zo geheel gespeend blijven van geslachtelijk goed passende rolmodellen. (Overigens is dat ‘nooit onderzoek’ niet helemaal juist. In 2004 concludeerde het onderzoeksinstituut ITS op basis van een analyse onder 60.000 leerlingen: ‘Het geslacht van de leerkrachten is niet van invloed op de prestaties, houdingen en gedrag van de leerlingen.’)

Hoe anders gaat het wanneer vrouwen in een bepaalde beroepsgroep goeddeels ontbreken. Neem de ondervertegenwoordiging van dames in de hoge bestuursfuncties in het bedrijfsleven. Toen het Europees Parlement deze zaak afgelopen november met een quotumvoorstel een zetje in de goede richting gaf, was de kritiek niet van de lucht. Het gebrek aan topvrouwen was vooral een kwestie van ongelukkige vrouwelijke keuzes, heette het, zoals een onwil om een carrièrelang meer dan zestig uur per week te werken. Een volkomen particulier probleem van de individuele vrouw dus, dat ze zelf maar moet oplossen door zich beter te schikken naar de mores van de ratrace. Geen bijna-champagne voor haar. Zeker niet iets om een compleet arbeidssituatie voor op de schop te nemen.

Dit patroon komt vaker voor: hebben mannen of jongens een akkefietje, dan wordt dit al snel verheven tot een Probleem van Nationale Importantie. Te paard! Commissies! Meer geld! Maar zit vrouwen of meisjes iets dwars, dan moeten ze zelf maar hun weg uit het moeras zoeken.

Een voorbeeld. De jongenscrisis – u weet wel, het idee dat onze boys met al hun rouwdouwerigheid niet goed passen in die gefeminiseerde samenleving met overal juffen en taal en stilzitten, waardoor ze onderpresteren op school – staat al jaren heel hoog op de politieke en wetenschappelijke agenda. De boodschap is steeds dat de school, de kinderopvang, de ganse samenleving zich moet herinrichten om beter bij deze jongens te passen. Gescheiden lessen, meer meesters, ander lesmateriaal, meer ruimte voor lichamelijke activiteit in de klas, geen plan is te mal.

Maar nu blijkt er ook een meisjescrisis te zijn: ze hebben te weinig zelfvertrouwen. Volgens het recent verschenen boek ‘The confidence code’ is dit een van dé oorzaken voor de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de hogere regionen van de arbeidsmarkt. De Amerikaanse journalist Soraya Chemaly merkt op dat ook dit als privéprobleem wordt gezien: het is een issue dat vrouwen zelf moeten overwinnen. En ook al zijn er wetenschappelijke aanwijzingen dat meiden met veel meer zelfvertrouwen aan hun schoolloopbaan beginnen dan dat ze hem besluiten, ik voorspel dat de cavalerie der onderwijswijsverandering deze keer niet uitrukt.

Iets vergelijkbaars gebeurt trouwens op etnisch gebied. Hoewel zorgen over voornoemde jongenscrisis oorspronkelijk zwarte, vaderloze jongens in Amerikaanse achterstandswijken betrof, gaat dit debat zowel daar als hier tegenwoordig vrijwel exclusief over witte Vinex-jongens. Wanneer gekleurde jongens het niet goed doen op school, uitvallen, op straat rondhangen of anderszins uit de pas lopen, zegt niemand: ach, ja, boys will be boys. Laten we deze baldadige knullen als maatschappij wat meer de ruimte geven. In tegendeel: ze vallen al gauw in de categorie kut-Marokkaan (dixit Rob Oudkerk) die vernederd moet worden (dixit Hans Spekman).

Zelf ben ik een groot voorstander van meer ruimte voor balddadige rouwdouwers. En van meer meesters voor de klas. Diversiteit, olé! Champagne! Kom maar op met die samenlevingsbrede rode loper! Maar doe dit dan ook voor onzekere meisjes, gestrande op-weg-naar-de-topvrouwen en kut-Marokkaantjes. Gooi van alles op de schop voor iedereen, niet enkel wanneer witte jongens of mannen ondergesneeuwd dreigen te raken. Want dat is het tegenovergestelde van diversiteit: een bevestiging dat een witte man voor veel te veel beleidsmakers nog steeds de meeste waarde heeft.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.