dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Het kan de beste overkomen. Je zit op een terrasje in de zon, of achter je computer, en ineens heb je zomaar plotseling ergens een mening over. Psycholoog Lester Hoekstra werd deze zomer op de camping door dit noodlot getroffen, zo las ik afgelopen dinsdag in zijn opiniestuk op de Volkskrant-website. Tussen de tenten en de caravans had hij geobserveerd dat kleuters krijsen als ze hun zin niet krijgen, en dat ouders de vruchten van hun lendenen tijdens zo’n gilpartij niet corrigeren, maar negeren. En daar vond Hoekstra wel iets van.

Dat het fout was, bijvoorbeeld. De psycholoog denkt dat het niet werkt om je doof te houden voor het geloei van je oempaloempa, maar dat paps of mams beter direct ingrijpt: ‘Meteen duidelijk laten weten dat hij zijn gekrijs moet staken. Desnoods met een corrigerende tik.’ Een kind heeft leiding nodig, stelt Hoekstra, want zo leert het dat je in het leven soms maar gewoon moet doen wat je gezegd wordt. En dat is, ook voor de ontwikkeling van junior zelf, veel beter dan de huidige overleg- en verwencultuur waarin kinderen allerlei schokkende zaken krijgen, zoals inspraak.

Het opvallende aan deze acute aanval van opinievorming is dat Hoekstra zijn mening vrijwel nergens onderbouwt met iets als feiten of onderzoek. Dit blijkt al uit zijn taalgebruik. Het effect van negeren ‘valt vast tegen’, schrijft hij. Dat een kind het waarom achter dat negeren snapt ‘lijkt mij zeer onwaarschijnlijk’. Hij begint alinea’s met woorden als: ‘Ik denk dat het veel beter is…’ en mijn persoonlijke favoriet: ‘We weten allemaal…’

Nou zijn er plenty mensen die zo’n stukje feitenvrij opiniegebeuren geen bezwaar vinden. Iedereen heeft toch recht op een mening, zeggen zij, en meningen kunnen bovendien niet goed of fout zijn. Maar die zienswijze klopt niet helemaal, schreef de Britse filosoof Patrick Stokes in 2012 in een artikel op The Conversation. Dat komt omdat er ruwweg twee soorten meningen zijn. De eerste gaat over persoonlijke voorkeuren: of je meer van pannenkoeken of van patat houdt, dat werk. Hoekstra was in deze categorie gebleven als hij had gezegd: ‘Als mijn spruit krijst, wil ik hem het liefst een klap geven.’ En ik had dan kunnen antwoorden: ‘Nou, ik geef mijn kleine brulaapjes dan liever een knuffel.’

Daarmee was de kous dan af geweest, want Stokes stelt dat het onnozel is om te discussiëren over zulke voorkeuren: je kunt niet zeggen dat het fout is dat iemand friet lekkerder vindt dan poffertjes. Het probleem is echter dat we de neiging hebben om die notie van onbetwistbaarheid door te trekken naar de tweede soort meningen: zienswijzen waarin stiekem een uitspraak verstopt zit over hoe de werkelijkheid in elkaar zit.

De meeste opinies in de krant zijn van dit soort, en zo ook die van Hoekstra. Zijn mening is dat strenge discipline goed is voor kinderen. Hierin zit een aanname verborgen: kinderen die autoritair worden opgevoed, zijn beter af (en krijsen minder). Van onbetwistbaarheid is hier geen sprake; de mening ontleent zijn geldigheid aan de aanname, en aangezien de aanname kan kloppen of niet, kan de mening dus goed of fout zijn.

In het geval van Hoekstra is zijn mening fout, want de aanname is onjuist. Journalisten Gabriëlle Jurriaans en Annemiek Verbeek meldden twee jaar geleden al in Vonk dat een autoritaire opvoedstijl wangedrag juist kan aanwakkeren. Ze baseerden zich op onderzoek, zoals dat van een Leidse pedagoog, die al promoverend had vastgesteld dat kinderen door uitleg en afleiding beter leren hun emoties en gedrag te beheersen dan door straf.

‘Het probleem komt van mensen wiens opinies eigenlijk misvattingen zijn’, schreef journalist Jef Rouner onlangs in Houston Press. ‘Als je denkt dat vaccins autisme veroorzaken dan verkondig je een feitelijke onjuistheid, niet een opinie.’ Het is natuurlijk een voorbeeld, net als Hoekstra’s stuk over krijsende kinderen, maar het punt is helder: zonder feiten is een opinie op zijn best hoogstpersoonlijk en verder nietszeggend, en op zijn slechtst een zielig vehikel voor flauwekul en misinformatie.

Zul je altijd zien dat ik juist nu bij mezelf ineens allerlei meningen voel opborrelen. Zoals deze: ik vind dat u als lezer van deze krant recht heeft op betere meningen. En: ik denk dat de wereld in het algemeen en de krant in het bijzonder er beter van zou worden als we bij elke opinie een degelijke onderbouwing zouden verlangen. Dat is trouwens iets waar u, lieve lezer, ook mij aan mag houden. Sterker nog: ik zou teleurgesteld zijn als u dat niet doet.

Bronnen/onderbouwing:

Patrick Stokes op The Conversation: http://theconversation.com/no-youre-not-entitled-to-your-opinion-9978

Vonk stuk van Annemiek Verbeek en Gabriëlle Jurriaans: http://annemiekverbeek.nl/wp-content/uploads/2013/06/Vonk22juni2013.pdf

Jef Rouner in Houston Press: http://www.houstonpress.com/arts/no-it-s-not-your-opinion-you-re-just-wrong-updated-7611752

Ook nog informatief, over de ‘verwencultuur’: http://kroost.org/jeugd/tot-op-het-bot-verwend-een-tijdloze-klacht/

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Vindt de overheid het nog wel belangrijk dat we gelukkig zijn? Die vraag speelt al dagen door mijn hoofd. Dat is de schuld van Wim van Pelt, voorzitter van de vakvereniging van UWV-verzekeringsartsen. Hij stelde vorige week dat er 150.000 arbeidsongeschikten ten onrechte een uitkering krijgen. Deze mensen zijn vaak jaren geleden met reden afgekeurd, inmiddels stiekem beter geworden, maar nooit herkeurd en dus niet aan het werk.

Op het NOS-journaal gaf Van Pelt een voorbeeld van iemand die in de psychische penarie zat en ook nog een rugoperatie kreeg. Dat laatste is een tijdelijk issue, en ‘psychische problemen lossen meestal ook op’, aldus de arts. ‘Maar in de praktijk gaan we deze mensen niet meer terugzien.’ Van Pelt wil daarom dat zijn artsenclub meer gaat herkeuren; een wens die ongetwijfeld helemaal niets te maken heeft met het feit dat het UWV tot 2018 wel 580 miljoen euro moet bezuinigen op de uitvoering van de sociale zekerheid.

En toen begon mijn gedachtetrein te rijden. Want als het UWV deze langdurig arbeidsongeschikten fit verklaart, waar moeten ze dan aan de slag? Ons land telt meer dan 600.000 werklozen, waarvan bijna de helft langdurig; hoe gaat iemand die ernstig ziek is geweest en jaren thuis heeft gezeten op die arbeidsmarkt aan een baan komen? Houdt het voorstel van Van Pelt niet gewoon in dat we een grote groep burgers van de WIA naar de bijstand verhuizen? Wat ongetwijfeld puik nieuws is voor de schatkist – maar wat betekent dit voor het leven van deze mensen? Voor hun geluk?

Ik was benieuwd wat er verder zoal over dit onderwerp is geschreven, en tijdens mijn zoektocht kwam ik in het archief een opiniestuk tegen van een andere keuringsarts, ene R.T. Hupkens. Het was een oudje, uit 2001, toen de keuringsartsen nog niet van het UWV waren maar van Cadans, en de WIA nog de WAO heette. Het artikel was een reactie op politieke ophef over het te geringe aantal herkeuringen (Groundhogday-momentje). Een regering had ooit bedacht dat alle WAO’ers elke vijf jaar opnieuw door een Cadans-arts gezien moesten worden, maar daarvoor ontbrak ook toen al de menskracht en bovendien was het volgens Hupkens niet nodig: je kon vaak aan iemands dossier ook wel zien of het qua baan nog wat ging worden. ‘Onder de mensen die al erg lang een WAO-uitkering hebben, zijn uiteraard veel mensen die ongeneeslijk of zeer langdurig ziek zijn. Dat is nu eenmaal vaak de reden waarom zij zo lang een uitkering hebben. (…) Daar helpt geen enkele herkeuring iets aan’, schreef hij.

Wat opvalt, is de empathie in het stuk. Strenge herkeuringen betekenen voor veel arbeidsongeschikten ‘een toekomst vol onzekerheid’, vreest Hupkens. ‘Er wordt nog wel eens vergeten dat een keuring voor nogal wat arbeidsongeschikten zeer belastend is. Vaak krijgt de arts tijdens zijn spreekuur te horen dat de cliënt vanaf het moment waarop de uitnodiging voor het spreekuur wordt ontvangen niet meer kan slapen. Niet zelden betreft het mensen met zware psychiatrische problematiek.’

Dat laatste geldt anno 2015 des te meer. Afgelopen juni berichtte Elsevier dat er dit jaar voor het eerst meer mensen arbeidsongeschikt zijn om psychische redenen dan om lichamelijke. Het blad was hier trouwens weinig empathisch over: ‘Nederland telt 820.000 arbeidsongeschikten en dat aantal wil maar niet echt dalen. Velen staan met een psychische aandoening langs de kant. Dat kost het land miljarden.’ Over een Wajonger met een lichamelijke en verstandelijke beperking schreef Elsevier dat hij ‘van huis uit niet bepaald arbeidsethos meekreeg’. En over die psychische problemen (cursiefje van mij): ‘Wie tijdelijk niet lekker in zijn vel zit, behoudt zijn uitkering vaak levenslang.’

Het is het bekende beeld: mensen zonder werk zijn kostenposten, arbeidsongeschikten zijn lui, psychische aandoeningen zijn geen echte ziekten – en al zijn er niet genoeg banen, iedereen moet werken. Zoals psychiater Paul Verhaeghe van de Universiteit Gent zei in Psychologie Magazine: ‘Materialisme is het hoogste goed geworden – je moet targets halen en veel geld verdienen. Als mens word je beoordeeld op één ding, je productie. Niet meer op wat en wie je allemaal nog meer bent.’

Verhaeghe vertelt hoe deze cultuur mensen juist ziek maakt; ze bezwijken onder de contante prestatiedruk, raken depressief van de angst om in hun baan te falen. Het zou zomaar kunnen dat het met veel van die ‘onterechte’ arbeidsongeschikten juist goed gaat omdát ze niet hoeven te werken. En dat deze mensen van herkeuringen vooral ongelukkig worden (en arm). Ik hoop maar dat het de overheid iets kan schelen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Uit de krant begreep ik dat ik als feminist diep teleurgesteld had moeten zijn in Amnesty International. Die hebben namelijk afgelopen woensdag een resolutie aangenomen waarin ze pleiten voor het decriminaliseren van prostitutie. Dit ondanks forse kritiek van feministen – waaronder mijn waarde collega Elma Drayer, die in haar column stelde dat Amnesty van hoerenlopen een mensenrecht wilde maken, en dat feministen die sekswerkers steunen de weg kwijt zijn.

Dat klinkt verontrustend, maar toch voel ik me vrij opgewekt over Amnesty. Niet dat ik denk dat de organisatie hier niets te verwijten valt. Zo hebben ze nagelaten om in grote, vriendelijke letters ‘GEEN PANIEK’ op de cover van hun resolutie te zetten. Een onverstandige beslissing van ze; wie weet waren voornoemde feministen dan wat minder van de leg geweest.

Misschien waren ze zelfs voldoende gekalmeerd om op te merken wat er níét in de resolutie stond: dat hoerenlopen een mensenrecht moet zijn. Dat stond trouwens ook niet in de eerder uitgelekte versie; de versie waaruit Drayers column toch die conclusie trok. Drayer citeerde ter onderbouwing een passage waarin Amnesty beredeneert dat het criminaliseren van mensen die seks kopen een schending kan betekenen van hun recht op privacy, vrij meningsuiting en gezondheid. ‘Zouter heb ik in het in lang niet gegeten’, stelt ze.

Hier treedt echter een probleempje op in de column, want uit Amnesty’s redenering volgt – qua wetten der logica – niet dat hoerenlopen een mensenrecht zou zijn. Er staat enkel dat lieden die seks kopen mensenrechten hebben, wat echt iets anders is. Het is bovendien logisch dat ze die hebben; in de bijbehorende Universele Verklaring staat immers niet ‘Alle mensen… (PS Behalve hoerenlopers)’.

Bovendien blijkt de redenering in kwestie slechts een voetnoot te zijn; even terzijde een samenvatting van een eerder standpunt van Amnesty over het Zweedse model. Deze voetnoot over oud beleid in een voorlopig document was bovendien een tikkie selectief geciteerd. Iets verderop, wel in de lopende tekst, stond een passage van dezelfde strekking. Het ging over hoe het uiten van seksualiteit, bijvoorbeeld bij een sekswerker, bevorderlijk is voor de levensvreugde en gezondheid. Maar daar luidt de conclusie van Amnesty: ‘De inmenging van de staat met hoe een volwassene van plan is seks te hebben met een andere instemmende volwassene is daarom een opzettelijke inmenging in de autonomie en gezondheid van die persoon.’ Een prima en niet bijster zout principe, lijkt me; ik kan me niet voorstellen dat er feministen zijn die willen dat Vadertje Staat bij ons in bed kruipt.

Beide passages stonden trouwens niet in de uiteindelijke resolutie. Wel allemaal andere buitengewoon vreselijke dingen, zoals dat landen hun best moeten doen om te zorgen dat sekswerkers toegang hebben tot álle mensenrechten, zoals het recht om arbeid en op gezondheid. Schokkend, ik weet het, maar in die Universele Verklaring stond ook al niet ‘Alle mensen… (PS Behalve prostituees)’. Er staat ook in de resolutie dat landen alles moeten doen om uitbuiting en mensenhandel tegen te gaan (schande!). Dat landen de boel economisch, sociaal en cultureel zo moeten regelen dat niemand zich door armoede gedwongen ziet om de prostitutie in te gaan (heel erg!). En dat sekswerkers zélf het beste weten wat er moet gebeuren om hun welzijn en veiligheid te garanderen (revolutionair!).

En wat volgens sekswerkers en Amnesty dus moet gebeuren, is decriminalisatie. Daar hebben ze goede redenen voor; we doen even een kleine bloemlezing. Als prostitutie verboden is, zijn sekswerkers superkwetsbaar. Zo durven ze vaak geen aangifte te doen van verkrachting door klanten. In sommige landen worden ze gechanteerd door corrupte politie-agenten. Of ze worden ‘gered’ en krijgen de keuze tussen opsluiting of kleding naaien tegen een hongerloon, zoals bleek uit een documentaire die VICE News maakte in Cambodja. Zelf als alleen de klant strafbaar is, moeten sekswerkers nog stiekem werken – en dat is minder veilig. En als prostitutie legaal is maar niet gedecriminaliseerd (zoals in Nederland, waar het vak is omgeven door zoveel strikte regels dat sekswerkers weinig vrijheid hebben om hun eigen werkomstandigheden te bepalen, omdat ze al gauw tóch strafbaar zijn) loopt een sekswerker nog steeds risico op exploitatie door bordeeleigenaars, huisjesmelkers enzovoorts.

Het zou pas diep teleurstellend zijn als we deze misstanden gewoon zouden laten bestaan. Dus ben ik blij met Amnesty en trots op alle working girls die maar blijven strijden voor rechten en veiligheid. Verder zie ik geen reden tot paniek. Want laten we wel wezen: hoe kunnen feministen nou tegen rechten voor vrouwen zijn?

Bronnen:

Resolutie Amnesty: http://www.amnesty.org/policy-on-state-obligations-to-respect-protect-and-fulfil-the-human-rights-of-sex-workers/

Eerder uitgelekte versie: http://www.scribd.com/doc/202126121/Amnesty-Prostitution-Policy-document#scribd

Toelichting van Amnesty op nieuwe policy: http://www.amnesty.org/qa-policy-to-protect-the-human-rights-of-sex-workers/

Documentaire VICE News: van sekswerker naar kledingmaker in Cambodja http://www.vice.com/video/the-high-cost-of-cheap-clothes-198

Forse internationale kritiek van feministen: http://www.volkskrant.nl/buitenland/ook-de-sekswerker-heeft-rechten~a4118392/

Column Elma Drayer: http://www.volkskrant.nl/opinie/amnesty-laat-zich-inpakken-door-happy-hookers-van-de-sekswerkerslobby~a4114982/

Risico’s van legalisering zonder decriminalisering: https://ashatenbroeke.nl/2015/04/08/maak-seks-werk/

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Dat was verdraaid goed nieuws, vorige week op het NOS-journaal. Rotterdamse onderzoekers hadden ontdekt dat één op de drie dementiegevallen te voorkomen is. Er blijkt namelijk een aantal vermijdbare leefstijlrisicofactoren te bestaan, wat – naast een uitstekend Scrabble-woord – de suggestie oplevert dat mensen zelf van alles kunnen doen om de kans te verkleinen op een avondrood vol verwarring en vergeten leven. Wie zijn bloeddruk laag houdt en zorgt dat hij geen diabetes krijgt, is al heel goed bezig. De mensen van het journaal draaiden er een voxpopje bij met blije sportschoolsenioren van variërende fitheid, en alles leek cool en oké in de wereld.

Tijdens de uitzending googelde ik even mee. Dat is een gewoonte van me, want als het aankomt op wetenschapsnieuws is de NOS vaak wat kwalitatief uitgedaagd. Tijdens mijn digitale speurtocht stuitte ik op het bijbehorende persbericht van het Erasmus MC, waar de vrinden van het journaal zich overigens keurig aan hadden gehouden. In dat persbericht bleek dat, na hoge bloeddruk, vooral opleidingsniveau invloed heeft op dementie. ‘Een hoge opleiding vermindert de gevolgen die de ziekteprocessen hebben op het mentaal functioneren. Er is eigenlijk meer reservecapaciteit om de gevolgen van de ziekte op te vangen.’

Meer reservecapaciteit, dat klinkt wederom uiterst puik. En ik twijfel er niet aan of de Rotterdammers hebben in theorie gelijk. Maar betekent dat echt dat in de praktijk een lage opleiding ‘vermijdbaar’ onderdeel van iemands ‘leefstijl’ is?

Het idee dat dubbeltjes met een beetje goede onderwijswil op grote schaal kwartjes kunnen worden, is al een tijd populair. Tien jaar geleden opperde Mark Rutte – toen nog niet Eindbaas van BV Nederlanders maar staatssecretaris van onderwijs – dat het goed was als in 2030 niet meer een kwart maar de helft van de mensen was afgestudeerd aan hbo of universiteit.

Helaas is de wetenschap achter dit optimistische geloof in ons collectieve kwartjespotentieel nogal ontnuchterend. Zo schrijven onderwijspsychologen David Berliner en Gene V Glass (feitje tussendoor: tevens uitvinder van de meta-analyse) dat het een misvatting is dat scholen alle kinderen alles kunnen leren en iedereen kunnen verheffen. In hun boek ‘50 myths and lies that threaten America’s public schools’ verwijzen ze naar de Dodo uit Alice in Wonderland, die verkondigt: ‘Everybody has won, and all must have prices.’ ‘Het is spijtig’, schrijven ze, ‘maar in de echte wereld kan niet elk kind een winnaar zijn.’

Zo is het al moeilijk, zo niet onmogelijk, om te testen of een kind bepaalde kennis echt meester is, schrijven Berliner en Glass. En zelfs als je dat zou kunnen testen, dan nog is elk kind anders. Als je een maand of een jaar later terug zou komen, ontdekt je ongetwijfeld dat sommige kinderen alles hebben onthouden en dat andere geen flauw benul meer hebben wat ze ook alweer hadden geleerd. ‘Individuele verschillen in aanleg, geheugen, motivatie, familiesteun en dergelijke zijn harde feiten, die ontkend worden op eigen risico.’

Er zullen, kortom, altijd mensen zijn bij wie een lage opleiding beter past. Onvermijdbaar is, zelfs, omdat dit nu eenmaal was wat er voor hen in zat. En gelukkig maar: een samenleving heeft immers ook haar loodgieters en ziekenverzorgers hard nodig.

Bovendien is opwaartse mobiliteit niet per se gratis of gezond, zo bleek eerder deze maand. In een nieuwe studie keken wetenschappers naar Amerikaanse kinderen uit arme gezinnen en suboptimale wijken, die zichzelf door zelfcontrole en hard werken richting hoger onderwijs hadden geknokt. En die strijd is te zien aan hun DNA. Psychologiehoogleraar Gregory Miller legde in The Atlantic uit hoe: ‘Tegen de tijd dat ze begin twintig zijn hebben ze cellen die er vrij oud uitzien, ten opzichte van hun chronologische leeftijd.’ Kinderen die uit een kansrijker milieu komen hebben dat niet. ‘Het lijkt erop dat zelfcontrole en/of het succes dat het mogelijk maakt een prijs heeft.’

Ik wil niet beweren dat dit eerlijk is. Of dat scholen maar moeten ophouden met proberen het beste uit kinderen te halen. Wel dit: dat opleidingsniveau niet een leefstijl is die je zomaar kiezen kunt. Maatschappelijke ongelijkheid speelt een rol, en soms is iemands ‘beste’ gewoon een lage opleiding. Niet elke burger kan zomaar tot grote diplomahoogten stijgen, en niet elke ziekte, tegenslag of tragedie is te voorkomen. Zeker in deze neoliberale tijden, waarin ‘vermijdbaar leefstijlrisico’ al snel verandert in ‘eigen schuld, dikke bult’, is het belangrijk dat we onszelf daar regelmatig aan herinneren. Want de schuld, dat is wel het laatste wat iemand met dementie nodig heeft.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Alicia Beltran was 16 weken zwanger toen ze werd gearresteerd. Het was twee weken na haar eerste controle. Ze had de arts verteld dat ze een jaar geleden verslaafd was geweest aan de betere pijnstillers, maar dat ze op eigen kracht was gestopt. De arts had haar blijkbaar maar half geloofd, en samen met een maatschappelijk werker de politie gebeld met de mededeling dat Beltran haar ongeboren kind in gevaar bracht. De vrouw verscheen voor de rechter, in boeien, waar ze ontdekte dat haar foetus een eigen advocaat toegewezen had gekregen. Zelf moest ze 78 dagen in een afkick-kliniek doorbrengen. In de Amerikaanse staat Wisconsin, waar Beltran woont, was er namelijk een wet die stelt dat rechters zwangere vrouwen mogen opsluiten als ze verslaafd zijn en niet vrijwillig willen meewerken aan hun behandeling. Een foetus was daar een persoon, met het recht om beschermd te worden tegen z’n eigen moeder.

Iets vergelijkbaars bepleitte kinderrechter Sonja de Pauw Gerlings afgelopen woensdag in een interview met de Volkskrant. Ze is lid van de Raad van Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, die in een ongevraagd advies stelt dat een nieuwe wet binnenbaarmoederlijke vruchtjes moet behoeden wanneer de moeder bijvoorbeeld rookt of drinkt – desnoods door gevangenisstraf, boetes of uithuisplaatsing van de baby, en desnoods tegen de wil van de zwangere vrouw in. De gezondheid van de foetus is dan even belangrijker dan zelfbeschikking van de moeder, meldde het krantenbericht.

Nou ben ik de eerste om te begrijpen dat het verdraaid lastig kan zijn: een potentieel leven, dat vastzit in het lichaam van een ander levend wezen, dat bovendien ook nog een brein heeft waarmee het zelf beslissingen mag nemen. Ook ben ik tegen dode of ernstig zieke baby’s; dat niet roken en niet drinken het beste is, staat buiten kijf. Maar laten we ook niet vergeten dat stevig roken en dito drinken vaak verslavingsgedrag is, dat verslaving een ziekte is, en dat we eigenlijk vonden dat dat zieke mensen hulp moesten krijgen, geen straf.

Roken is overigens ook een verslaving waartegen onze eigen regering maar zeer matig optreedt. Afgelopen mei mopperden artsen nog in het blad Medisch Contact dat bijna alle politieke partijen wel een smoesje hadden om de accijns op sigaretten niet tot grote hoogten te laten stijgen, terwijl dit toch dé manier is om roken tegen te gaan. Als een pakje peuken tien euro kost, beginnen immers fiks minder jongeren met paffen. Dat scheelt later weer gebakken foetusperen, want wie niet begint, hoeft niet te stoppen zodra de blijde verwachting zich aandient. En laten we ook hier over nadenken: wat het zou zeggen over onze samenleving als het kabinet wel zwangere rokers zou willen opsluiten, maar niet alles op alles zou willen zetten om de aanwas van nieuwe rokers te stoppen?

En nog iets om te overwegen: wat zou zo’n wet ter bescherming van het ongeboren kroost eigenlijk betekenen? Bijvoorbeeld voor hoe de staat zich verhoudt tot het lichaam van de vrouw? Casussen uit het buitenland geven reden tot zorg. In Groot-Brittannië moest een alcoholistische moeder voor de rechter verschijnen omdat haar dochter was geboren met foetaal alcohol syndroom. De aanklager noemde het vergiftiging, en ‘vergelijkbaar met doodslag’. In Mississippi werd een baby doodgeboren, met haar navelstrengetje om haar nek. Maar omdat het bloed van de moeder sporen van cocaïne bevatte, kwam mams voor de rechter voor moord.

In zulke zaken komt het meestal niet tot een veroordeling – juist omdat een telg pre-geboorte doorgaans geen persoon is en geen rechten heeft. Zou dat veranderen, dan dreigt de verhouding tussen de staat en het vruchtdragende vrouwenlijf ernstig verstoord te raken: tenzij je een hele brave broedmachine bent, ben je een potentiële verdachte. Zoals New Statesman-columnist Sarah Ditum concludeerde naar aanleiding van de Britse alcohol-zaak: ‘De implicatie is dat alles wat een foetus kan schaden, van de kattenbak leeggooien tot brie eten, potentieel crimineel wordt wanneer het wordt gedaan door een zwangere vrouw.’

Voor het logische gevolg waarschuwden Amerikaanse gynaecologen al na de zaak-Beltran: het zit er dan dik in dat vrouwen uit angst voor straf niet langer goede zwangerschapszorg durven te zoeken, of gaan liegen tegen hun arts of verloskundige – zeker als ze roken, drinken of drugs gebruiken. En dat terwijl juist dán goede zorg noodzakelijk is.

De Pauw Gerlings zei in het interview: ‘Er gaat nu veel tijd verloren, omdat er lang wordt geaarzeld.’ Zij vond dat een nadeel. Mij lijkt een lange aarzeling hier juist zeer verstandig.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Zelfs de profeet besneed zijn dochters niet.’ Met die boodschap kondigde de Egyptische overheid deze week een nieuw vijfjarenplan tegen vrouwenbesnijdenis aan – of, accurater geformuleerd: tegen het bruut verminken van de geslachtsdelen van kleine meisjes. Ondanks dat het land een wet kent die zulk een gruwel verbiedt, krijgt meer dan 90 procent van de meisjes en vrouwen te maken met deze mensenrechtenschending. Een percentage waar ze in Egypte graag per campagne wat vanaf willen snoepen, meldde The Guardian, bijvoorbeeld door filmpjes te verspreiden waarin een vader zegt: ‘Ik zou dit mijn dochter nooit kunnen aandoen.’

Dat is beslist jofel van hem, en blijkbaar dus geheel in de geest van de profeet. Voor veel Nederlanders is dat laatste misschien opmerkelijk, aangezien hier de afgelopen jaren het snijden in jonge clitorissen en schaamlipjes juist regelmatig werd gekoppeld aan het islamitisch geloof. Islamkritiekofielen assorti schreven het gebruik ijverig bij in hun lijstjes met Grote Zonden van Boze Moslims. Toch krijgt de Egyptische overheid in haar campagne steun van de Al-Azhar Universiteit, waar eindbazen in de soennitische godgeleerdheid hevig prestigieus zitten te wezen en ook nog eens sympathieke fatwa’s uitvaardigen die zeggen dat iedereen met z’n messen bij meisjesgenitaliën uit de buurt moet blijven.

De relatie tussen islam en vrouwenbesnijdenis is dan ook allesbehalve eenduidig. De traditie is ouder dan de religie, om eens iets te noemen. Dat kan verklaren waarom ook hoge percentages christenen in landen als Egypte, Sudan, Ethiopië en Eritrea hun dochters op deze manier toetakelen. Tot het begin van de twintigste eeuw kwam het zelfs in onze supermegabeschaafde westerse wereld voor; om een overschot aan vrouwelijke lust in te tomen, haalden artsen dan het uitwendige deel van de clitoris weg.

Maar tegelijkertijd is het ook naïef om te doen alsof het ritueel niets te maken heeft met religie. Plattelandsgeestelijken in West- en Oost-Afrika prediken nog vaak dat het juist goed is om het snijden in stand te houden, omdat dit ouders en meisjes tot goede, vrome gelovigen maakt. Bovendien hebben wetenschappers de afgelopen jaren ontdekt dat vrouwenbesnijdenis in Azië op meer plekken voorkomt dan we dachten. In landen als Iran, Maleisië en Indonesië denken aanzienlijke groepen moslimburgers dat genitale meisjesverminking een islamitsch voorschrift is – overheidsafkeuring, fatwa’s en het goede gedrag van de profeet ten spijt.

Dat wil echter nog niet zeggen dat religie de enige reden is dat mensen hun dochters laten besnijden. Het is zelfs niet de hoofdreden, blijkt uit verschillende studies. Zo weegt het feit dat het een culturele traditie is gemiddeld zwaarder dan het godsdienstige aspect. In die traditie is het geslachtelijk verminken verknoopt geraakt met het vermijden van schaamte en het bewaken van de familie-eer. De aanname is dat besneden meisjes niet geneigd zijn om zomaar wat uit seksen te gaan, en dat ze dus ‘goede meisjes’ zijn. (Overigens blijkt ook uit onderzoek dat die aanname niet klopt; deze meisjes gaan even vaak op voorhuwelijkse vrijersvoeten als hun onbesneden leeftijdsgenoten.) Zulke ‘goede meisjes’ liggen ook beter op de huwelijksmarkt. Met een intacte vulva kom je moeilijker aan de man.

Aan de andere kant: zonder intacte vulva is het moeilijker om te genieten van seks. Veel vrouwen hebben littekenweefsel dat pijn doet bij penetratie of zelfs bij elke aanraking, en klaarkomen is vaak ingewikkeld. Mona Eltahawy schrijft in haar boek Headscarves and hymens dat genitale verminking daarmee eigenlijk ook in tegenspraak is met het geloof. ‘Passages in de Koran en Hadith pleiten voor seksuele bevrediging van de vrouw. Zowel de Koran als de profeet Mohammed bespreken voorspel, en beschrijven seks tussen een getrouwde man en vrouw als iets waar beiden plezier aan horen te beleven. Is dat niet ook islam?’

Egyptische mensenrechtenstrijders zouden zelf de focus van de nieuwe campagne graag anders zien: wat minder profeet, en wat meer bevrijding van de vrouw. Activiste Dalia Abd El-hameed, bijvoorbeeld, uitte in The Guardian de kritiek dat nu de nadruk ligt op de wet in plaats van op het veranderen van denkbeelden, en dat als het gaat over die denkbeelden, religie prioriteit krijgt over zaken als genderstereotypen. Zij zou die nadruk liever zien op het feit dat vrouwen recht hebben op seksueel genot en lichamelijke soevereiniteit.

Eltahawy schrijft dat de lichamen van vrouwen en meisjes nu de mediums zijn waarop cultuur gegraveerd wordt. Het zou zoveel beter zijn als hun lijven weer helemaal van hen werden, om mee te dansen, te vrijen, te kiezen en te spelen, en dan de sporen van hun eigen levensverhalen te dragen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.