Borst of fles? Journalisten Asha ten Broeke (pro-fles) en Annemiek Verbeek (pro-borst) zijn de felle discussie en bemoeienis van zorgverleners, deskundigen en andere moeders meer dan beu. Een pleidooi voor keuzevrijheid.
Op een zonnige vrijdagochtend ontmoeten we elkaar in een cafeetje in de binnenstad van Amsterdam. Twee freelance journalisten, allebei moeder van twee dochters in ongeveer dezelfde leeftijd. Aan een lange tafel vol kranten en tijdschriften kletsen we wat over opdrachtgevers en kinderopvang. Annemiek drinkt haar koffie zwart, Asha verkeerd. Daarna komen we ter zake. Want we hebben een missie: vrede stichten tussen het ‘flesvoedingskamp’ en de ‘borstvoedingsmaffia’.
Die behoefte aan vrede ontstond nadat Asha in september vorig jaar haar eerste column in deze krant schreef. ‘Borstvoeding is geen wetenschappelijk bewezen wondermiddel’ stond erboven. Asha vertelde hoe ze als nieuwbakken moeder haar draai niet kon vinden in het geven van borstvoeding. Van een autonoom leven was nauwelijks meer sprake. Een dag lang helemaal opgaan in een boek, een nacht lang slapen, een paar uur ongestoord werken, het was er niet meer bij. En waarvoor eigenlijk? De medische voordelen van borstvoeding worden schromelijk overdreven: onderzoeken worden slordig uitgevoerd, resultaten spreken elkaar tegen en effecten zijn klein. Moeders, zo concludeerde ze, kunnen zonder schuldgevoel voor de fles kiezen.
Wat was bedoeld als een pleidooi voor persoonlijke vrijheid werd opgevat als een frontale aanval op moeders die wel voor borstvoeding hadden gekozen. Een storm van verontwaardiging volgde. Asha had beter geen moeder kunnen worden als ze niet bereid was alles te geven voor haar kindje, verweten fanatieke moedermelkmoeders haar. Flesfans reageerden daar weer kwaad op: alsof je alleen deugt als je er moedermelk inkiepert – heb je de borstvoedingsmaffia weer. Dat schoot in het verkeerde keelgat bij de borstvoeders: alsof jullie zoveel beter zijn. Dat wetenschappelijk onderzoek dat Asha aanhaalde? Allemaal flesvoedingspropaganda.
We zagen het allebei met verbazing aan. Annemiek heeft niets met de felheid waarmee sommige mede-borstvoeders hun keuze als een soort evangelie belijden, en pleitte voor mildheid. Asha ook: die bleek helemaal niet anti-borst, maar met name anti-medische-misinformatie. De gemoederen bedaarden. Er kwam zo waar een dialoog op gang tussen fles- en borstmoeders. En daarin ontdekten we iets dat we eerder, in alle verhitting, over het hoofd hadden gezien: onze ervaringen lijken op elkaar. Over het geheel genomen is er meer dat ons bindt, dan wat ons scheidt.
Zo wordt de keuze voor fles of borst door vrijwel geen enkele vrouw lichtvaardig gemaakt. De moeders waarmee wij spraken hadden zich ingelezen, gedebatteerd met hun partner, en diep nagedacht over de risico’s, de voordelen, de nadelen.
Dat past binnen onze cultuur, stelt onderzoeker Joan Wolf van Texas A&M University in haar boek ‘Is breast best?’. In onze moderne samenleving zijn we voortdurend bezig risico’s en kansen af te wegen, schrijft ze. Vooral op het gebied van gezondheid vragen we ons steeds af: is dit wel goed? Zou dat kwaad kunnen? Word ik hier misschien ziek van? Moeders hebben wat dat betreft een dubbeltaak: zij moeten zich niet alleen zorgen maken over hun eigen gezondheid, maar worden ook vrijwel exclusief verantwoordelijk gehouden voor het welzijn van hun kinderen. Het is haar morele plicht om het leven van haar kinderen in alle opzichten te optimaliseren, om het nageslacht te behoeden voor elk denkbaar gevaar, ongeacht hoeveel moeite en energie dat haar kost, en ongeacht hoe klein de kans dat doemscenario X ook werkelijkheid wordt. ‘Totaal moederschap’ noemt Wolf dit verschijnsel.
De meeste vrouwen doen hun uiterste best om zo goed mogelijk door de modderige wateren van risicoland te navigeren en voor hun kind en henzelf de beste keuzes te maken. Makkelijk is dat niet. Zowel borst- als flesmoeders spreken over grote lacunes in de informatievoorziening. Zowel aan de moedermelk- als de kunstmelkkant ontbreekt het aan praktische informatie. Hoe leg je een baby goed aan? Hoe voed je een kind in het openbaar als je een beetje preuts bent? “Borstvoeding gaat vaak mis omdat moeders te vaak en te veel alleen moeten aanmodderen”, denkt Gabrielle Jurriaans (41) uit Amsterdam. Ze is schrijfster en heeft twee zoons van 8 en 3 jaar oud. De jongste krijgt borstvoeding. De drempel naar goede informatie en support is vaak hoog, en dat vindt ze jammer. “Praktische tips zijn goud waard voor elke kersverse moeder.”
“Ik vind het raar dat het zoveel moeite koste om de goede informatie te verzamelen”, zegt Manon de Haan (28), apothekersassistent uit het Brabantse Schijndel. Ze is veertig weken zwanger van haar eerste kind en is van plan de fles te gaan geven. “Je leest alleen maar over de voordelen van borstvoeding, over flesvoeding lees je niks. Het is ook verboden om reclame te maken voor flesvoeding voor baby’s onder de zes maanden, dus de verloskundige kon geen advies geven over het type voeding dat ik moest kopen.”
Wat is de oorzaak van dit gebrek aan informatie? Een van de redenen is dat de borst-versus-fles-strijd voor een belangrijk deel door deskundigen van tamelijk abstracte organisaties over de hoofden van moeders wordt uitgevochten. In de wet staat op aangeven van de World Health Organization bijvoorbeeld vastgelegd dat fabrikanten van zuigelingenvoeding niet zomaar mogen voorlichten, en moeten vermelden dat borstvoeding de beste keus is. De fabrikanten laten het er vervolgens niet bij zitten en stellen in de reclame die wél mag (voor baby’s ouder dan zes maanden) hun product mooier voor dan het is. Moeders worden hier niet wijzer van. “Experts dumpen hun tegenstellingen en conflicten voor de voeten van het individu en nodigen haar vervolgens vriendelijk uit om dit alles kritisch te beschouwen op basis van haar eigen denkbeelden”, verwoordt de Duitse socioloog Ulrich Beck het.
Dat kritisch beschouwen gaan moeders-in-spe natuurlijk niet uit de weg. Maar verschillende vrouwen komen uiteraard tot verschillende conclusies. De meeste moeders-in-spe besluiten dat de borst de beste keuze is: volgens cijfers van het RIVM krijgen driekwart van de pasgeborenen borstvoeding. “Moedermelk is voor baby’s, koemelk is voor kalfjes”, vatte een borstvoedende moeder het samen, als reactie op Asha’s eerder genoemde column. Een minderheid trekt op basis van een even grondige overweging een ander plan. Zoals Denise van de Mee (27) uit Oestgeest, pedagogisch medewerker op een kinderdagverblijf. Vanaf dag één ging er bij haar zoon van nu acht maanden een fles in. “Door mijn werk heb ik zo veel narigheid gezien met borstvoeding”, verklaart ze. “Kinderen die de fles niet willen, moeders die tussendoor komen voeden, wat een gedoe. Bovendien worden de borstkindjes net zo ziek als de fleskindjes, en zitten ze onder dezelfde uitslag. Dus volgens mij is er wel wat af te dingen op het idee dat borstvoeding zoveel gezonder is.”
Zo’n keuze wordt niet altijd gerespecteerd. Asha herinnert zich levendig de afkeurende blikken op het consultatiebureau toen ze na een paar weken aanmodderen met een baby die elke twee uur wilde drinken – ook ’s nachts – de borst verruilde voor de fles. Spijtig genoeg is die afkeuring nog iets dat borstmoeders en flesmoeders gemeen hebben. Aan de Amsterdamse cafétafel maakt Annemiek korte metten met het idee dat Nederland een soort borstvoedingsparadijs is.
“In het ziekenhuis, waar ik was voor reparaties aan mijn eigen onderkant, ging er ondanks dat ik wilde borstvoeden zonder pardon een fles poedermelk in. Want mijn dochter was volgens hen wat aan de zware kant, en dat bracht een risico op ‘stille ondervoeding’ met zich mee. Op het consultatiebureau kreeg ik na vragen over de moeizame opstartperiode – gedoe met tepelhoedjes, kolven, intense onzekerheid, bijvoeden met poedermelk, consulten van een lactatiekundige – al snel een ‘op een fles worden ze ook heus groot’-verhaal. En toen ik langer doorging dan de Heilige Zes Maanden, werd ik in de ogen van sommigen ineens een zonderlinge freak. Triest dieptepunt was mijn toenmalige baas die mij van incest betichtte omdat ik mijn dreumes nog aan de borst had.”
Zulke verhalen hoorden we meer. Wie voor de fles kiest kan de nodige kritiek verwachten, maar wie langer dan een paar maanden de borst geeft komt niet bepaald in een gespreid bedje terecht. Kolven op het werk is nog steeds taboe, schreef Karen Geurts op de website van HP/DeTijd. Een derde van de borstgevende moeders met een baan vindt het gênant om op het werk te gaan kolven, 32 procent heeft geen goede plek op het werk om het te doen. De cijfers reflecteren de moeilijkheden. Een maand na de geboorte is het aandeel kinderen dat volledig borstvoeding krijgt gezakt van driekwart tot iets minder dan de helft, na een half jaar tot 18 procent.
Voor sommige vrouwen zal opgeven van borstvoeding een enorme opluchting zijn. Zoals voor Asha: “Na een paar weken de borstvoeding uit m’n tenen te hebben gehaald, kocht mijn man een pak flesmelk. Die nacht waren er veertien heerlijke aaneengesloten uren slaap. En de volgende ochtend keek ik met andere ogen naar mijn slapende dochter. Vertederd aaide ik haar over haar wangetje, voor het eerst niet bang dat ze daardoor wakker zou worden en (oh-lieve-god-alsjeblief-niet-alweer-geef-me-nog-een-half-uurtje) zou willen drinken. Mijn wereld ging weer open: tijd voor mezelf, tijd om met m’n baby te spelen, om ongestoord te werken. De fles heeft mijn eerste jaar als moeder gered.”
Annemiek is juist dolblij dat ze in die moeilijke eerste weken heeft doorgezet met de borst. “Ik hou het nog steeds niet droog als ik het filmpje zie waarop ik voor het eerst probleemloos mijn dan vier weken oude baby voed. Nu ben ik ontzettend blij met mijn koppigheid, want daarna werd het met elke week en elke maand alleen maar makkelijk en leuker om borstvoeding te geven. En het gaf me een nooit meer geëvenaarde kick toen de borstvoeding eenmaal op gang kwam en mijn dochter veranderde in een romige rolmops. Dat mijn lichaam niet alleen een kind kon maken, dragen en baren, maar ook nog kon laten groeien; ik vond het allemaal geweldig.”
Ziehier de laatste overeenkomst tussen flesmoeders en borstmoeders: degenen die eigenwijs genoeg zijn geweest om te kiezen wat bij hen past en daar voor te gaan, ongeacht alle risicopraat, gebrekkige informatie en ongewenste bemoeienissen van buitenaf, zijn bijna altijd zeer tevreden met hun keuze.
Dat is ook het mooie van moeder zijn in onze moderne tijd: dat we de vrijheid hebben om te kiezen, zegt de Amerikaanse schrijfster Judith Warner in haar boek ‘Perfect madness: motherhood in the age of anxiety’. Het jammere is volgens haar dat vrouwen die vrijheid nog lang niet altijd gebruiken om zichzelf gelukkig te maken, of om pal te staan voor wat zíj zelf het beste vinden. In plaats daarvan gebruiken we de vrijheid om onszelf onder curatele te stellen: denk aan dit gevaar, houd rekening met deze risico’s, en wat nou als het fout afloopt met je kind? De angst om te falen in de zoektocht naar opgroeitechnische perfectie is volgens Warner bovendien een van de redenen dat moeders elkaar regelmatig stevig de maat nemen. Bijvoorbeeld in een felle borst- of flesdiscussies, waar de kampen – ‘Maffia!’ ‘Propaganda!’ – lijnrecht tegenover elkaar lijken te staan.
Er is veel te winnen als moeders elkaar zouden steunen in plaats van bekritiseren. Want laten we wel wezen: een kind grootbrengen is al moeilijk genoeg zonder commentaar vanaf de zijlijn en discussie over je hoogst persoonlijke beslissingen. Borst- en flesmoeders hebben dezelfde basisbehoeften: goede informatie, keuzevrijheid, support. “Moederschap is wat ons bindt”, zegt Gabrielle Jurriaans. “Dat ik borstvoeding geef plaatst mij niet in een kamp, ik had net zo goed ook een flesvoedster kunnen worden als het net even anders was gegaan. Borstvoeders zouden moeten stoppen met praten over flessenmoeders alsof het om een ander ras gaat. En andersom geldt natuurlijk exact hetzelfde.”
Bij deze dus onze witte vlag. Vrede?
Dit artikel is geschreven door Asha ten Broeke en Annemiek Verbeek. Het verscheen op 3 november 2012 in Trouw.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.