dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Natuurlijk moeten vrouwen niet beoordeeld worden op hun uiterlijk. Kom nou. Ze zijn zoveel meer dan hun haar, hun figuur, hun gezicht, hun benen. Een vrouw dien je af te rekenen op haar ideeën, talenten en idealen; vraag je liever af of ze competent is dan of je haar mooi vindt. Aan de andere kant willen veruit de meeste vrouwen er toch fraai uitzien, feministen incluis. Kekke laarsjes, hip jurkje, mascara, corrigerend ondergoed. ‘Dat ik nu ook feminist ben, betekent toch niet dat ik mijn benen niet meer mag scheren?’ vroeg een kennis me ooit.

Het is een fascinerende tegenstelling, vorige maand treffend omschreven door Sarah Sluimer in een Volkskrant-column. Vrouwen willen dat hun lijf gezien wordt, schrijft ze, maar tegelijkertijd willen ze meer zijn dan hun lichaam. ‘Ja, we zijn strijders voor gelijkheid. Maar wees niet bang: dat betekent niet dat we lelijk zijn. Ja, we verafschuwen het seksisme waar vrouwen dag in dag uit slachtoffer van zijn. Maar dat doen we wel terwijl we er beschikbaar uit zien.’ Sluimer vervolgt met nog een observatie: ‘Er wordt immers alleen maar naar je geluisterd als je leuk bent om naar te kijken (…) Seksualiteit is ons kapitaal, of we nou willen of niet.’

Daar heeft Sluimer gelijk in. In 2014 concludeerde het Sociaal Cultureel Planbureau dat aantrekkelijke mensen wel twintig procent meer kans hebben om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek. Daarmee was een leuk snoetje belangrijker dan toch niet superfutiele zaken als opleiding of werkervaring.

Ook de loonkloof tussen man en vrouw is groter voor dames die we in onze maatschappij om de een of andere reden als onaantrekkelijk beoordelen. Zo tellen dikke vrouwen in onze samenleving als gemiddeld minder mooi, en die blijken in een onderzoek onder 23.000 Amerikaanse en Duitse vrouwen dan ook bijna 30.000 dollar per jaar minder te verdienen dan superslanke collega’s. Forse mannen krijgen zo’n gewichtsboete niet; die verdienen zelfs meer dan hun magere werkvloergenoten.

Twee Amerikaanse sociologen constateerden in mei dat die relatie tussen salaris en knapheid vooral afhangt van hoe verzorgd je eruit ziet. Dus als je als verminderd esthetische dame toch moeite steekt in make-up, een hakje en glans-en-dans-haar, dan ontkom je daarmee grotendeels aan de ‘straf’ die je wel krijgt wanneer je onaantrekkelijk bent en daar bovendien slonzige schijt hebt. Dit alles geldt uiteraard alleen voor vrouwen, niet voor mannen.

Ik denk dat we het er allemaal over eens kunnen zijn dat al deze manieren van vrouwen afrekenen op hun uiterlijk ontzettend suf zijn, alsmede verkeerd en hoogst onfeministisch. Maar moeten we dan als feministen collectief onze mascara verbranden? Misschien wel. Want hoe kun je je zo’n vrouwonvriendelijk mooi-is-meer-systeem verwerpen, en er toch aan meedoen? Aan de andere kant: is het is het wijs om je te verzetten tegen een schoonheidsideaal als je daar – letterlijk – een prijs voor moet betalen? En wie durft er onder die voorwaarden nog ongecamoufleerd lelijk te zijn?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik ben stiekem een beetje op Justin Trudeau, de minister-president van Canada. Hij noemt zichzelf een feminist, en dat doet hij met grote regelmaat. En wanneer mensen dat dan opvallend vinden, dan zegt hij erbij dat hij daarmee doorgaat totdat niemand zulks meer opmerkelijk acht, omdat het tenslotte gaat over gelijkheid, respect en een betere wereld. Hij vertelt hoe hij niet alleen zijn dochter maar ook zijn zoons wil opvoeden in de geest van feministisch gedachtegoederen assorti. Hij stelde vorig jaar een kabinet samen dat voor de helft uit vrouwen bestaat, en toen iemand hem vroeg waarom, zei hij: ‘Omdat het 2015 is.’ Oh, en hij kan een superblitse truc waarbij hij baby’s op zijn handen laat staan.

Ik ben dus een beetje op Trudeau. En mannen in mijn omgeving mogen dan chagrijnig brommen dat het natúúrlijk allemaal een ‘zorgvuldig gecultiveerd imago’ is, ik denk: als je toch iets zorgvuldig cultiveren gaat, imagotechnisch of anderszins, dan heel graag feministische normen en waarden, alsjeblieft, dankjewel.

Maar misschien wel een van de meest feministische dingen die Trudeau kan gaan doen, wordt zelden als zodanig herkend: misschien gaat hij wel de premier zijn die het basisinkomen invoert in Canada. Sinds Trudeau aan de macht is, gonst het in maple-leaf-land van de berichten over gratis geld. De provincie Ontario wil wel een proef doen. Ook in Quebec is men wild enthousiast.

Het idee achter het basisinkomen is simpel: in plaats van ingewikkelde regelingen met bijstandsuitkeringen, werkloosheidswetten, toeslagen en wat dies meer zij, geef je elke burger een som geld die hoog genoeg is om sober van te leven. De onderliggende gedachte is net zo eenvoudig: dat het grootste probleem van armoede is dat mensen geen geld hebben (en niet, zoals onze regering lijkt te denken, dat arme burgers naar alsmede werkschuw tuig zijn). Het gewenste gevolg: als je iedereen gratis geld geeft, dan verdwijnt armoede, en lossen mensen de issues die vaak hand in hand gaan met armoede – weinig opleiding, geen startkapitaal voor een bedrijfje, enzovoorts – zelf op. Uit de testen die er al mee gedaan zijn, blijkt dat het nog werkt ook.

Waar het niet zo vaak over gaat is dat zo’n basisinkomen een inherent feministische politieke keuze is. In vrijwel alle landen ter wereld zijn het immers vrouwen die het zwaarst en het vaakst getroffen worden door armoede. Maar dat niet alleen. Een basisinkomen verzekert vrouwen ook van hun financiële onafhankelijkheid. En dat is dan weer een belangrijke stap in bijvoorbeeld de strijd tegen huiselijk geweld en huwelijksdwang. Bovendien hoeft geen vrouw meer zo arm te zijn dat ze geen anticonceptiemiddelen of abortus kan betalen. Zo zorgt het basisinkomen voor meer reproductieve vrijheid.

Als Trudeaus feminisme meer is dan een stukje imagocultiveringsgebeuren, wil hij dit vast vlot in orde gaan maken. De vrouwvriendelijke daad bij het vrouwvriendelijke woord. Ik ga er vanuit dat het lukt. En dat ik daarna nog een beetje meer op Trudeau ben.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘U snapt er niks van’, mailt een mevrouw me. ‘Jongens en meisjes verschillen nou eenmaal van elkaar en dat komt door hun biologie en door de evolutie.’ Ze is een beetje chagrijnig. Dat overkomt me vaker. Blijkbaar zijn veel mensen erg gehecht aan het idee van biologische sekseverschillen.

Gelukkig hoef ik hier zelf vrij weinig van te vinden, want er zijn wetenschappers die licht schijnen op zulke zaken. Vorige maand nog; toen keken psychologen van de Universiteit van Sussex naar hoe we gender zien in de jongste ukkies. Daartoe lieten ze een groep volwassenen naar het geluid van huilende baby’s van drie maanden oud luisteren. Eerste vraag: denkt u dat deze baby een jongetje of een meisje is? De meeste volwassenen hadden daar wel een mening over. Van baby’s die hooggevooisd schreien nam men aan dat ze van het vrouwelijk geslacht waren, baby’s die een toontje lager huilen vond men een jongetje.

Dat is al een stereotiepe associatie, stellen de psychologen, want in werkelijkheid is er bij zuigelingen geen sekseverschil in krijsfrequentie. Dus hielpen de onderzoekers hun proefpersonen uit de droom, en vertelden ze hen welk geslacht de baby’s die ze hoorden in werkelijkheid hadden. Maar zelfs met deze nieuwe informatie konden de volwassenen in de studie hun vooroordelen niet loslaten. Want een babyjongetje met een hoog huiltje vonden ze toch wel ‘vrouwelijker’ dan een piepklein jochie dat lager weent. Idem voor meisjesbaby’s, maar dan andersom.

‘Het is intrigerend dat genderstereotypering al bij baby’s van drie maanden jong kan beginnen’, zei één van de betrokken psychologen, David Reby. En er zijn natuurlijk nog veel meer dan dit soort studies die hetzelfde beeld laten zien: kinderen worden hun hele leven bekeken door een stereotiepe bril. Volwassenen doen voortdurend aannames over hoe kinderen zich voelen, wat ze willen en wie ze zijn, en die aannames worden zeer gekleurd door vooroordelen over jongens en meisjes.

Maar wat pas echt bijzonder is, is hoe weinig invloed dat eigenlijk heeft. Een voorbeeld: in 2012 observeerden twee ontwikkelingspsychologen hoe peutertjes zich gedroegen op een kinderdagverblijf. De leidsters aldaar hadden de geijkte verschillen gezien: jongens stouter, meisjes liever. Maar toen de onderzoekers objectief gingen observeren zagen ze weinig sekseverschillen: jongens en meisjes waren even temperamentvol, even lastig, en even coöperatief.

En dat is dan weer een uitkomst die we ook goed kennen uit psychologisch onderzoek bij volwassen: uit grote meta-analyses naar sekseverschillen blijkt dat mannen en vrouwen in bijna alle eigenschappen gelijk of nagenoeg gelijk zijn aan elkaar. Verbale agressie, leiderschapskwaliteiten, assertiviteit, wiskundeknobbels: grote groepsverschillen tussen de seksen zijn er niet.

Laten we deze inzichten eens optellen: aan de ene kant het feit dat beide seksen van baby af aan gestereotypeerd worden, en aan de andere kant het feit dat ze desondanks qua psyche en gedrag nauwelijks van elkaar verschillen. Zou er tussen die twee feiten echt nog ruimte zijn voor een grote, doorslaggevende, verschil-scheppende invloed van evolutie en biologie op de seksen?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘De anticonceptiepil voor mannen komt er nu echt aan’, kopte Vice.com vorige maand. Onderzoekers van de Universiteit van Minnesota hadden op een congres een ‘veelbelovende doorbraak’ wereldkundig gemaakt. Bij mannetjesdieren blijkt één bepaald uniek eiwit betrokken te zijn bij de spermaproductie; zet dat eiwit met een pil buitenspel, en het heerschap is steriel. ‘Alles wijst erop dat we op de goede weg zitten met deze nieuwe aanpak’, vertelde betrokken wetenschapper Gunda Georg er vrolijk bij.

Ik bewonder haar optimisme. Want dat de mannenpil er nu voorwaar echt binnenkort heus werkelijk aan komt, dat hoorden we al eerder. ‘Mannenpil op komst’, meldde het Parool in 1994. Een wekelijkse injectie met testosteron moest de zaadcelproductie stoppen. Twee jaar later in de Volkskrant: goed en slecht nieuws. De prik bleek bij 98,6 procent van de heren te werken, maar moest wel wekelijks in de bil gezet worden. Dat deed gemeen pijn, en daar bleken mannen gek genoeg niet zo voor te porren. In 1997 berichtte de Volkskrant echter over ‘nieuw optimisme over de mannenpil’. Een dagelijks tabletje van het hormoon desogestrel kon hetzelfde doen als die injecties, maar dan zonder zere bibs. ‘Als alles goed gaat, is ie er over een jaar of vijf’, vertelde farmaceut-van-dienst Organon erbij.

In 2000 ging dat nog goed. ‘Eerste proeven met mannenpil succesvol’, stond er boven een ANP-bericht. Geen van de pilslikkers maakte nog sperma aan – champagne! Maar in 2003 was men bij Organon alsnog afgestapt van het idee van een pil, en ging het in Trouw weer over injecties met met hormonen assorti. Dat weerhield de krant er niet van om opgewekt te koppen: ‘Mannenpil komt er binnen vijf jaar’. Helaas, in september 2006 viel het doek alsnog: ‘Mannenpil Organon mislukt’, meldde onder andere de Stentor.

Een ruime maand later waren er echter alweer hoopvolle tijdingen: ‘De pil voor mannen lijkt eraan te komen’, zette de Volkskrant boven een artikel over adjudine. Bij ratten bleek dat in staat de ‘organisatie in de zaadballen’ te ontregelen. Daarvoor was wel een prik ‘in de buurt van de testis’ nodig. Van adjudine hebben we verrassend genoeg sindsdien weinig meer gehoord.

Nog iets nieuws dan. In 2012 meldde het NRC: ‘Pil voor mannen komt een stapje dichterbij’. Bij muizen had een stof genaamd JQ1 de werking van eiwitten die de zaadproductie regelen in de war geschopt. De Volkskrant geloofde er alleen niets van: ‘Ik durf er vergif op in te nemen dat dit hem niet gaat worden’, zei een hoogleraar in die krant. JQ1 laat namelijk – oeps, sorry – ook de testikels krimpen.

In oktober vorig jaar durfde het NRC het nog één keer aan, met een rooskleurig ‘Mannenpil maakt onvruchtbaar door stijve zaadcelstaart’. Iets verderop in het bericht voegden ze daar wel aan toe: ‘Om de paar jaar staat in de krant dat de mannenpil er binnen een paar jaar is.’ Met andere woorden: eigenlijk geloven zelfs de optimisten er niet meer in. Nou ja, behalve Gunda Georg dan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘De moderne westerse man is als de ijsbeer, van wie het territorium steeds verder inkrimpt.’ Dat schreef columnist Max Pam vorige maand in de Volkskrant (€). Zijn aanleiding, onder andere: dat ‘bijna alle’ West-Europese defensieministers vrouw zijn. Dat klopt niet (in de EU zijn er van de 28 slechts 4 vrouw, telde blogger Sander Philipse prompt), maar Pam redeneerde vrolijk door. Hij had namelijk ook nog drie films gezien die ‘het beeld bevestigen dat de macht van de man in alle opzichten tanende is.’ Al die films speelden in vroeger tijden, en gingen over mannen die om de een of andere reden in een of andere wildernis een of andere uitdaging te wachten stond die een of andere vorm van stoerheid vereiste.

Zo trok Leonardo DiCaprio, hevig verwond door een Grizzly-beer, op cinematografisch hoogstaande wijze door Yellowstone Park, onderwijl belaagd door pelsjagers en natives (Pam zegt: indianen) die het met verregaand fanatisme op zijn hachje voorzien hebben. ‘De eenzame man in strijd met mens en dier, en met de elementen’, schrijft Pam. Ik meen er een soort heimwee in te horen: zulke pure, rauwe, echte mannelijkheid, dat zie je tegenwoordig niet veel meer, met al die vrouwen met de broek aan, die de boel maar links en rechts lopen te feminiseren alsof het niks kost.

Maar is die heimwee wel terecht? Is er niet een goede reden dat we in onze cultuur langzaam maar zeker afscheid nemen van de ‘echte man’? Volgens de Amerikaanse journalist Soraya Chemaly is die er zeker. Een paar jaar geleden schreef ze in een artikel dat volgens haar niet de feminisering van de samenleving kwalijk is, maar juist de nadruk op een soort mannelijke oernatuur. Jongens hebben er last van, omdat ze zich genoodzaakt zien om naar strijd en stoerheid te verlangen – ook als dat niet in hun karakter ligt, al was het maar om aan de verwachtingen te voldoen. Belangrijke eigenschappen als empathie en zorgzaamheid raken ze dan kwijt, vreest Chemaly. Ze stelt: ‘Jongens dwingen om alle vrouwelijke kanten van zichzelf te verwerpen vermindert hun kansen op geluk’.’ En: ‘Mannelijkheid ontmenselijkt jongens.’

Ook hoogleraar sociologie Michael Kimmel voorziet problemen. In zijn boek Guyland beschrijft hij hoe jongens lijden aan de overgang van knaap naar man. ‘Lost boys’, noemt hij ze, die – vaak tevergeefs – proberen hun innerlijke real man te vinden in veel bier, veel seks en brute ontgroeningsrituelen. Zij zouden er juist bij gebaat zijn als mannelijkheid voor meer zou staan dan voor dat harde, rauwe en eenzame. Integriteit, bijvoorbeeld, en warmte, en respect.

Dit wil natuurlijk niet zeggen dat stoerheid niet meer mag bestaan. Ik gun iedereen – man én vrouw – de kans om zich indien gewenst te meten met uitdagingen en wildernissen assorti. En als Pam zich in Yellowstone Park wil laten aanvreten door een beer, moet hij dat vooral niet laten. Maar heimwee naar de ‘echte man’? Nee.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Dit is radicaal, omdat we zeggen dat er niet een zo’n nauwe standaard is voor hoe een mooi lichaam eruit ziet’, zegt een grijzende man met een hippe bril in een lieflijk reclamefilmpje. Hij is senior productontwerper bij Mattel; het filmpje gaat over de nieuwe Barbies, die onlangs voor het eerst ook verschenen in andere lichaamsvormen dan onmogelijk dun. (Onmogelijk is hier geen overdrijving. Barbies taille is zo smal dat er in haar buikholte geen ruimte zou zijn voor organen, en haar voeten zijn zo klein ze in het echt alleen op handen en voeten zou kunnen lopen.)

Het meeste opzien baarde de introductie van een iets molliger Barbie; curvy noemt Mattel het. In voornoemd filmpje spelen schattige meisjes – geen jongens, je moet niet overdrijven – blij lachend met hun gevarieerde modepopjes, en vertellen hoe megajofeltof zij het vinden dat Barbies er nu allemaal anders uitzien. Een Mattel-medewerker zegt nog iets over het vieren van verschillen, en alzo veranderde het bedrijf van de ene op de andere dag van absurde-schoonheidsideaal-verheerlijker in erelid van de Idealistisch-Feministische Superclub.

In werkelijkheid is deze verandering niet zozeer uitgelokt door alle kritiek die Mattel kreeg op het promoten van een onrealistisch wenslijf aan jonge meisjes wiens zelfbeeld nog volop in ontwikkeling is, alswel door Barbies immer dalende verkoopcijfers. Diversiteit omdat het moet, dus. Maar wat de beweegredenen van Mattel ook zijn, de interessantere vraag is natuurlijk of die meisjes (en jongens) met dat ontwikkelende zelfbeeld iets aan een rondere Barbie gaan hebben.

Een lastige vraag, want al zijn er genoeg studies die suggereren dat de constante culture nadruk op het belang van een slank lijf niet helpt, veel onderzoek naar Barbie herself is er niet. In 2006 lieten drie Britse psychologen 162 meisjes plaatjes kijken van Barbies of een realistischer gevormde Emme-pop. De jongste Barbie-meisjes waren minder tevreden over hun eigen kinderlijfjes, en hadden een dunner ideaal lichaamsbeeld. Bij de oudste was er geen verschil. Toen Nederlandse wetenschappers deze studie een paar jaar later echter herhaalden, vonden ze geen Barbie-zelfbeeld-effect. Wel constateerden ze dat meisjes die met een Barbie speelden minder van de aanwezige chocoladepinda’s snoepten; een aanwijzing dat er toch iets niet helemaal lekker zat.

Alleen: is dat ‘iets’ wel het zelfbeeld van jonge meisjes? Misschien niet, of niet direct. Een medewerker van Mattel vertelde aan een Time-journaliste dat ze met de nieuwe curvy pop focusgroepstudies hadden gedaan met jonge meisjes. Als die dachten dat er geen volwassenen toekeken, bleek dat ze de mollige pop vaak uitkleedden, uitlachten en voor ‘vet’ uitscholden. Ze deden in het klein wat onze maatschappij voortdurend in het groot doet: dikke mensen (met name dikke vrouwen) afkeuren. Het zou natuurlijk prachtig zijn als een volslanke Barbie daar iets tegen zou kunnen beginnen. Zelfs als ze ons alleen maar leert dat het probleem veel groter is dan de vorm van een pop.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.