dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Pokkeprinsessen, noem ik ze altijd: die wezenloze Disney-schepsels die niets doen dan lieflijk en mooi zijn, tot op een dag hun ledige bestaan wordt verstoord door een oudere vrouw die wél macht heeft en niet bang is het te gebruiken, en dus vanzelfsprekend kwaadaardig is. De pokkeprinses wordt vervloekt, heeft hier niet van terug, en slachtoffert wat aan, totdat er een prins langshuppelt om haar te verlossen. Dan kan iedereen nog lang en gelukkig leven, behalve uiteraard de machtige tovenares, die moet sterven zodat alle vrouwen in het sprookjesrijk weer netjes tam en ondergeschikt zijn.

Het is een volkomen impotent format, waar Disney desalniettemin stinkend rijk van is geworden, omdat het bedrijf op een zeker moment besloot plaatjes van die pokkeprinsessen op voorwerpen van goedkoop roze plastic te drukken. Dat leverde een miljardenomzet op, maar geen feministische kudos.

Dat laatste zal ze misschien toch dwars hebben gezeten, want sinds een paar jaar brengt Disney, in samenwerking met Pixar, ook andere films uit. Films waarin de prinsessen stoer en zelfredzaam zijn, en het plot draait om solidariteit tussen vrouwen (Brave, Frozen), of waarin de hoofdpersoon zelfs helemaal geen prinses is, maar wel een halfgod in het rond commandeert terwijl ze eigenhandig een stokje steekt voor de naderende apocalyps (Vaiana).

Deze keuzes leidden bij verschijning onvermijdelijk tot ophef; de meeste feministen waren blij, de meeste boze mannen waren zuur, en op twitter en facebook loeide het dat het een lieve lust was. Maar bij de nieuwste feministisch-verantwoorde film van Disney-Pixar, Incredibles 2, bleven digitale volksopstootjes goeddeels uit. Er was slechts in de marge wat online gepruttel van levende macho-fossielen, en een paar krantenrecensies die met kalme tevredenheid opmerkten dat het toch heel aardig was dat er nu ook een feministische animatiefilm over superhelden was. En daar bleef het bij.

En dat terwijl de film van voor tot achter draait om vrouwen. Voor niet-ingewijden: de Incredibles zijn een familie – man, vrouw, tienerdochter, zoon en baby – met superkrachten. In de eerste film was de hoofdrol voor papa Incredible, maar de nieuwe film draait om de moeder, Elastigirl. Zij kan zichzelf op allerlei manieren uitrekken, en redt zo mensen in ontsporende treinen en op hol geslagen schepen. De schurk is ook een vrouw, en bovendien zeer technisch begaafd. En als Elastigirl in de penarie zit, is het haar dochter die het voortouw neemt. Tussen de bedrijven door is er ook nog een vergadering van honderd wereldleiders, aangevoerd door, jawel, een vrouw.

En al is Elastigirl soms een beetje cliché-ongerust omdat haar man in zijn eentje voor kinderen en huishouden zorgt terwijl zij haar heldendaden verricht, alle vrouwen in de film zijn onbeschaamd machtig, moedig, taai, onafhankelijk en initiatiefrijk. De mannen zijn hun sidekicks. Dit alles wordt gebracht als volkomen normaal en vanzelfsprekend. Er is geen pokkeprinses te zien, geen vrouw wordt getemd. Ik vind het geweldig.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik had het vooraf niet zo gepland, maar het toeval wil dat ik op de maandagochtend die ik heb ingeruimd voor het schrijven van deze column uitgebreid zit na te denken over het schaamhaar van Anne Fleur Dekker.

Aanleiding was een interview met haar in de Volkskrant Magazine. Daarin werd een eerdere uitspraak van haar aangehaald. ‘Unpopular opinion’, had ze getwitterd, ‘als ik mezelf vrouwelijk kleed, make up gebruik, me overal scheer en graag onderdanig ben in bed maakt me dat GEEN slechte feminist.’ In het interview voegde Dekker daaraan toe: ‘Toen ik mijn haar platinablond verfde, kreeg ik ook negatieve reacties uit linkse hoek. “Waarom wil je op een barbie lijken? Je houdt het schoonheidsideaal in stand!” Ik word gewoon niet gelukkig van een kaalgeknipt hoofd. Ik houd ook van winkelen en kleding. In die kringen ben je dan oppervlakkig en ijdel. Maar als een vrouw haar oksels niet scheert, wordt er geapplaudisseerd: wat goed dat je dat durft!’

Die uitspraken vind ik interessant. Ik denk dat ze gelijk heeft dat er in sommige kringen bewondering bestaat voor vrouwen die maling hebben aan mooi zijn. Om voor mezelf te spreken: ik heb veel respect voor alle vrouwen die zich verzetten tegen patriarchale verwachtingen, waaronder die van gladgeschoren, oncomfortabele, feminiene schoonheid.

Maar zulke achting is niet algemeen. Als iemand die al haar hele leven niet wil of kan voldoen aan de heersende standaarden – ik ben te dik, te harig, te chronisch ziek, te queer – weet ik wat de prijs is van uiterlijke ongehoorzaamheid: wildvreemden die zich met je lichaam komen bemoeien, openlijke afkeuring of zelfs agressie, geliefden die wel met je willen vrijen maar niet met je gezien willen worden, misgelopen carrièrekansen, discriminatie. Natuurlijk is het ook vervelend als je geen applaus krijgt of als mensen je een oppervlakkige feminist vinden, maar vergeef me, dat is niet helemaal hetzelfde.

Laat me duidelijk zijn: dit alles schept natuurlijk geen enkele plicht voor Dekker en andere vrouwen om zich ook lijfelijk te verzetten tegen schoonheidsidealen. Elke vrouw is baas over haar eigen lichaam, en het staat haar vrij om die agency te gebruiken om lippenstift te dragen, een jurkje te kopen en haar schaamlippen & co Braziliaans te laten waxen. Niemand heeft de taak om de strijd van anderen op haar lichaam te schrijven. Het leven is al ingewikkeld genoeg. En je gelukkig voelen in je eigen vel is ontzettend belangrijk. Als overal scheren daarbij helpt, dan is dat vast fijn.

Maar het is niet per se een rebelse daad. Er is geen bijzondere moed voor nodig om een vrijheid op te eisen die je al hebt, of om genoegen te scheppen in handelingen waarmee je je conformeert aan een heersende maatschappelijke norm. Dit maakt je geen slechte feminist, lijkt me, en ook geen goede, omdat het niet zozeer een standpunt of een daad is, als wel het ontbreken daarvan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Kaas is het probleem. Vlees eet ik niet, koken met seizoensgroente omarm ik, water komt gewoon uit de kraan en niet uit een plastic flesje. Maar een stukje Goudse, zo romig en jong dat de kaas ribbelt en scheurt bij de randjes als je een plakje schaaft – ik weet niet of ik daar zonder kan.

En dat is dus een issue, want ik vind het belangrijk om planeetvriendelijk te eten. En kaas, zo ontdekte ik in ‘De duurzame supermarkgids’ op de Volkskrant-website, is niet aardklootbestendig. ‘Voor 1 kg harde kaas is 10 liter melk nodig. Daardoor is de milieu- en klimaatbelasting van kaas ongeveer net zo hoog als van rundergehakt.’ Shit.

Het is dus niet zo vreemd dat de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur in april een rapport uitbracht waarin staat dat we in de toekomst niet alleen minder vlees maar ook minder zuivel moeten gaan eten.

Collega-kaasliefhebber Sylvain Ephimenco had het er in Trouw ook moeilijk mee. ‘Ik kan veel hebben, maar…’, schreef hij. En hij wil er dan ook niet aan. Want, zo vervolgt hij, de verwachting is dat de wereldwijde consumptie van vlees toch enorm gaat stijgen, ‘in opkomende landen zelfs met 70 procent’, terwijl de bevolking zal groeien. ‘Dit keurige, Hollandse, culinaire ascetisme, opgedrongen door de maag- en darmpolitie, zal maar een druppeltje op de demografische inferno-plaat zijn.’ De ‘enige waarheid’ is volgens hem dat het geen bal uitmaakt hoeveel kaas & co we in Nederland consumeren, omdat het werkelijke probleem voortkomt uit ‘de dodelijke bevolkingsexplosie die door een consortium van hypocrieten al zo lang wordt verzwegen.’

Op het gevaar af voor hypocriet te worden versleten: ik ruik een lulsmoes. Ik ruik iemand die het gemakkelijker vindt om zijn medeverantwoordelijkheid voor het Grote Moederschip over de schutting te flikkeren dan om afstand te doen van zijn stokbroodje brie.

Columnist George Monbiot schreef: ‘Het is geen toeval dat de meeste mensen die geobsedeerd zijn door bevolkingsgroei post-reproductieve welgestelde witte mannen zijn: het is ongeveer het enige milieuprobleem waarvan zij niet de schuld kunnen krijgen.’

Wie wel de schuld krijgen, zijn vrouwen. Westerse vrouwen, die er fijntjes op worden gewezen dat volgens Zweeds onderzoek elk kind dat ze niet baren jaarlijks 58,6 ton CO2-uitstoot scheelt, waar een jaar zonder auto slechts 2,4 ton bespaart. En vrouwen in die ‘opkomende landen’ waar Ephimenco over schrijft, die te horen krijgen dat ze minder baby’s moeten maken, niet omdat dit hun keuze is, maar omdat ze dit verschuldigd zouden zijn aan een wereld die zich verder zelden of nooit om hen bekommert. Vrouwen wier baarmoeders weer onderwerp zijn van internationale bemoeienissen; de schandalen uit de jaren zestig en zeventig rond ‘gezinsplanning’ in Azië en Afrika zijn voor het gemak even vergeten.

Laat me een radicaal voorstel doen, speciaal voor Ephimenco en de zijnen: zullen we het klimaatprobleem niet oplossen door te morsen op vrouwenrechten? Dan maar geen kaas.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

De dag nadat Trump de verkiezingen had gewonnen, las ik een huiveringwekkend commentaar: vandaag hebben meisjes in Amerika geleerd dat je als vrouw geen president kunt worden – maar je aanrander wel.

Er waren zoveel verschillende manieren waarop die waarheid mijn hart brak: als feminist, als vrouw, als slachtoffer van seksueel geweld, als moeder van twee dochters die ik boven alles wil meegeven dat het leven een brood is om in te bijten. De wereld is jullie oester; breek haar open en vreet haar op.

Mijn hart begon pas weer te helen toen tijdens de Women’s Marches op 21 januari 2017 miljoenen vrouwen wereldwijd de straat op gingen om te zeggen: fuck this shit. Ik zag hen lopen en razen, en voor het eerst durfde ik te hopen dat er uit deze puinhoop iets goeds zou voortkomen. Er is weinig mooier dan vrouwen die om rechten en respect durven te schreeuwen.

Misschien, zo overwoog ik, zal Trump de aartsvijand worden die het verzet steeds weer zal laten ontvlammen. En houden we na de brand een betere wereld over. Een soort ultiem geval van het klootzakeffect.

Het klootzakeffect treedt op wanneer een Hele Grote Droplul zo keihard uit de bocht vliegt, dat hij (of zij, maar meestal hij) volkomen onbedoeld het symbool wordt van een groot onrecht. Hij wordt de boeman in een strijd die vaak al langer aan de gang is, maar die nu rugwind krijgt omdat de acties van deze eersteklas zakkenwasser het probleem ineens zo treffend illustreren dat niemand meer kan ontkennen dat er iets mis is. De kloothommel wordt de kapstok, eerst voor het protest, en later voor de verandering.

Een goed voorbeeld is Lawrence Summers, die in 2005 als hoge-Harvard-pief opmerkte dat het tekort aan vrouwelijke topwetenschappers logisch was, want dames waren voor zulks ook biologisch minder geschikt. Dit soort seksisme was er nu natuurlijk altijd al geweest, maar Summers’ onbeschaamde woorden maakte hem de belichaming ervan. Als gevolg werd hij jarenlang in artikelen, boeken en lezingen opgevoerd als hét voorbeeld van misogynie in de academische wereld. Het maakte het verzet daartegen aanzienlijk effectiever.

Ook bij #metoo speelde het klootzakeffect een rol. Harvey Weinstein had als kwaadaardige smeerlap een grote symboolwaarde. Maar dat niet alleen: het hielp ook dat vanwege pussygrabbende opperklootzak Trump reeds de fuck-this-shit-cultuur was ontstaan waarin zo’n groots protest kan opbloeien. Waarin slachtoffers massaal kunnen zeggen: decennialang hebben wij als enigen de prijs betaald voor seksueel misbruik door machtige mannen, hebben wij in stilte geleden terwijl zij gewoon doorgingen, en nu komen we even afrekenen.

Het blijft afschuwelijk dat een schoft als Trump verkozen kon worden tot president. Maar waar het ene licht dooft, gaat het andere aan. Het afgelopen jaar liet zien dat er vuur is, en moed, en een belofte van sterke vrouwen aan alle klootzakken: we komen achter jullie aan, en we zijn met velen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

De kledingbakken voor de supermarkt puilen uit, en mijn straatgenoten rijden met dozen vol ex-huisraad naar de kringloop. ‘Lekker ontspullen’, lacht de buurvrouw, terwijl ze oude boeken in haar auto laadt. Ik ruim de kledingkast van mijn dochters op en ben blij met hoe overzichtelijk alles nu is. Een vriend zet een aardige verzameling keukenlijken op Marktplaats: een pastamachine, een ijsdraaier, een smoothie-maker en een onduidelijk pot-achtig apparaat waarin je – Joost mag weten waarom – iets heel erg langzaam kunt koken.

Het is in mijn omgeving helemaal hip: minimaliseren. Voor sommigen betekent dat gewoon eens supergrondig opruimen en voortaan drie keer nadenken voordat je iets koopt. Anderen streven, geïnspireerd door Marie Kondo of de Netflix-documentaire Minimalism, naar een bestaan met zo weinig mogelijk spullen.

Dit is een veelbelovende ontwikkeling, want de wereld gaat langzaam aan koopzucht ten onder. Niet onmiddellijk in onze eigen achtertuin, maar wel op de plekken in de wereld waar de plastic soep aanspoelt of waar regenwoud wordt verwoest omdat wij volgaarne palmolie in onze shampoo en koekjes blieven.

Het is goed om je te realiseren dat wij als westerse consumenten niet meebetalen aan de kosten daarvan. Aan de kassa tellen we geen extra euro’s neer voor geschonden mensenrechten, vernietigde natuur of vergiftigd water. We consumeren goedkoper dan rechtvaardig is, en laten de minder fortuinlijke delen van onze planeet met de rekening achter. Zo bezien is minder kopen niet alleen een goed idee, maar bijna een morele plicht.

Maar helaas gaat het minimalisme-ideaal nog niet primair over minder kopen; het gaat over minder hébben. En daar schuurt iets. Want voor onze aardkloot zou het natuurlijk beter zijn als we de spullen die we al bezitten helemaal zouden opgebruiken, in plaats van wegdoen omdat we denken gelukkig te worden van een huis zonder afleidende rommel.

Bovendien zit er een hiërarchie in de dingen die volgens minimalisten mogen blijven of wegmoeten die ik als feminist opmerkelijk vind. Zo hebben de meeste minimalisten wel een laptop, smartphone en e-reader. Ook muziekinstrumenten en blitse sportspullen zijn oké. Maar wat beslist uit je huis moet verdwijnen, zo schrijft Chelsea Fagan in The Guardian, is make-up, een uitgebreide verzameling kleren en schoenen, spulletjes waarmee je je huis gezellig maakt, kunst, hobbybenodigdheden.

‘Het is heel makkelijk om de dingen die (vooral) vrouwen bezitten te zien als totaal frivool’, stelt Fagan. ‘Het is geen toeval dat de meeste spullen waarvan ons gezegd wordt dat we die uit ons leven moeten verbannen de spullen zijn die vooral vrouwen in huis halen.’ Zo verheft het minimalisme dat wat met name mannen willen, doen en hebben tot de norm.

Ik hoop dat het een kinderziekte is; de onnozelheid van een jonge beweging. Want de wereld heeft het zo nodig dat we minder gaan hechten aan spullen en consumeren, dat ik het minimalisme niet graag ten onder zou zien gaan aan een gebrek aan grotere visie of emancipatie.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

In het zwembad hebben drie jongetjes besloten dat zij niet op hun beurt hoeven te wachten bij de wildwaterbaan. Ze schreeuwen, duwen, stompen, en zwemmen bijna over een peuter heen. Ik pak mijn dochters bij hun hand en trek ze zachtjes opzij. ‘Laat ze maar even voorgaan’, zeg ik. ‘Zulke jongens heb je liever voor je dan achter je.’

Het is de week waarop #metoo op het hoogtepunt is, en we zijn op vakantie in een braaf bungalowpark; honderden huisjes met allemaal precies hetzelfde schilderijtje aan de muur, een hobbelige midgetgolfbaan, en een onevenredig groot zwembad. Met wildwaterbaan dus, inclusief stroomversnellingen, glijbaantjes en niveauverschillen.

Mijn dochters vinden dat uiteraard schitterend, en zo kwam het dat ik nadacht over #metoo terwijl ik met hen door het water stuiterde. Vooral deze vraag liet me niet los: hoe kan het toch dat zoveel mannen denken dat ze recht hebben op het lichaam of de seks van vrouwen? Dat dit zaken zijn die ze menen te kunnen claimen?

Nu wil het toeval dat een wildwaterbaan eigenlijk de samenleving in het klein is. Je hebt er brave burgers; opa’s en oma’s met hun bezwemvleugelde kleingrut, ouders die door hun kinderen zijn overgehaald om ah-toe-nog-één-keertje mee te gaan. Je hebt ook de grotere kinderen, de meeste meisjes en de fijne jongetjes, die vooral plezier willen maken.

En dan zijn er die andere jongens, die denken dat ze er recht op hebben om als eerste van de glijbaan te gaan. Het kan ze niet schelen dat ze anderen daarmee benadelen of verdriet doen. Als ze denken dat ze ermee wegkomen vinden ze het ook niet zo erg om iemand een beetje pijn te doen.

In het Engels bestaat er een treffend woord voor dat idee dat je recht hebt op van alles: entitlement. Het is precies wat ik zie bij die voordringertjes in de wildwaterbaan. Entitlement is ook wat veel feministen beschouwen als een van de oorzaken voor de epidemie van seksueel misbruik die #metoo blootlegde. Niet dat ik daarmee wil zeggen dat elke klierjongen zal opgroeien tot grensoverschrijder. Wel dat entitlement gekweekt wordt.

Wat me verontrust, is hoe wij hier als wildwatermaatschappij mee omgaan. Bij de jongens hoort vaak een vergoeilijkend grijzende vader, die zijn kind een soort leuk-stoute Pietje Bell vindt en asociale acties wegwuift met een variant op ‘boys will be boys’. De brave burgers zeggen niets, maar drukken hun peuters tegen zich aan, en veranderen in de zwijgende meerderheid. Het leert die jongetjes dat ze straffeloos kunnen nemen wat ze willen.

En ik speel zelf ook een kwalijke rol. Ik zeg immers tegen mijn dochters dat ze maar beter een stapje opzij kunnen doen. Zo leer ik ze om deze jongens hun zin te geven, om het conflict te vermijden. Mijn meiden willen misschien best hun glijbaangrenzen bewaken, maar ik moedig ze aan dat niet te doen. Ik schaam me. Dat moet onmiddellijk anders.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.