‘Goedemorgen allemaal!’ Geen woorden waarvan je denkt: nu zullen mensen vast hevig van hun theewater raken. Toch twitterde zelfbenoemd anti-woke-klokkenluider Laurens Buijs: ‘Dit is een aanval op de kern van de mens!’
Even wat context. Onlangs kwam scholierenorganisatie het LAKS met een gidsje over taal in de klas. Daarin stipten ze aan dat er meer genderidentiteiten zijn dan jongen en meisje, en dat het dus fijn is wanneer een docent leerlingen zo inclusief mogelijk aanspreekt. Met ‘goedemorgen allemaal’, bijvoorbeeld. Zo ontstaat ‘een situatie waar iedereen welkom is en zich gezien voelt.’ Ook de non-binaire, genderfluïde, queer en two-spirited kinderen. Het was lief en empathisch.
De krantenkoppen waren dat niet. ‘Taalpolitie: geen ‘jongens en meisjes’ meer in de klas’, kopte de immer vrolijke fruitdruifjes van De Telegraaf. Ook veel andere media deden alsof een 1984-achtig taalverbod nakende was.
Er kwam een heel meningencircus op gang, waar ik u niet mee zal vermoeien. Wel hiermee: het viel me op dat veel tegenstanders van inclusieve taal zich beriepen op wat zij ‘de biologische realiteit’ noemen. Zo zei presentator Talitha Muusse in een EO-podcast: ‘Waarom noemen we jongens, jongens en meisjes, meisjes? Omdat er biologische jongens en meisjes zijn. Dat kan je wel met taal gaan wegpoetsen, maar dat verandert de situatie niet.’ Schrijver Jamal Ouariachi had, naar aanleiding van een vergelijkbare ophef du jour, eerder al eens gemopperd over ‘een ideologie die zoiets simpels en basaals als biologische sekse domweg wenst te bagatelliseren’.
Dat is interessant. Want die biologische realiteit is helemaal niet zo simpel of basaal. Neem geslachtsdelen. Je hebt natuurlijk de gewone huis-, tuin- en keukenpiemels en -vulva’s, op basis waarvan we baby’s – soms correct, soms niet – indelen in ‘jongens’ en ‘meisjes’. Maar bij een kleine 2 procent van de spruitjes laat de onderste regionen een variatie zien: bijvoorbeeld een orgaantje dat zowel een hele kleine piemel als een hele grote clitoris kan zijn, of labia die aan elkaar zitten en misschien een balzakje zouden kunnen wezen. Er zijn, genitaal-technisch, dus meer dan twee hokjes.
Ah, zult u misschien denken, maar chromosomen dan? Een vrouw is XX, een man XY – dat is lekker overzichtelijk en twee-hokjes-achtig. Toch? Helaas pindakaas. Ook hier is er allerlei diversiteit mogelijk: mensen kunnen onder meer XXY-chromosomen hebben, of XYY, of alleen een X. Genen bieden trouwens ook niet per se uitkomst. Het SRY-gen, dat bij een foetus de vorming van penis en klokkenspel in gang zet, zit doorgaans op het Y-chromosoom, maar soms steekt ie over naar de X, en dan krijg je een XX-baby met een jongeheer.
Hormonen bieden ook al geen hokjessoelaas, want niet alleen is er qua ‘geslachtshormonen’ allerlei overlap mogelijk, de hormoonbusiness kan ook nog per levensfase verschillen en je cellen kunnen er bovendien minder of helemaal niet gevoelig voor zijn. Zo zijn er XY-mensen met voor een man gemiddelde testosteronniveaus, die desalniettemin een lichaam hebben dat er vrouwelijk uitziet.
En, tot slot: ook het brein komt niet in roze of blauw. Uit hersenonderzoek blijkt dat het brein van een individu een mozaïek is van ‘typisch mannelijke’ en ‘typisch vrouwelijk’ structuren en gebiedjes. Hier hebben we het ook niet meer over een paar procent van de mensen: dit geldt voor bijna iedereen.
De biologische realiteit is er dus een van grote, rijke verscheidenheid. En uit die verscheidenheid – het lichaam en brein dat je hebt, maar ook hoe je je daarbij voelt en hoe je omgeving en cultuur erop reageert – ontstaat je identiteit. En net als lijven komen identiteiten in alle kleuren van de regenboog.
Ik zou zeggen: je kunt deze prachtige diversiteit wel met taal gaan wegpoetsen door alle kinderen in de woorden ‘jongens en meisjes’ te blijven duwen, maar dat verandert de situatie niet. Het zou zoveel beter zijn om woorden te kiezen die niet afwijzen en buitensluiten, maar accepteren en verwelkomen. Dat is niet, zoals Buijs meent, een aanval op de kern van de mens. Het is een liefdevolle omarming van de kern van de mens.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.