dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

‘Makkers staakt uw wild geraas.’ Dat was het enige wat Sinterklaas in Amsterdam wilde zeggen over de discussie rondom Zwarte Piet. ‘Er is al teveel gepraat door volwassen mensen’, voegde hij er nog aan toe. Het moet nu maar weer eens gaan om de kinderen.

Op het eerste gezicht lijkt dit een volkomen redelijke uitspraak. Net als de woorden van Marc Gilling, die als voorzitter van het Pietengilde aanschoof bij Pauw voor een debat over Sints knecht. Hij benadrukte dat we ‘in dialoog moeten blijven en de pijn serieus moeten nemen’, maar dat Piet pas moet veranderen als de meerderheid van de Nederlanders het wil.

Ook heel afgewogen klonken de twee voormalig Hoofdpieten die in deze krant stelden dat een aanpassing aan het uiterlijk van Zwarte Piet niets oplost, maar ‘enkel het gesprek rond discriminatie polariseert.’ We moeten niet een symbool willen veranderen, was hun boodschap, maar praten over de verschillende wereldbeelden die voor- en tegenstanders hebben. En dan was er nog een uiterst billijk ogende ingezonden brief van een meneer uit Lelystad, die pleitte voor meer tolerantie tussen mensen uit diverse culturen, en suggereerde dat we – in het kader van die tolerantie – van zwarte Nederlanders mogen verlangen dat ze autochtonen hun Zwarte Piet gunnen.

Tolerantie, dialoog, geen geraas: het klinkt allemaal heel verstandig, maar hier is iets vreemds aan de hand. De afgelopen weken is het in de mode geraakt om vooral witte mensen aan het woord te laten over Zwarte Piet. Tragisch dieptepunt van dit witwassen van de discussie was dat Pietendebat bij Pauw, waarbij zeven ongekleurde Nederlanders over Goedheiligmans loopjongen spraken maar niet of nauwelijks repten over slavernij, racisme en huidskleur. En dat terwijl het nog nooit zo duidelijk was dat de discussie in de kern over juist deze onderwerpen gaat – getuige ook het feit dat CDA-Kamerlid Michel Rog op twitter Quinsy Gario een ‘graaipiet’ noemde omdat de anti-Zwarte-Piet-activist graag betaald wilde worden voor zijn werk.

‘De stemmen van de voorstanders voor een inclusief feest worden gedempt zodat de witte gevestigde orde alleen zichzelf nog hoort’, concludeert Gario in een artikel op zijn blog. ‘Daardoor zie je ook meer stukken waarin men zichzelf een schouderklopje geeft voor de inzichten die zogenaamd op een neutrale afstand zijn voortgekomen.’ Hij schrijft erbij dat de Volkskrant het artikel niet wilde plaatsen.

Het probleem van dit zogenaamd-neutrale-maar-stiekem-door-en-door-witte perspectief is dat het gros van de verslaggeving een incompleet verhaal vertelt. Neem de veelgehoorde opmerking dat we het Sinterklaasfeest wel gezellig moeten houden voor de kinderen. Een scherpe vrouw merkte op twitter terecht op dat hiermee impliciet bedoeld wordt: voor wítte kinderen. Niemand had het immers over de gevoelens van zwarte kinderen die nu weer dag in dag uit overal blackface tegenkomen. (Deze opmerkingen kwamen haar op zoveel bedreigingen te staan, dat ze me verzocht haar naam niet te noemen in deze column. ‘Hoe internettrollen proberen people of color ‘monddood’ te maken’, voegde ze eraan toe.)

De diverse pleidooien om wel te praten over discriminatie, pijn en tolerantie maar niets aan Zwarte Piet te veranderen zijn eveneens van een stuitende eenzijdigheid. Nog even afgezien van het feit dat het nogal aanmatigend is als witte mannen gaan uitleggen hoe we over racisme moeten discussiëren, missen we zo wederom een belangrijk inzicht. Zoals Sylvana Simons afgelopen september in Trouw uitlegde: ‘Zwarte Piet is het enige zwarte symbool in de Nederlandse cultuur. Een knecht. Geen held, geen voorbeeld, maar een karikatuur. Waarom is het zo moeilijk om zo’n symbool te veranderen?’

Een goede vraag, waarop Simons zelf het antwoord geeft: ‘Als je in een liefdevolle, gelijkwaardige relatie zit, is er geen probleem. Dan zegt de één tegen de ander: “Schat, ik weet dat het niet je bedoeling is om mij te kwetsen, maar zou je voortaan…’ En die ander antwoordt dan: ‘Maar natuurlijk! heb ik je zeer gedaan? Wat kan ik doen om de pijn te verzachten?”’

Maar laten we eerlijk zijn: zo’n liefdevolle, gelijkwaardige relatie hebben wit en zwart in Nederland lang niet altijd. Het racisme, de haat, en de kloof waren nog nooit zo zichtbaar als nu. Dat zoveel media ervoor kiezen om het terechte verzet van een groep zwarte mensen tegen een symbool van die kloof en die ongelijkwaardigheid te verzuipen in een witte saus van grachtengordelredelijkheid, is pijnlijk veelzeggend. Ik zou zeggen: makkers, raast u alstublieft nog even door.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.