‘De zachte krachten zullen zeker winnen’, schreef Henriëtte Roland Holst. Ze had het over liefde, ‘de zin van ’t leven der planeten, / en mense’ en diere’. / Er is niets wat kan storen / ’t stijgen tot haar.’ Ik moest aan dit gedicht denken toen ik vorige week het zoveelste verontrustende bericht over de psychische gezondheid van jongeren las. Volgens een peiling van 3Vraagt onder 1600 jonge mensen heeft 85 procent last van mentale klachten: stress, piekeren, slaapproblemen, depressie. Een op vijf heeft hier in de afgelopen twee jaar medicijnen voor gebruikt; een even grote groep verdooft de ellende met alcohol of drugs.
Onze kinderen zouden best willen stijgen, maar er stoort van alles. Ze gaan, zo weten we uit eerder onderzoek, langzaam ten onder aan de druk van de neoliberale prestatiemaatschappij, waarin niet liefde maar succes het hoogste gebod is. Het antwoord van de wereld der volwassenen is doorgaans niet dat het dan hoog tijd is om hevig te klussen aan de staat van de samenleving in het algemeen en het onderwijs in het bijzonder, maar dat jonge mensen sterker moeten worden. Dat ze hun weerbaarheid moeten trainen. Hun eigen kracht moeten vinden.
Dit is geen zachte maar een harde kracht. In haar essay Meltdown of the phantom snowflakes schrijft Laurie Penny dat ‘kracht’ te vaak betekent: ‘Sterk genoeg om niet bevrijd te hoeven worden. Sterk genoeg om onrecht te verdragen.’ Stilletjes verdragen, ook nog, want wanneer het een teken van kracht is om je zodanig te schikken in je deprimerende lot dat niemand last van je heeft, dan is tegen dat lot in opstand komen of zelfs maar proberen je eigen weg te vinden al gauw een teken van zwakte. ‘Dat is wat we zien wanneer jonge mensen die strijden voor verandering ‘de sneeuwvlokjesgeneratie’ worden genoemd’, merkt Penny op. We zeggen dat ze zeuren. Berispen hen om hun slachtoffergedrag.
Een panellid van 3Vraagt beaamt dat: ‘Het is pompen of verzuipen. En als we proberen in die storm ons eigen kompas te volgen en onze eigen waarden na te streven, ongeacht de druk, staat de oudere generatie altijd klaar om ons watjes te noemen.’
In een opmerking als ‘je moet jouw eigen kracht vinden’ ligt de nadruk op ‘kracht’ en niet op ‘eigen’. Het betekent niet: omarm je innerlijke vulkaan en zoek het leven dat zo goed bij jou past dat je het wilt omhelzen met duizend armen. Wat volwassenen bedoelen is: vind de kracht die ons goed uitkomt. Vind de kracht om te slagen in de prestatiemaatschappij. Of, als dat niet lukt: vind de kracht om de pijn die de samenleving je doet te incasseren zonder ons ermee te vermoeien.
Dit is geen zachte maar een harde kracht, die onze kinderen ook nog eens tegen zichzelf dienen te keren. Ze worden de bewakers van hun eigen misère; de hoeders van hun eigen onderdrukking; de cipiers van hun eigen innerlijke gevangenis.
En daarmee gaat zelfs nog meer verloren dan alleen hun kans op ontspanning en levensvreugde. In een essay in Vrij Nederland citeert Tom Grosveld de filosoof Byung-Chul Han: ‘De eis tot optimalisering van de ziel, die in werkelijkheid een aanpassing aan bestaande machtsverhoudingen afdwingt, verhult maatschappelijke misstanden.’ En: ‘Terwijl we dokteren aan onze eigen ziel, verliezen we de maatschappelijke verbanden die tot sociale verstoringen leiden uit het oog. Als angsten en onzekerheden ons kwellen, stellen we niet de maatschappij maar onszelf daarvoor verantwoordelijk.’ We vervangen maatschappijkritiek door persoonlijke groei, stelt Grosveld. Het resultaat, aldus Han, is dat er geen revolutie volgt, maar depressie.
Ziedaar het lot van onze kinderen. In alle angst en stress zijn ze gaan geloven dat het allemaal aan hen ligt; ze zien het falen van de prestatiemaatschappij als hun eigen falen; ze verwijten zichzelf dat ze het onverdraaglijke niet beter kunnen verdragen. Ze verzuipen stilletjes, zonder verzet. Wanneer zegt de wereld der volwassenen: genoeg is genoeg? Vanaf vandaag is succes ondergeschikt aan liefde? Vanaf nu laten we alleen nog de zachte krachten winnen?
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.