“In deze tijd word je bij het minste of geringste slachtoffergedrag verweten.” Dat stond vorige week in het opiniestuk naast mijn column. Het stuk bepleitte dat het goed is voor organisaties om meer diversiteit in huis te halen. Vanwege het slachtofferverwijt vonden de auteurs quota als middel echter ongeschikt.
Het verwijt herken ik. Wanneer ik het in mijn column opneem voor, zeg, vrouwen, flesvoedende moeders of dikke mensen, krijg ik daarna steevast hetzelfde te horen. En zo vergaat het vele emancipatiegezinden. Wie voor zichzelf dezelfde kansen opeist die blanke mannen al eeuwen hebben, is in veler ogen een zeur.
De auteurs van het diversiteitsopiniestuk pleitten in plaats van een quotum dan ook voor een omslag in het denken over kleur en geslacht. “Het moet tussen de oren gaan zitten”, zeiden ze. Dat is tegenwoordig hip. Diversiteit moet worden geagendeerd, nagestreefd, er moet verantwoording over worden afgelegd. Maar niemand spreekt meer over de optie van emancipatie per wet. Dat is jammer, want mentaliteitsverandering mag dan lief en pluizig klinken, het is ook ontzettend ineffectief. En quota, hoewel aanzienlijk minder knuffelbaar, werken wel.
Bewijs daarvoor is er in overvloed. Neem de Indiase provincie West-Bengalen. Tijdens de dorpsraadsverkiezingen in 1998 en 2003 werd eenderde van de beschikbare zetels gereserveerd voor een vrouw. Niet alle dorpen kregen met zo’n quotum te maken; in een soort loterij werden telkens de gelukkige quotumwinnaars getrokken. Dankzij die willekeur was de situatie in West-Bengalen een bijna perfect natuurlijk experiment. Wetenschappers van onder meer Harvard University keken naar de effecten.
Ondanks de oorspronkelijke weerzin van met name Indiase mannen, werden de vrouwen die in de raden waren verkozen in veel gevallen zo populair dat ze ook in een volgende, quotumloze verkiezing weer de meeste stemmen kregen. Het ambitieniveau bij de meisjes in West-Bengalen steeg: dankzij de quota zagen zowel zij als hun ouders meer belang in een goede opleiding en stelden ze hogere doelen voor zichzelf. De jongens leden daar niet onder; hun dromen en prestaties bleven hetzelfde. De angst dat quota ten koste gaan van de mannen, bleek dus ongegrond.
Net als de angst dat quota ervoor zorgen dat je in besturen met allerlei suboptimale vrouwmensen komt te zitten die maar matig van wanten weten. Dat blijkt ook uit een onderzoek dat in 2010 werd gedaan naar het toen zes jaar oude quotabeleid van Noorwegen. De vrouwen die dankzij de van staatswege opgelegde ondergrens aan de top waren beland, waren zelfs iets beter gekwalificeerd dan de mannen. Bovendien bleek het bij invoering veel gehoorde tegenargument dat een klein aantal vrouwen heel veel bestuursplekken zou gaan innemen niet te kloppen. De gemiddelde topvrouw had zelfs iets minder posities dan de gemiddelde topman.
Er is geen reden om te denken dat deze positieve resultaten niet ook in Nederland, en niet ook met allochtonen behaald kunnen worden. Maar dat lukt natuurlijk niet als we blijven aantrutten met halfzacht gedoe als bewustwording en cultuuromslag. Op het gevaar af voor zeur of slachtofferrollige te worden uitgemaakt bij deze dus mijn warme pleidooi voor quota als meest effectieve weg naar meer rechtvaardigheid aan de top.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.