dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Ik ben gek op revoluties. Mijn hart gaat sneller kloppen bij het zien van mensenmassa’s op belangrijke pleinen. Zoals nu in Kiev. Ik lees dat er gebouwen bezet worden, er eten wordt uitgedeeld, dat er zelfs ‘s nachts nog overal mensen en barricades zijn. De opwinding ervan doet me denken aan Arabische lentes, aan de val van de muur, Boris Jeltsin op een tank, de opgeheven armen van een pas vrijgelaten Nelson Mandela. Verwachtingsvolle eendracht, beloofde vrijheid, gecondenseerde hoop. Ik houd ervan.

De levensduur van dit gevoel is gemiddeld drie dagen. Daarna pakt mijn innerlijke cynicus mijn innerlijke romanticus altijd weer genadeloos bij de kladden. Want wat is een revolutie nou helemaal? Meestal is het niet meer dan een bocht in de weg van A naar B. De route verandert, maar je rijdt nog steeds auto, en ook de kuilen in de weg en de tegenliggers blijven goeddeels hetzelfde. Dingen die er echt toe doen, de fundamentele koerswijzigingen, die kosten tijd. Revolutieliefde komt maar al te vaak voort uit een klassieke denkfout: de neiging om vooral aandacht te hebben voor dat was nieuw is, wat schokt, wat plotseling gebeurt, en het verwaarlozen van de dingen die traag en bijna onzichtbaar aan de hand zijn.

Kranten zijn van oudsher pleisterplaatsen van deze denkfout. Jaren geleden constateerde psycholoog Paul Slovic al dat kranten drie keer vaker schrijven over spectaculaire zaken als moord, tornado’s, grote branden en ongelukken dan over bijvoorbeeld huis-, tuin- en keukenziektes, ook al eisen die ziektes honderd keer meer levens dan al deze catastrofes samen. Niet dat lezers dit erg vinden, want ook zij dichtten te grote magere-hein-kansen toe aan dingen waar je heel acuut en onverwacht aan doodgaat, en onderschatten de overlijdensrisico’s van zaken die nogal gewoontjes zijn, zoals diabetes.

Dat is evolutionair gezien natuurlijk ook wel logisch: als je een tornado ziet, is het reuze praktisch als alle alarmbellen afgaan, in verband met hard wegrennen en dergelijke. Mensen met geweren of grote branden idem dito. Bij suikerziekte daarentegen is vechten of vluchten tamelijk zinloos, dus houdt ons waarschuwingssysteem terecht zijn snater.

Problematisch wordt het wanneer er heel langzaam iets belangrijks gebeurt dat eigenlijk wel om radicaal ingrijpen vraagt, maar toch de gemoederen niet weet te verhitten. Bijvoorbeeld wanneer de aarde in slakkengang steeds warmer wordt. Daar zouden we op termijn best collectief van naar de ratsmodee kunnen gaan, wat op zich een goede reden is voor actie, ware het niet dat het gevoelsmatig allemaal niet zo deert.

Om die emotionele lacune te dichten, proberen sommigen per olifantenpaadje een trage ontwikkeling iets van urgentie mee te geven. Een mooi voorbeeld stond gisteren op de voorpagina van deze krant: ‘De groene revolutie komt uit het Noorden’. Mijn romantische hart maakte het bekende sprongetje, want dat klonk alsof er onmiddellijk iets groots te gebeuren stond, maar al snel bleek dat het artikel ging over hoe de Denen hun energievoorziening hebben verduurzaamd door heel onrevolutionair gewoon drie decennia lang een stabiel groen beleid te voeren. ‘We hebben iets bedacht en dat volgehouden’, zei de bijbehorende minister. Dat is uitermate verstandig, noodzakelijk zelfs, maar het zorgt niet voor een acute kriebel in de buikregio.

Een verwante strategie is om onze gevoelsmatig ingebakken catastrofe-alarmbel te luiden door deze te koppelen aan een langzaam sluipgevaar. Op de klimaattop in Warschau probeerden bezorgde afgevaardigden de supertyfoon in de Filippijnen tot icoon van de opwarmende aarde te maken, in de hoop dat het aanzien van minderjarige stormdoden de heren en dames beleidsmakers zou aanzetten tot effectiever klimaatbeleid. Geen gek idee, ware het niet dat allerlei fuifnummers meteen kwamen melden dat een statistisch verband tussen opgewarmd, klimaatveranderd zeewater enerzijds en harder waaiende orkanen anderzijds nog helemaal niet is aangetoond. Ze hebben gelijk natuurlijk, en het moet beslist gezegd worden, maar ik vind het ook jammer: alweer geen klimaatrevolutie.

Ach, stel je niet aan, zegt mijn interne cynicus dan, zo erg is dat nou ook weer niet. Kijk maar naar de passie die je in 2006 voelde voor Al Gore’s Inconvenient Truth: over revolutie-als-slechts-een-bocht-in-de-weg-maar-we-zitten-nog-steeds-in-de-auto gesproken. Vergeet de revolutie. De echte klus begint pas daarna: na de passie, na de schok, na het plein, na de ramp. De Denen hebben goed begrepen hoe dat je dat doet: je verzint iets verstandigs, en blijft daarbij. Dat is niet spectaculair. Het is niet romantisch. Het voelt nergens naar. Maar het werkt wel.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.