De onderzoeker die ik heb geïnterviewd wil haar citaten terug. Ze is haar boekje te buiten gegaan, zegt ze, en ze valt niet graag publiekelijk collega’s af. Ze heeft, kortom, dingen gezegd waar ze later spijt van heeft. Het interview is niet opgenomen. Wat nu? Van wie is die quote? Van mij of van haar?
Het was een leuk gesprek, tussen mij en onderzoeker X. Er was onlangs een nieuwe richtlijn uitgebracht, voor een medisch probleem. Die richtlijn verwachtte dat patienten zelf als deel van hun genezing hun levensstijl zouden herzien. Helaas blijkt uit eerdere onderzoeken dat dit herzien zeer zelden succesvol is, en dat wanneer de patient het probeert en faalt, er mogelijk zwaardere gezondheidsconsequenties zijn dan wanneer je steeds op oude voet was verder gegaan. Dat roep bij mij de vraag op: is het wel ethisch om dan aan een patient te vragen zijn levensstijl te veranderen? Ik bel X omdat ze zich in de media eerder vele malen kritisch heeft uitgelaten over dit onderwerp. Ze is het vermoedelijk oneens met de richtlijn, en kan vanuit de psychologie een interessante nuance toevoegen.
Ik bel X en vertel haar waar mijn artikel over zal gaan. We hebben het over de richtlijn. Ik vertel haar dat ik per e-mail heb gecorrespondeerd met Y, een wetenschapper die nauw betrokken was bij de totstandkoming van de richtlijn. Ik meld haar wat mijn insteek zal zijn. De voor de hand liggende vragen komen voorbij. ‘Wat vindt u van zulke leefstijladviezen? Heeft het kans van slagen? Wat zijn de mogelijke negatieve consequenties?’ X loopt helemaal leeg. Ze ageert tegen de leefstijlverandering, is bang dat mensen er psychisch erg onder gaan lijden als ze moeten veranderen maar het (weer) niet lukt en gaat zelfs uitgebreid in op de medische kant van de zaak. Als ik tot slot de hamvraag stel – ‘Vindt u die richtlijn dan wel ethisch verantwoord?’ – is ze onomwonden. ‘Ik vind het helemaal niet verantwoord’, zegt ze. Het woord ‘oneerlijk’ valt, en hoe de richtlijn stereotypen versterkt.
Het is altijd een opluchting als een onderzoeker zo vrijuit durft te praten. Natuurlijk had X eerder in de media vergelijkbare uitspraken gedaan, maar toch was ik behoorlijk in mijn nopjes met de uitspraken. Terwijl alles nog vers in mijn geheugen zit, werk ik de aantekeningen uit die ik tijdens het telefoongesprek maakte. Het is dinsdag. De woensdag besteed ik aan dingen nazoeken die ze heeft gezegd. Is er een basis in de peer-reviewed literatuur voor haar – soms boude – uitspraken? Die blijkt er te zijn. Klaarblijkelijk kijken psychologen en medici heel anders tegen dit soort leefstijlveranderingen en –adviezen aan. Gerustgesteld dat ik niet te maken heb met een eenling, typ ik donderdagochtend het artikel op. Citaten van X komen tegenover citaten van Y, die per mail de richtlijn en de adviezen daarin heeft verdedigd. Ze zijn het met elkaar oneens, maar ik vind het belangrijk om ze allebei ruimhartig aan het woord te laten. Hoor- en wederhoor is een groot goed in de journalistiek. Maar mijn artikel is niet neutraal. Tijdens het schrijven en researchen en discussiëren met een collega ben ik tot de conclusie gekomen dat als het gaat om de mens achter de aandoening, de psychologen het betere onderzoek in handen hebben. Bovendien heb ik in de richtlijn en in de uitspraken van Y een paar vergissingen ontdekt, die erop duiden dat de effectiviteit van de leefstijlverandering behoorlijk zijn overdreven. Ik concludeer, bij monde van X en een aantal Amerikaanse psychologen die dé review op dit gebied hebben geschreven, dat de richtlijn in ieder geval gedragswetenschappelijk en waarschijnlijk medisch de plank behoorlijk misslaat.
Daarna mail ik het artikel naar X, zodat ze het kan controleren op inhoudelijke onjuistheden. Ik bedank haar voor haar medewerking en het fijne interview. Zoals ook al afgesproken tijdens het telefonisch interview, gaat ze vrijdagochtend naar kijken, zodat ik genoeg tijd heb om voor de deadline nog eventuele kleine verbeteringen te doen. Aan het eind van de ochtend mailt ze dat ze twee uur uitstel nodig heeft, omdat ze graag wat dingen wil aanpassen. Daar word ik chagrijnig van, want eigenhandig aanpassen is niet hetzelfde als controleren op inhoudelijke onjuistheden. Bovendien meldt ze me dat ik pas ‘mag publiceren’ nadat ze mij de ‘door haar geautoriseerde versie’ heeft gegeven. Ik geef haar de twee uur, omdat m’n chef meldt dat er wel rek zit in de deadline, en ik wil afwachten of er echt hete soep gaat worden gegeten. Twee uur later krijg ik de ‘goedgekeurde versie’, met de boodschap dat ze nog behoorlijk aan wat stukjes heeft gesleuteld, omdat ze haar boekje te buiten was gegaan tijdens het interview, en niet openlijk collega Y wilde afvallen, voor wie ze veel respect heeft en met wie ze als onderzoeker nog jaren verder moet. Aan haar mail en wijzigingen merk ik dat ze zich vooral bezwaard voelt over de uitspraken die ze deed over de medische kant van de zaak. De psychologisch getinte quotes staan nog, hoewel ze die heeft volgestopt met jargon en veel wijzigingen zodanig heeft gedaan dat de rode draad van het artikel helemaal zoek is.
Ondanks mijn ergernis benader ik dit begripvol. Het artikel heeft haar medische citaten eigenlijk helemaal niet nodig, en Nederland is klein; ik begrijp dat X later nog met Y door een deur moet. Ik mail haar dat ik haar zorgen zal respecteren en haar deels tegemoet zal komen in haar wijzigingsvoorstellen, ook al gaan die veel verder dan inhoudelijke onjuistheden aanpassen (sterker nog: er waren geen inhoudelijke onjuistheden. Immers: ik had X correct geciteerd, maar ze schrok van haar eigen woorden). Dus herschrijf ik het artikel. Per telefoon praat ik X door al haar citaten en hun context heen. Alle alinea’s waar zij wordt genoemd lees ik voor. X geeft aan dat ze zo met het artikel kan leven. Publicatie is akkoord. Het artikel gaat online.
De volgende week weer bericht van X, nu met Y in de cc. Ze zijn ongelukkig met het stuk. X verwijt me tijdens een korte e-maildiscussie dat ik haar wijzingingen maar ten dele heb overgenomen, dat ze tegen haar zin in tegenover Y is gezet en dat ik haar uitspraken in de mond leg. Ze wijst me plekken haar waar ik dingen ‘moet toevoegen’. De toevoegingen zijn een 180 graden draai ten opzichte van de dingen die ze eerder heeft gezegd. Ineens is ze voorstander van de levensstijlinterventie, terwijl ze aan de telefoon en de door haar goedgekeurde versies nog tegenstander was. Ik reageer dat dit te ver gaat. Natuurlijk, internet is internet, en in principe kan ik van alles wijzigen, maar ik zou – terecht – het vertrouwen van mijn lezers verliezen als ik zonder reden of toelichting de inhoud van een artikel compleet zou wijzingen nadat iets aan halve week gepubliceerd heeft gestaan. Bovendien wijs ik X en Y erop dat mijn artikel niet alleen is gebaseerd op mijn interviews met hen; zij zijn slechts een van de bronnen. Ik heb alles geverifieerd aan de hand van peer-reviewed artikelen van andere, veelal Amerikaanse wetenschappers. Dit is mijn artikel, met mijn rode draad en mijn conclusie. En daar ga ik niet meer in knoeien. Als X de wereld wil laten weten dat ze van gedachten is veranderd, dan staat het haar uiteraard vrij om een commentaar te schrijven waairn ze haar nieuwe visie uiteen zet. Ik bied aan dat onder het artikel te plaatsen.
Dat commentaar is er nooit gekomen. Wat is er wel is gekomen is zwartmakerij. Nog steeds vertelt X aan collega’s en dergelijke dat ik haar verkeerd en kort door de bocht geciteerd heb en dat ik haar woorden in de mond heb gelegd. Dat doet mijn imago natuurlijk geen goed, te meer omdat ik me niet vrij voel om tegenover die collega’s – die me zo nu en dan zeer pittige en persoonlijk aanvallende mails sturen – te verdedigen door de echte gang van zaken op te lepelen. Ik vind het niet chique als je als journalist de correspondentie met je interviewee openbaar maakt. Zo wil ik niet werken.
Het heeft me een tijdje gekost om te verzinnen wat ik dan toch kan doen om mijn imago te beschermen. En deze blogpost is daarop het antwoord. Eenieder die door X wordt ingelicht over het voorval, zal zonder moeite herkennen de situatie in dit stuk herkennen. Wie geen idee heeft, weet vanaf nu hoe ik de zaken aanpak. De meeste onderzoekers vinden het heel prettig om met mij te werken, en ik heb op dit geval na nooit zulke beschuldigingen aan mijn broek gehad. Onlangs nog vertelde een wetenschapper me hoe ze dankzij mijn artikel eindelijk aan haar familie en vrienden kon uitleggen wat ze al die jaren had onderzocht.
En verder heb ik een paar praktische lessen geleerd. Neem interviews altijd op. Bij onenigheid bepaalt de opname wat er is gezegd. Als het is gezegd, dan mag het ook worden geciteerd. En als dat opnemen door omstandigheden een keer echt niet kan, dan vraag ik voortaan aan de onderzoeker of hij/zij het transcript van het interview wil controleren op inhoudelijke onjuistheden, niet het hele artikel. En die gecontroleerde citaten gebruik ik vervolgens met respect voor de context, maar wel naar eigen inzicht. Want opgenomen en gecontroleerde quotes, die zijn de journalist. Die zijn van mij.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.