Soms, wanneer visieloze politici meer praten dan handelen en ik vrees dat er weer een klimaattop voorbij zal gaan zonder dat onze leiders doen wat echt nodig is, houd ik de wanhoop op afstand door te dromen over de toekomst.
In die droom ben ik oud en zit ik op een veranda met mijn kleinkinderen. We kijken uit over de gemeenschappelijke tuin vol fruitbomen, een moestuin, lange picknicktafels, spelende kleuters. Eromheen staat de mooie, goed gebouwde sociale huurwoningen die er nu zijn voor iedereen. We zijn een gemeenschap; sommige buren verbouwen groente, anderen geven muziekles, repareren kleren of meubels.
‘Was het vroeger anders, oma?’ vragen m’n kleinkinderen. Ja, zeg ik; nabuurschap was minder vanzelfsprekend dan nu. Veel mensen werkten heel hard. Soms omdat ze wilden presteren of rijk wilden worden, vaker omdat hun werk te weinig betaalde om fatsoenlijk van te leven. Jullie kunnen het je nu vast niet meer voorstellen, maar er was veel armoede toen jullie moeders jong waren. Mensen maakten zich zorgen over of ze de energierekening wel konden betalen, of de boodschappen. Ze voelden zich altijd onveilig.
We kenden toen een systeem dat kapitalisme heette en dat draaide om hebzucht, om meer: overheden wilden meer economische groei, grote bedrijven wilden meer winst, mensen wilden meer spullen. Maar dat ging ten koste van bijna alles: uitgebuite arbeiders, de natuur, het klimaat.
Het tij begon te keren in de jaren twintig. Wetenschappers waarschuwden telkens weer dat het rampzalig kon uitpakken als de aarde meer dan 1,5 graad zou opwarmen. De ene klimaatramp na de andere voltrok zich. Maar regeringen deden niet genoeg en burgers pikten het niet meer. Het was een tijd van grote demonstraties en klimaatacties. Wereldwijd stond het volk op. Het was een revolutie. De landen die veel broeikasgassen uitstootten zijn binnen, wat was het, een jaar of tien, vijftien naar een CO2-neutrale economie overgegaan. Technologie hielp, maar we zijn ook anders gaan leven. Rustiger. Minder inhalig.
En eerlijker. Eeuwenlang had het Westen het mondiale Zuiden onderdrukt; eerst als kolonies, daarna via economische regels en schulden. Die hebben we kwijtgescholden. Er kwam een riant klimaatrechtvaardigheidsfonds. En de historisch grootste CO2-uitstoters gingen andere landen betalen voor het behouden en uitbreiden van bossen en wetlands, en om hun olie en gas in de grond te laten zitten. Zo konden deze landen opbloeien, op hun eigen manier, zonder onze bemoeienis.
Natuurlijk moesten we hier ook dingen opgeven: vlees eten of vliegvakanties doen we niet meer. Sommige mensen hadden het daar echt moeilijk mee. Ze konden het zich niet voorstellen, een betere wereld en een goed leven voor iedereen. ‘Het is een utopie, het lukt toch nooit’, zeiden ze. Maar, zeiden de dromers: utopie betekent niet voor niets ook ‘geen plaats’. Het is geen punt dat je kunt bereiken, geen plek die ooit zal bestaan, maar een richting.
En toen we eenmaal de juiste kant opgingen, kregen we er zoveel voor terug. Veel landbouwgrond die eerder nodig was voor vee en veevoer werd wilde natuur. Dat is waarom je daar, achter de huizen, het bos al ziet beginnen. Dat was vroeger niet zo; toen waren steden omgeven door weilanden en industrieterreinen. Om in de natuur te komen, moest je eerst met de auto. Ja, bizar, toch? Maar zo was het.
Na de antikapitalistische hervormingen hoefden mensen niet meer het grootste deel van hun tijd te werken voor de winsten van grote bedrijven en de vermogens van superrijken, dus kwam er geld vrij voor wat we nu onze publieke rijkdom noemen: goede huisvesting, dito zorg, onderwijs en kinderopvang, grote bibliotheken in elke wijk, sportvelden, zwembaden, ateliers, muziekruimtes. Allemaal gratis en openbaar.
We hebben nu minder bezit, maar meer schoonheid en meer tijd voor elkaar. Weet je, de beste dingen in het leven waren altijd al gratis en goed voor de planeet: liefde, vriendschap, verwondering, nieuwsgierigheid, de natuur, op de veranda zitten met je kleinkinderen. We konden het lang niet zien, maar het goede leven was nooit ver weg.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.