dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Volgens de overgrote meerderheid van de klimaatwetenschappers is dit wat het bewijs ons vertelt: de aarde warmt op door toedoen van de mens. Een groep mensen – de klimaatsceptici – verkiest dat niet te geloven. Dat is interessant, ongeacht wie er uiteindelijk gelijk blijken te hebben. Waarom wijken die sceptici af van de norm? Wat zijn hun bewuste en onbewuste beweegredenen?

Twee gedragswetenschappers – Paul Slovic en Paul Kellstedt – hielpen mij aan een antwoord. Er is een significant, en zelfs tamelijk sterk verband tussen huidskleur en sekse aan de ene kant, en je houding ten opzichte van klimaatverandering aan de andere kant. Om preciezer te zijn: zo’n 30% van de blanke mannen gelooft er gewoon niks van, van de risico’s van de opwarming van de aarde. Slovic weet ook waarom: hun identiteit is sterk verbonden met allerlei zaken die voor die opwarming zorgen (dikke auto, veel consumeren, etcetera). Zeggen dat het klimaat verandert is daarmee – onbewust – net zoiets als zeggen dat je zelf niet deugt. En daar doet ons onderbewustzijn niet aan. Het resultaat: scepsis.

Deze tamelijk onschuldige analyse van het psychologische fenomeen white male effect leverde mij een emmer drek op van GeenStijl.nl die mij tegelijkertijd vooringenomen, kortzichtig, racistisch, seksistisch en een mannenhaatster vonden. Ze deden hun slogan ’tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend’ eer aan.

Gelukkig waren er – naast lieve, steunende en opbeurende collega’s, waarvoor dank! :) – ook sceptische mensen die over de feiten wilden debatteren, zoals mijn klimaattwijfelende collega-wetenschapsjournalist Marcel Crok. Hij schreef op zijn website climategate.nl een reactie op mijn artikel (mirror). Daar reageerde ik weer op met wat extra uitleg: bijvoorbeeld dat afwijken van de norm op zich een waardevrije gebeurtenis is, dat individuele factoren natuurlijk altijd ook een rol spelen – maar dat dit zeker niet betekent dat huidskleur en sekse geen invloed hebben! – en dat klimaatscepsis toch eigenlijk echt een erg sociaal-maatschappelijk-psychologisch fenomeen is. Marcel was zo sportief die reactie ook weer op zijn website te plaatsen. Vervolgens kwam hij bovendien met de vraag of die overgrote meerderheid die ik net aan het begin noemde misschien niet gewoon last heeft van kuddegedrag. Een interessante vraag, waar ik zeker nog eens induik. We debatteren dus vrolijk verder – over feiten, hoera!

Op Kennislink staat ondertussen een enigszins herziene versie van het stuk te lezen, waarin ik het white male effect nog wat uitvoeriger uitleg. Ik vind namelijk altijd dat je ook moet kijken naar de balk in je eigen oog (ook al steekt er in dit geval een complete timmerfabriek in het oog van onze stijlloze vrinden). Ik ben er de eerste keer klaarblijkelijk niet in geslaagd om voldoende uit te leggen hoe volstrekt normaal dit allemaal is, en hoezeer het niks met racisme of seksisme van doen heeft. Hopelijk ben ik daar nu beter in geslaagd.

Ondertussen maakte ik voor Kennislinks thema over klimaatverandering (aanrader, met mooie infographics van Frederik Ruys) nog twee filmpjes. De eerste gaat over de vraag wat er met de aarde gebeurt als het hier verder opwarmt dat de ‘gevaarlijk grens’ van 2 graden. De tweede gaat over risicopsychologie: waarom vrezen we wat we vrezen. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar hierin figureert ook het veelsproken … inderdaad.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Of hij Mexicaans was, weet ik niet (het kwam niet met sombrero en ik had ook geen onbedwingbare zin in tortillas) maar griep was het zeker. En wat doet een journalist met griep? Juist – ze leest een boek. Alleen kon mijn zwaar door koort gehavende brein even geen Francis Wheen aan, dus koos ik voor Dan Browns laatste: The lost symbol. Op de allereerste pagina, nog voor het verhaal echt aanving, begon de verwarring echter al. “Alle wetenschap in dit boek is echt,” zegt Dan tegen me. Hier kan ik dus niets mee. Ik heb een roman in mijn handen, dus ik reken niet op echt. Maar is die zin nu onderdeel van de roman (en dus fictie) of een soort bijsluiterachtige waarschuwing bij het verhaal (en dus echt)?

TheLostSymbol-DanBrownGelukkig maar dus, dat het boek ging over de meest obscure tak van de psychologie: de noetica. Die lui zijn eerder vertederend dan serieus: op de website van het Institute of Noetic Sciences (dat in ieder geval wel echt bestaat) kun je bijvoorbeeld proberen een cartoonfiguur te healen. The lost symbol was qua niveau niet veel beter. En alzo kon ik vaststellen dat de uitspraak die Dan zo boud deed aan het begin van zijn thriller, tot de fictie behoorde. Want met wetenschap heeft dit niets te maken: de ziel wordt gewogen, gedachten kunnen gebundeld om materie te herscheppen en de plantjes telen wierig onder invloed van de positieve gedachten van heldin Katherine Solomon.

Het fijne daaraan is wel dat ik, eenmaal beter, meteen een leuk debunk-artikel kon optypen over Dan Browns laatste boek (actueel!) en leugentje aan het begin (scherp randje!). Van mij had het daarbij mogen blijven, ware het niet dat het ANP het een aardig idee vond om hier een berichtje over de typen waarin ze verbaasd opmerkten dat er helemaal geen wetenschap staat in de nieuwste Dan Brown. En het ANP stond niet alleen in hun verbazing: nu.nl, de Tubantia*, zelfs radio 1 (wel BNN) verbaasde lekker met ze mee. En ik was ineens het leukje van de dag – zonder het zelf te willen. Ik blijf wel zitten met een wat unheimisch gevoel over de gemiddelde Nederlander: zou die echt denken dat al die positieve energie-gedachten-ziel-weeg-flauwekul echt kon? Nee toch? Gemiddelde Nederlanders worden van harte uitgenodigd om te reageren.

*) De Tubantia? Huh? Ja, inderdaad. Deze tukkers dachten abusievelijk dat ik een psycholoog van hun thuis-universiteit Twente was. Nu heb ik daar wel ooit een graad behaald, maar sindsdien ben ik daar niet meer werkzaam. Mailtjes en telefoontjes om dit misverstand uit de wereld te helpen leveren tot op heden niets op.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Opvallend weinig vrouwen kiezen voor een carrière in de betawetenschappen of techniek. Waarom? Op die vraag zijn twee antwoorden te bedenken: ofwel meisjes zijn ‘van nature’ ongeschikt voor wiskundige activiteiten, ofwel ergens in hun schoolloopbaan worden ze tegengewerkt in het ontplooien van hun exacte talenten. In het Kennislink-artikel ‘Waar zijn de wiskundevrouwen?‘ beschrijf ik waarom antwoord B de juiste is.

Dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de bètawetenschappen lijkt eerder het gevolg te zijn van een keten aan hindernissen dan van een aangeboren gebrek aan talent. Hoewel we natuurlijk niet zeker weten of meisjesbaby’s met minder bèta-aanleg ter wereld komen dan jongetjesbaby’s, is het gebrek aan verschillen in de kleutertijd een aanwijzing dat dit niet zo is.

Op de middelbare school speelt het hardnekkige stereotype dat meiden slechter zijn in wiskunde dan hun mannelijke medescholieren ze parten als ze hun profiel kiezen. Hier gooien veel meisjes een toekomst in de techniek of natuurwetenschappen weg om een vooroordeel, terwijl het gezien het gebrek aan bèta’s een gouden toekomst was geweest. Eenmaal op de universiteit worden vrouwen stelselmatig tegengewerkt, waardoor veel vrouwen – uit keuze of noodgedwongen – afhaken. Het antwoord op de vraag waar de wiskundevrouwen zijn is dan ook even eenduidig als pijnlijk: ze waren er wel, maar ze zijn iets anders gaan doen.

Een paar maanden later werden mijn conclusies bevestigd. Uit een artikel in Science bleek dat emancipatie (of het gebrek daaraan) inderdaad de oorzaak is van het feit dat meisjes minder wiskundetalent laten zien dan jongens. Daar schreef ik natuurlijk ook weer over op Kennislink:

Dat jongens vaak beter zijn in wiskunde dan meisjes, komt niet doordat ze zijn geboren met een beter wiskundebrein. Het verschil hangt samen met de mate van man-vrouwgelijkheid in een land: emancipatie verkleint de wiskundekloof.

Grafiek uit het Science-onderzoek naar wiskunde en emancipatie. De landen zijn gerangschikt naar emancipatiegraad. Links = laag, rechts = hoog

Grafiek uit het Science-onderzoek naar wiskunde en emancipatie. De landen zijn gerangschikt naar emancipatiegraad. Links = laag, rechts = hoog.

In mei 2009 mocht ik op Bessensap in een omgekeerde masterclass aan een stel kritische* wetenschappers komen uitleggen waarom ik het in ‘Waar zijn de wiskundevrouwen?’ niet over hormonale man-vrouwverschillen had gehad. Toen was mijn antwoord: omdat ik vond dat dit punt belangrijk was. Als journalist maak je altijd keuzes – hoewel ik hartstochtelijk geloof in objectief (en dus niet vooringenomen) te werk gaan, moet je op een gegeven moment een invalshoek kiezen, een selectie maken uit alle beschikbare research, je insteek en toon bepalen, etcetera. Daarmee kleur je een stuk. Dat is goed: het is jouw taak als journalist om zulke keuzes te maken. Je bent dus wel objectief, maar niet neutraal.

Nu wil ik daar nog een ander antwoord aan toevoegen. Hormonen werken in de puberteit in de hersenen vooral in op speciale cellen: receptoren. Die receptoren zijn gevoelig voor bijvoorbeeld testosteron of oestrogeen. Als een van die stofjes in de buurt is, reageert de receptor daarop alsof hij wordt begoten met pokon – hij zet aan tot groeien. Nu”ontdekten wetenschappers een tijdje terug dat de hoeveelheid receptoren heel erg wordt beinvloed door… opvoeding (ook hier schreef ik natuurlijk een stukje over). Als je bijvoorbeeld een meisjesrat precies zo grootbrengt als een jongetje, dan groeien er ‘mannelijk weinig’ oestrogeenreceptoren in haar brein. En daarmee hangt de invloed van puberteitshormonen dus voor een belangrijk deel af van – inderdaad – emancipatie.

*) Dat ‘kritisch’ viel trouwens reuze mee. De juryleden waren bijvoorbeeld erg enthousiast over mijn schrijfstijl en vonden het heel fijn dat ik verschillende wetenschappelijke onderzoeken op een rij zetten, als klein literatuuronderzoek. Mooie opsteker, toch weer. Wiep Scheper, nog bedankt!

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Als je echt van je kind houdt, zeg je vaker nee. Met die boodschap waarschuwde Sire begin 2005 tegen overgewicht bij kinderen. En sinds dat moment hebben ouders – en hun al dan niet dikke nageslacht – geen moment rust meer gehad. In Zwolle meten wetenschappers en GGD 5000 kinderbuiken, om zo overgewicht vroegtijdig te signaleren en te voorkomen. De GGD in Groningen weegt 7000 pubers, om kinderen met ernstige gezondheidsrisico’s op te sporen. Allemaal onder het mom: heel veel kinderen zijn te dik, en ze worden nog steeds dikker ook. Maar is dat wel zo? En wat zijn de gevolgen van dat constant hameren op gewicht?

 

Dit schreef ik in februari 2008 op Kennislink, omdat ik niets geloofde van de zogenaamde trend dat er steeds meer dikke kinderen bijkomen in Nederland. Dat kwam door de CBS-cijfers. Die lieten namelijk zien dat in 2006 ongeveer 12% van de kinderen te zwaar was, en zo’n 3% obesitas had… net als in 1981. De stijging was ver te zoeken.

De negatieve gevolgen van al die anti-overgewichtcampagnes waren echter een stuk gemakkelijker te vinden. Kinderen met een paar kilootjes te veel voelden zich gestigmatiseerd, lopen daardoor later meer risico op anorexia en – misschien erger – sommige ouders waren zo bang dat hun kind te dik werd, dat ze hem of haar dieetproducten gingen geven. Daarmee zagen ze over het hoofd dat ze zo hun kinderen essentiele vetten en bouwstoffen onthielden. In het rijke buitengebied van Londen zagen artsen zelfs kleine kinderen met kwashiorkor langskomen (je weet wel, wat kinderen in Afrika van die bolle hongerbuikjes geeft).

In Nederland liep het in februari 2008 nog niet zo’n vaart. Maar dat is aan het veranderen. Bijna een jaar later meldden consultatieartsen dat ze te veel magere peuters zien, omdat papa en mama zo bang zijn voor overgewicht dat ze hun kinderen maar als voorzorg aan de low fat producten doen. De Volkskrant schrijft:

Te magere peuters zijn een bron van zorg voor artsen op consultatiebureaus. Ouders die bang zijn voor overgewicht, onthouden hun kinderen soms belangrijke voedingsstoffen, meldt Elise Buiting, voorzitter van de Artsenvereniging Jeugdgezondheidszorg.

Nu is het natuurlijk een fijne opsteker om als journalist een trend opgemerkt te hebben die pas een jaar later de kranten haalt, maar in dit geval had ik toch liever ongelijk gehad toen ik schreef dat gezondheidsvoorlichting niet altijd alleen maar positieve effecten heeft…

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.