‘Samenkomen om de aarde te redden’. Dat stond er 30 jaar geleden op de cover van het Amerikaanse tijdschrift Time. Op dat moment kwamen leiders uit de hele wereld samen in Rio de Janeiro voor de Earth Summit: een grootse conferentie die het begin van een nieuw tijdperk moest inluiden. Een einde zou er komen aan wat toen nog het broeikaseffect heette, aan het uitsterven van diersoorten, aan ontbossing. Ik heb er vaak aan gedacht deze week: als dat toen was gelukt, hadden we er nu in de categorie ‘zitten met gebakken peren’ aanzienlijk beter voorgestaan.
De tijd was er rijp voor, in 1992. Twintig jaar eerder waren er spijkers met koppen geslagen in Stockholm: het beschermen van het milieu en de natuur was nu een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van alle landen samen. In 1987 had de wereld eendrachtig besloten om de stoffen uit te bannen die een gat in de ozonlaag maakten. In Rio zouden leiders een ‘Earth Charter’ tekenen, schreef Time destijds; een ronkend manifest – het blad vergeleek het met de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring – waarmee landen zich eens en voor altijd zouden verbinden aan een groene toekomst.
Het liep anders. Nog voordat de wereldleiders bijeen kwamen, ging de Earth Charter van tafel en werd het vervangen door, aldus Time, ‘een houterig geschreven verklaring vol met het soort vrome beloftes die wereldleiders vaak maken maar nooit nakomen’, aangevuld met slappe compromissen en vooral geen bindende afspraken, bijvoorbeeld over het terugdringen van de CO2-uitstoot.
Wat was er veranderd? De politieke daadkracht in Stockholm en over de ozonlaag had de industrie overrompeld, stelt journalist Amy Westervelt. Bij deze internationale afspraken was grote bedrijven niets gevraagd; als ze al genoemd werden, was het om ze aan te wijzen als verantwoordelijken voor vervuiling en andere ongein. Dat zou hun niet nog een keer overkomen, dus in 1992 had de industrie inmiddels een dikke lobbyvinger in de milieupap gestoken.
Voorafgaand aan de Earth Summit kwamen het fossiele-energie-minnend grootkapitaal alvast met een eigen handvest. Dat bewees volop lippendienst aan duurzaamheid, al stond er natuurlijk niets in dat tot echte verandering zou leiden, stelt mediawetenschapper Melissa Aronczyk vast. Maar door het alvast naar voren te schuiven, verhinderden de bedrijven dat er strenge wetten kwamen die hun winsten in gevaar zouden brengen.
En dat was precies de bedoeling. In 1989 hadden auto- en oliebedrijven, waaronder Shell en Exxonmobil, de Global Climate Coalition opgericht. Het doel van deze lobbygroep, volgens socioloog Robert Brulle: om op klimaatgebied aan te dringen op vrijwillige inspanningen en bindende afspraken zo lang mogelijk uit te stellen. Zo verkocht de coalitie, met veel succes, het – onjuiste – idee dat het al te snel terugdringen van de CO2-uitstoot de economie grote schade zou toebrengen. En ze zaaide twijfel over klimaatwetenschap, ondanks dat een Exxon-memo in 1981 al repte over de ‘catastrofale effecten’ van de langetermijnplannen van het bedrijf, en dat een intern Shell-rapport in 1986 besprak hoe de opwarming van de aarde tot ‘verwoestende overstromingen’ en onbewoonbare landen zou leiden.
De coalitie bestaat niet meer, maar grote fossiele bedrijven hebben nog steeds veel invloed, schrijft Westervelt. Zoals bij het IPCC, waar niet alleen wetenschappers aan de rapporten meeschrijven, maar ook mensen die werken voor bijvoorbeeld ExxonMobile, Chevron en Saudi Aramco. En op de klimaattop in Glasgow waren vorig jaar meer olie- en gaslobbyisten dan de delegaties van de acht kwetsbaarste landen samen.
Dertig jaar na Rio is dit de tussenstand: de fossiele industrie maakt gigawinsten, ze blijven nieuwe olie- en gasvelden aanboren en de CO2-uitstoot stijgt nog steeds. Elke maand is er weer slecht klimaatnieuws, waren de oceanen nog warmer, smolten de ijskappen nog verder, steeg de zeespiegel nog sneller. Het is echt de hoogste tijd dat onze leiders stoppen met bedrijven uit de wind houden en gaan doen wat ze in 1992 al beloofden: samenkomen om de aarde te redden.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.