We moeten het even hebben over rijke mensen. Het zit namelijk zo: rijke mensen zijn een probleem. Ze betalen, om iets te noemen, veel te weinig belasting. De rijkste 1 procent draagt zelfs minder af dan mensen met een laag inkomen, omdat de gegoeden vooral inkomsten hebben uit bedrijfswinsten en vermogens, wat minder zwaar belast wordt dan geld dat je verdient door echt te werken.
Ondertussen plukken juist gefortuneerden de vruchten van overheidsingrijpen assorti. Zo profiteren juist lieden die geen buikpijn krijgen van hun benzine- of gasrekening het meest van de compensatiemaatregelen die onze regering trof. Econoom Bas Jacobs schatte dat de lagere brandstofaccijns en energie-btw voor 60 procent ten goede komt aan de rijkste 30 procent van de huishoudens; de armste 40 procent krijgt slechts 13 procent. Het was eerlijker en doelmatiger geweest als het kabinet arme mensen gewoon meer geld had gegeven, merkte de directeur van Milieudefensie terecht op.
Ondertussen is ook het verduurzamen van je huis een welgesteldenhobby. Je moet of een lening kunnen krijgen en betalen, of genoeg geld hebben om een flinke investering te doen. Arme huiseigenaars en huurders zijn de sigaar. Subsidies voor isolatie en dergelijke vereisen dat je meerdere maatregelen tegelijkertijd neemt en grote bedragen kunt voorschieten, en zijn dus vooral geschikt voor mensen die het toch al prettig in de slappe was zitten. Net als eerder de Tesla-subsidies: buitensporige fiscale kortingen voor de aanschaf van peperdure elektrische auto’s. Een herverdeling van arm naar rijk, noemde Pieter Klein het destijds.
En als je een intens vervuilende multinational bent, ben je helemaal spekkoper. Zo krijgen onder meer ExxonMobil en Shell tot wel 2 miljard euro belastinggeld om hun CO2-uitstoot niet te verminderen, maar weg te stoppen onder de Noordzee. De vervuiler ontvangt.
Vergroenen is zo een luxe voor rijken en grote bedrijven. Een pijnlijk gegeven, want zij zijn ook verantwoordelijk voor de meeste milieu- en klimaatschade. Hoe rijker je bent, hoe meer geld je laat rollen en hoe meer van de natuur en planeet je vervuilt en vernietigt, stelt Guardian-columnist George Monbiot. Als extrabonusonrecht hebben rijken doorgaans het minste last van klimaatrampen; de armen worden het eerst en het hardst getroffen. ‘Als we iedereen willen laten floreren, kunnen we ons de rijken niet permitteren’, concludeert hij.
Maar als rijken het probleem zijn, wat is dan de oplossing? Het is niet ingewikkeld: net zoals je arme mensen minder arm maakt door ze geld te geven, kunnen we rijke mensen minder rijk maken door hen te verlossen van hun overtollige kapitaal. Zoals we een bestaansminimum kennen, stellen we ook een bestaansmaximum in. Je mag genoeg geld houden om een heerlijk en vervullend leven te leiden, maar wat je daarbovenop nog bezit, vloeit naar de staat en het volk.
De klimaatcrisis maakt zo’n ingreep verdedigbaar, stelt hoogleraar ethiek Ingrid Robeyns in Rijkdom, omdat het een noodsituatie is en superrijken een groot gedeelte van hun geld kunnen missen zonder dat hun levensstandaard keldert. Dat zij een grotere bijdrage leveren, is dus redelijk. En rechtvaardig: ‘Veel superrijken zijn rijk geworden in het bedrijfsleven. Maar de winsten van die bedrijven zouden veel kleiner geweest zijn als het bedrijfsleven een eerlijke prijs betaald had voor het gebruik van grondstoffen en de milieuvervuiling bij productie en transport.’ Robeyns vindt daarom ook dat Shell & co in de categorie ‘vergroenen’ niet moeten ontvangen maar betalen, als compensatie voor de schade die ze de aarde hebben toegebracht.
Een bestaansmaximum maakt een einde aan de huidige perverse situatie, waarin vermogenden met de ene hand vervuilen en de andere hand ophouden voor geld om daarmee te stoppen. Wat we nodig hebben, zijn revolutionaire klimaatplannen waar rijken en grote bedrijven voor betalen. Waar we mee zitten, is matig beleid waarvan arme mensen de rekening krijgen. Zoals ik zei: een probleem.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.