‘Ik vertel geen fabeltjes.’ Dat zei een mild wanhopige premier Rutte afgelopen woensdag tijdens het debat over de Teeven-deal en de VVD-jokkebrokkerijtjes die daarop volgden. We moesten van onze nationale eindbaas vooral geloven dat hij heel lang qua details van niets wist, dat de Tweede Kamer misschien niet naar waarheid maar wel steeds naar eer en geweten was ingelicht, en dat zijn partij bovendien heus geen onder-het-karpet-ermee-complot had gesmeed – stellingen die er alleen in gingen bij zeer goedgelovige burgers, en bij PvdA-Kamerleden die zo op het pluche van hun kabinetscollega’s gesteld bleken dat ze van de weeromstuit vergaten per motie af te keuren wat duidelijk afkeurenswaardig was.
Journalisten en oppositieleiders staken een hoop energie in respectievelijk analyseren en verontwaardigd briesen. Ik zat zelf net wat aantekeningen te maken – deze column indachtig – toen mijn oog viel op een krantenbericht van vorige week. In Trouw kwam kinderombudsman Marc Dullaert aan het woord. Hij was naar Macedonië afgereisd om te kijken hoe het daar met de vluchtelingkinderen gaat nu de winter eraan komt en ze eigenlijk nergens welkom zijn. ‘Alle Europese landen hebben het VN Kinderrechtenverdrag ondertekend, waarin staat dat kinderen recht hebben op zorg, onderwijs en bescherming tegen geweld’, zei hij. ‘Maar in plaats daarvan verdwijnen er kinderen in de gevangenis en sterven er baby’s aan onderkoeling.’
In dat licht leek het debat van woensdag ineens bijna dwaasheid. Wat een land, dacht ik, waarin politici zich drukker maken over bonnetjes en partijpolitiek gekonkel dan over stervende kinderen aan onze grenzen.
Aan de andere kant gaat het leven natuurlijk gewoon door, ook tijdens een vluchtelingencrisis. Ik zou willen dat alles gierend tot stilstand komt wanneer politieke onwil kinderlevens kost, maar tegelijk is het evengoed dwaasheid om dat te verwachten. Zelfs terwijl de morele verantwoordelijkheid zachtjes op ons neerregent – niet zo hard dat we onmiddellijk moeten ingrijpen door te schuilen of een paraplu te kopen, maar gestaag genoeg om te zorgen dat we ongemerkt tot op ons vel doorweekt raken – is er nog steeds de orde van de dag.
Naast het Teeven-debat bestond die orde deze week onder meer uit het 4387ste hippe onderwijshervormende idee du jour. Alle basisscholieren moeten leren om een computer te programmeren. In allerlei beroepen is dat nodig, van mode-ontwerper tot app-bouwer, stelde oud-eurocommissaris Neelie Kroes enthousiast. ‘Coderen is de nieuwe manier van schrijven, de nieuwe manier van rekenen.’
Nu wil het toeval dat ik gehuwd ben met een programmeur, die verrassend genoeg meteen begon te mopperen op dit voorstel. Programmeertalen verouderen zo snel dat het zinloos is om ze al op jonge leeftijd te onderwijzen. Bovendien wordt de manier waarop we met computers praten juist steeds simpeler en visueler: in DOS moest je nog in code tegen je pc praten om vanaf een floppy een spelletje te spelen, tegenwoordig kun je een app in elkaar klikken en slepen zonder een regel programmeertaal te tikken. Wat volgens mijn lief wel nodig is, als je van kinderen goede programmeurs-in-spe wilt maken: leer ze rederen. Een groot probleem in kleine stukjes verdelen. Zoeken naar alternatieve verklaringen en oplossingen. Leer ze, kortom, goed nadenken.
Onder invloed van Jean Piaget, oervader van de ontwikkelingspsychologie, is lang gedacht dat leren nadenken iets was wat jonge kinderen niet konden; dat ze logica pas vanaf het een jaar of elf konden bevatten. Onderzoekers hebben inmiddels aangetoond dat dit niet klopt. Integendeel: de basisschool is een prima moment om kleine kadetjes te leren over causaliteit, over logische denkstappen maken, over kritische vragen stellen en bewijs verzamelen, over het verschil tussen iets raden, iets vinden en iets weten. Extragratisbonusvoordeel: experimenten suggereren dat onze kuikens die vaardigheden als vanzelf bij van alles gaan gebruiken; in hun dagelijks leven, of wanneer ze nadenken over de wereld.
Vooral dat laatste is geen overbodige luxe, bedenk ik me, terwijl mijn gedachten teruggaan naar die arme kinderen in de Macedonische kou. Hoe goed zou het zijn als we bij ingewikkelde vraagstukken als de vluchtelingencrisis niet meer als een konijn in de koplampen bevriezen en gaan zitten wachten tot de monstertruck van rechts naar links over ons pluizige staartje rijdt. Hoe goed zou het zijn als we zouden zeggen: nou, mensen, we gaan probleem eens rustig en rationeel van alle kanten bekijken. Want dat er baby’s doodvriezen aan de grens van Fort Europa, dat is een probleem dat we met goede wil en helder nadenken kunnen oplossen.
Niet gejokt. Geen fabeltje.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.