dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Lieve collega-journalisten,

Het viel mij en enkele andere journalisten op dat diverse media niet weten hoe je over trans mannen en -vrouwen en andere genderidentiteiten schrijft. De Volkskrant berichtte een tijdje geleden bijvoorbeeld over het feit dat Bradley Manning nu als Chelsea door het leven gaat, maar duidde deze trans vrouw in het hele artikeltje aan als een ‘hij’. Het ging over ‘zijn veroordeling’, en ‘hij zou geen operatie willen ondergaan.’

Dit noopt mij tot een kort lesje transetiquette, waarvan ik hoop dat jullie, waarde collega’s, hem ter harte zullen nemen. Het is niet moeilijk, want er zijn maar een paar spelregels.

1. Hij/zij: Zodra iemand kond doet van zijn of haar transitie (‘Ola, mensen, ik mag dan als man bekend staan maar ik ben qua identiteit een vrouw’ – of vice versa) schakel je in je adressering en persoonlijk voornaamwoorden onmiddellijk over van de gender die bij de geboorte is toegewezen op de gender van iemands identiteit. Niet pas als hij of zij ‘de operatie’ heeft gehad. Of met een hormoonkeur is begonnen. Of als zijn of haar paspoortaanduiding heeft laten aanpassen. Gewoon, meteen, hopla. Zo simpel is het. Ook niet lollig doen met ‘zhij’, ‘het’, ‘she-male’ of aanhalingstekens – ‘vrouw’ – ofzo.

2. De naam: bij de transitie waar we het net over hadden, neemt iemand vaak ook een nieuwe naam aan. Gebruik vanaf dat moment dan dus ook gewoon die naam. Dat doen we tenslotte ook al eeuwen bij mensen die na het trouwen de achternaam van hun lief aannemen enzo, dus heel waanzinniggekmodernwow is het niet. Dus niet zo (looking at you, NOS): ‘Hoewel WikiLeaks garandeert dat de identiteit van klokkenluiders niet te achterhalen is, werd inlichtingenanalist Bradley Manning (die zich in 2013 Chelsea ging noemen) voor het lekken van de video en 260.000 diplomatieke telegrammen veroordeeld tot 35 jaar gevangenisstraf.’ Maar zo: ‘Inlichtingenanalist Chelsea Manning werd veroordeeld.’

3. Transgenders: Nog een eenvoudige: ’trans’ en ’transgender’ zijn bijvoeglijk naamwoorden, geen (onderdeel van) zelfstandig naamwoorden. Zeg dus niet, zoals Nu.nl deed: ‘Transgender kan geslacht op paspoort eenvoudiger wijzigen’, maar spreek van trans (spatie*) mannen/vrouwen/mensen of zeg: ‘iemand die trans is’ of ‘mensen die transgender zijn’. Of, als je echt in een revolutionaire bui bent, zet je het er gewoon helemaal niet bij. Het klinkt bizar, ik weet het, maar tenzij je schrijft over expliciet transgerelateerde zaken kán het gewoon, dat je bijvoorbeeld iets zegt over het strafrechtelijk wel en wee van mevrouw Chelsea Manning, zonder haar genderidentiteit te bespreken.
*) Jaahaa, ik weet wel dat het Groene Boekje stelt dat afleidingen met voorvoegsels van Latijnse of Griekse herkomst (coauteur, locoburgemeester, prodemocratisch, pseudokoper, quasiauthentiek, semiautomatisch, viceadmiraal) aan elkaar geschreven moeten worden. Maar doe die spatie nou toch maar: hier leest u waarom.

4. Trans zijn/worden: Stel, iemand die altijd bekend stond als man kondigt aan dat zij (ja, zij, ja) voortaan als vrouw door het leven gaat. Zeg dan niet dat zij een vrouw is gewórden, maar dat zij een vrouw ís. In de meeste gevallen weten trans mensen al heel lang – vaak van heel jongs af aan – dat hun gender niet overeenkomt met wat er op hun paspoort staat; het enige wat er voor hen veranderd is, is dat ze het nu wereldkundig hebben gemaakt. Op dezelfde fiets zijn trans mannen geen voormalige vrouwen en trans vrouwen geen voormalige mannen. We spreken immers ook niet over, zeg, Albert Verlinde als voormalig hetero, of wel soms? Precies. Jij vat ‘em.

5. Twijfelgevallen: Soms is het niet helemaal duidelijk in welk hokje iemand hoort. Neem bijvoorbeeld zangeres Conchita Wurst: is dat nu een vrouw met een baard of een man in een jurk? Bij drag queens is de algemene regel: zijn ze in drag of spreek je over hun werk als artiest, dan zijn ze een ‘zij’ en ‘mevrouw’. Zijn ze dat niet, dan ‘hij’ en ‘meneer’. Bij drag kings is dat logischerwijs hetzelfde maar dan precies andersom. Is iemand geen drag artiest maar non-binair, genderqueer, genderfluid of iets dergelijks? Blijf kalm, geen paniek! Ook daar is een oplossing voor: vraag gewoon even hoe iemand graag aangesproken en genoemd wil worden. Très easy.

6. ‘Normale mensen’: Soms bevind je je als journalist in de situatie dat je gaat schrijven over trans mensen en, nou ja, de rest van de mensen, dus stervelingen die niet trans zijn. Vaak noemen journalisten deze laatste groep dan ‘gewone mensen’ of ‘normale mensen’. Vriendelijk verzoek: onderdruk deze aanval van taalkundige armoede. Voor de groep niet-trans mensen is namelijk gewoon een woord: cis of cisgender. Cis komt uit het Latijn en betekent ‘aan dezelfde kant’ (dit in tegenstelling tot ’trans’, wat ‘aan de andere kant’ betekent. Zie je de logica?).

7. Ombouwen: Deze laatste is echt een eitje. Gebruik nooit het woord ‘ombouwen’ om een geslachtsveranderende operatie aan te duiden. Een mens is geen badkamer. (Nee, echt, Fred? Ja, het is amazing, Mike!)

Dat was het. Makkelijk, hè? Kind kan de was doen. Bedankt voor uw aandacht :)

=

NB. Dit bericht is bewerkt op 20 juli 2014 (ik voegde regel 3 t/m 7 toe) en op 13 oktober 2016 (ik voegde regel 2 toe)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Mensen: ik houd van ze. Oké, als ze ‘s nachts een Leids laboratorium binnensluipen om daar de resultaten van reuma-onderzoek te manipuleren, dan is de liefde wat minder. Als ze samen een Egyptisch leger vormen dat met sluipschutters en bulldozers 235 demonstranten ruimt, idem dito.

Maar over het algemeen ben ik zeer te spreken over homo sapiens. Zoals toen ik gisteren in de nieuwe Ikea-gids een plaatje zag waarin iemand kindertekeningen had opgehangen aan van die kleerhangers voor broeken. Vergeet wetenschapsfraude, rellen en economische malaise: daar kikker ik onmiddellijk van op.

Helaas wordt mijn menslievende mening niet door iedereen gedeeld. De Nederlandse overheid, bijvoorbeeld, komt de laatste tijd nogal misantropisch uit de hoek. Iedereen die niet supergeslaagd door het leven vlindert wordt met argwaan bekeken. Bijstandsgerechtigden zijn potentiële fraudeurs, kinderen zijn opvangtoeslagvreters, zieken zijn kosten op pootjes en mantelzorgers vooral een handige manier om het laatste begrotingsgat te vullen.

Recent heeft de regering in het bijzonder de pik op zzp’ers. Het verwijt luidt dat deze zelfstandigen eigenlijk stiekem werknemers zijn, die elk jaar een oneerlijk belastingvoordeel opstrijken. Dat moet gecorrigeerd, vindt het kabinet, even negerend dat de zzp’er op de huidige arbeidsmarkt aan een grote behoefte voldoet: een professional die de klus opknapt en daarna gewoon weer weggaat. Zo hoef je als werkgever niemand aan te nemen, en houd je je toko concurrerend. Die zzp’ers zorgen ondertussen van het geld dat het belastingvoordeel oplevert lekker voor zichzelf: niemand hoeft hen te betalen als ze ziek zijn, of werkloos, of bijscholing behoeven, en ook hun arbeidsongeschiktheid en pensioen verzekeren ze eigenhandig. En al verdienen ze soms maar net iets meer (of net iets minder) dan minimumloon: ze houden nergens hun hand op.

Zelf ben ik ook zo’n zzp’er. En afgezien van deze smet op mijn blazoen ben ik Ruttes natte droom. Van mijn eenmanswinst betaal ik een boekhouder, een schoonmaakster en een klusjesman. Ik kocht dit jaar een auto, stapels boeken en een nieuwe laptop, en ging twee keer op vakantie in Nederland. Ik stimuleer me economisch te pletter. Niet dat ik daardoor de Haagse goedkeuring kan wegdragen. Nee: zzp’ers doen niet genoeg aan innovatie, mopperde VVD-kamerlid Neppérus afgelopen woensdag in Trouw. Als ik nou chips met joppiesaussmaak had uitgevonden, of knakworstjes met de smeerkaas er al in, dán had ik gedeugd in de ogen van de staat. Maar nu: helaas pindakaas.

Ik neem het maar niet te hoog op. Net als de meeste mensen, trouwens. Want dat mag ook weleens gezegd: wij zijn als onderdanen enorm sportief geweest in deze crisistijd. Rutte had elke werkende duizend euro beloofd. Die hebben we nooit gezien, maar demonstreerden we? De inflatie is hoog, de economische groei afwezig, onze hypotheken staan onder water en de koopkracht daalde sinds 2008 met meer dan vijf procent, maar trokken wij naar Den Haag om het Binnenhof te bezetten? Nee. We gingen gewoon door met werken, leven en voor elkaar zorgen, en hoefden niet van het Malieveld te worden gebulldozerd. En dat is best jofel van ons. Dus wil ik bij deze graag een enorme veer in ons collectieve achterste steken. Wij zijn leuke mensen. De regering mag haar handjes dichtknijpen met burgers zoals wij.

PS. Eerder schreef ik in Trouw de column ‘Zzp’ers staan met hun rug tegen de muur’ en rekende ik uit wat de plannen voor zzp’ers uit het regeerakkoord (waaronder het afschaffen van de zelfstandigenaftrek) ongeveer gaan kosten.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

De Tweede Wereldoorlog is te lang geleden. We zijn dingen aan het vergeten.

Dat dacht ik toen ik de brief van schrijver en komiek Stephen Fry las, waarin hij oproept tot een boycot van de Olympische Spelen in Sochi. Hij vergeleek het homohatende Rusland van nu met het Duitsland van 1936, waar Hitler ondanks zijn toen al bepaald onaangename houding tegenover Joden toch eervol olympisch gastheer mocht zijn. De vergelijking heeft iets treffends, zeker aangezien toentertijd slechts weinigen echt ongerust waren over Duitsland. Alleen linkse sneuneuzen zoals Churchill waren anti-Hitler. We konden rustig slapen.

Fry’s boycotvoorstel is voor de Nederlandse regering natuurlijk bepaald onaantrekkelijk. De handelsrelaties met Rusland zijn veel te belangrijk. Toen Rutte afgelopen april in eigen huis de kans had om Poetin eens even flink over de knie te leggen, kwam hij al niet verder dan de Russische homosituatie ‘aanstippen’ – alsof het om een wratje ging, in plaats van een grove mensenrechtenschending.

Emancipatieminister Bussemaker durft iets meer: zij wil in Sochi homorechten ‘aan de orde stellen’. Dat werkte in China immers ook zo, ehm, goed. Haar voornemen riep bij de optimisten evenwel visioenen op van roze schaatspakken en een openingsceremonie vol regenboogvlaggen. Dat gaat niet gebeuren. Want tegen die tijd verklaren we ongetwijfeld dat ‘het nu over de sport moet gaan’. En bovendien: zulke politieke uitingen mogen niet van het IOC.

Ondertussen verwijdert Rusland zich van het westen. Het land houdt de democratische schijn nog maar met moeite op. Houdt grote legeroefeningen. Levert wapens aan Syrië. Poetin stak een Snowden-vormige middelvinger op naar Obama. Geweld tegen homo’s wordt gedoogd. Neonazi’s voelen zich zo vrij om homojongens anaal te martelen met bierflesjes en purschuim dat ze zichzelf in hun triomfantelijke filmpjes niet eens onherkenbaar maken. Waarom zouden ze ook? Met de nieuwe anti-homowet verleent de staat weliswaar geen juridische maar wel ideologische steun aan hun daden.

En wij? Wij staan erbij, en kijken ernaar. Lekker schaatsen, straks. Vier keer goud voor Sven.

Ik herinner me beelden uit Syrië, van een paar maanden geleden. Het regeringsleger had een clusterbom gegooid op een dorpje. De camera vond het dode lichaam van een vrouw. Ze was van mijn leeftijd. Naast haar zat een overlevende, een peutermeisje. Ze had haar handje op het been van haar moeder gelegd. Heel stil. Zo had ze daar de hele ochtend gezeten.

En ik dacht: nu gaan we iets doen. Nu gaat de NAVO die hele godvergeten Syrische luchtmacht naar het stenen tijdperk bombarderen. Of op zijn allerminst een no-flyzone instellen. Maar er gebeurde niets. Syrië verdween van de voorpagina’s. Afgelopen donderdag meldde het NOS-journaal haast terloops dat er daar dagelijks 200 mensen sterven. En wij staan erbij, en kijken ernaar.

De lessen die we hadden moeten leren van de Tweede Wereldoorlog zijn langzaam in vergetelheid aan het raken. Dat je een leider die minderheden opjaagt niet gewoon zijn gang laat gaan. Dat we de banaliteit van het kwaad zouden herkennen aan de honderden kleine stapjes in de verkeerde richting, en niet pas als het groots en meeslepend misloopt. Dat we zeiden: dit mag nooit meer gebeuren.

Nou, het gebeurt dus. Staan we erbij en kijken we ernaar?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Vegetariër hecht aan moreel gelijk’. Dat stond er boven het opiniestuk van Ronald Veldhuizen (overigens niet: mobiliteitsdeskundige bij de rijksoverheid, maar: wetenschapsjournalist en co-auteur van ons boek ‘Eet mij’) in de Volkskrant vandaag. In dat stuk moppert hij op enkele prominente niet-vleeseters onder ons, zoals Jaap Korteweg en Roos Vonk. Hij verwijt ze morele superioriteitsgevoelens, en schuldgevoelaanpraterij.

Hij opent met: ‘Nadat Mark Post afgelopen maandag de eerste kweekvleesburger met veel persaandacht presenteerde, zagen sommige vegetariërs hun kans schoon om het idee direct weer de grond in te boren. Want vlees blijft vlees, zeggen ze. Punt uit.’ Ergens tegen het eind legt hij deze vegetariërs in de mond dat ze vinden: ‘Kom in kamp vega, of ga je eens lekker schuldig zitten voelen.’

Deze vega’s zijn volgens deze lezing bepaald ongezellige mensen, die argumentloos tegen vleeschgebruik aanschoppen en daarbij vleeseters de zwarte piet willen toespelen. Bovendien zijn het bekeerlustige zeloten, want Veldhuizen schrijft: ‘Ze gooien daarmee de glazen van hun eigen missie in. Die missie luidt: we eten te veel vlees, en dat moet minder.’

Wat jammer is, is dat Veldhuizen het vegetarisme van zijn ’tegenstanders’ lijkt te gebruiken om hun argumenten niet zo serieus te nemen (terwijl, bij mijn weten, het eten van geen-vlees geen invloed heeft op de kwaliteit van je argumenten). Zo omschrijft hij Jaap Korteweg van de Vegetarische Slager (dit is een man met een bedrijf dat van plantaardige vezels producten maakt die niet of nauwelijks van vlees te onderscheiden zijn) als: ‘stribbelt met vaagheden tegen. Als kweekvlees ooit hip wordt, kan hij natuurlijk inpakken. En dus weet hij nu al dat verder onderzoek naar kweekvlees het iet waard is. Het wordt nooit duurzaam, zegt hij terwijl hij zonder enig wetenschappelijk inzicht in een glazen bol kijkt.’

Dat is een nogal diskwalificerend stukje alineagebeuren van Veldhuizen, waarin Korteweg wordt weggezet als iemand die niet meer helder kan denken omdat hij zijn toekomstige vegawinst ziet verdampen. Dat is jammer, want Korteweg stelde wel degelijk een faire kritische vraag: wat is de meerwaarde van straks miljoeneninvesteringen in kweekvlees als er nu, op dit moment, een product is dat ook koeloos naar echte hamburger smaakt? Een zeer betaalbaar product ook nog, want waar de kweekvleesburger ettelijke tonnen kostte, koop je deze MC2-burger voor 2,59 euro per verpakking van twee stuks. Gewoon, vandaag al. Hoewel Veldhuizen hier verder niet op in ging, is deze vraag het waard om serieus genomen te worden. Waarom veel geld uitgeven aan een goedsmakend alternatief voor vlees-van-de-koe, terwijl dat alternatief al bestaat? Hebben we niets beters te doen?

Er zijn natuurlijk ook wel argumenten te noemen vóór het ontwikkelen van kweekvlees. Dat het onverstandig is om bij het verminderen van ‘s werelds vleesconsumptie alleen in te zetten op hoogwaardige plantaardige alternatieven, bijvoorbeeld, omdat juist het feit dat deze nu al verkrijgbaar zijn laten zien dat vleesminnende mensen niet bereid zijn om en masse over te stappen. Wellicht zijn mensen zo gehecht aan het idee van ‘echt vlees’ – zoals Veldhuizen ook schrijft: ‘Vlees is gewoon erg lekker’ – dat ze die ‘sojameuk’ gewoon niet willen bikken. Daar zou je dan weer tegenin kunnen brengen dat dit misschien deels ook met beschikbaarheid en prijs te maken heeft: de producten van de Vegetarische Slager zijn beperkt verkrijgbaar, en moeten het bovendien zonder de uitermate royale EU-subsidies stellen die de vleesindustrie wel krijgt en lijken in het supermarktschap dus relatief duur. Waarop je je vervolgens zou kunnen afvragen of het ethisch wel juist is dat wij als belastingbetalers, vega’s en vleeseters gelijk, bijdragen aan een bio-industrie waarin in de woorden van Veldhuizen ‘rampzalig veel dieren lijden’.

Hoe dan ook: er zijn dus rationele argumenten uit te wisselen, en Korteweg is niet de raaskallende winstsmurf die Veldhuizen van hem maakt, wilde ik maar zeggen.

Vervolgens voert Veldhuizen hoogleraar sociaal psychologie Roos Vonk op. Zij is één van Neerlands meest prominente vegetariërs, dus dat lijkt me terecht. Op twitter refereert ze aan het eigen onderzoek naar de psyche van vleeseters, en naar een webpagina (http://www.roosvonk.nl/vlees) waarin ze deze studies en ook correspondentie met mede-psychologen over dit onderwerp bespreekt. Met literatuurverwijzingen en al merkt ze op dat vlees eten in veel culturen – inclusief de onze – gekoppeld is aan rijkdom, macht en dominantie, en niet zozeer aan zaken als voedingswaarde. Ze geeft op deze webpagina ook een mogelijke evolutionaire verklaring: ‘evolutionair bekeken zou vlees met name mannen een hogere status en mannelijkheid moeten verschaffen; een man die met een neergeschoten dier thuis komt is een ‘echte man’.’ Veldhuizen schrijft hier: ‘Dus wie weet bent u wel een machtsbeluste eikel. Deze freudiaanse analyse van vlees eten gaat me te ver. Vlees eten is niet goed voor de wereld, maar we doen het toch – dat klopt. Daar hoeft geen diepgaande psychologische motivatie onder te liggen.’

Hier wordt het onderzoek dat Vonk deed en aanhaalde weggehoond met een ‘het is freudiaans’ – wat overigens incorrect is: de analyse is vooral sociaal- en evolutiepsychologisch – en een simpel ‘het gaat me te ver’. Een wat bijzondere houding voor iemand die nog geen drie alinea’s eerder Korteweg nog een gebrek aan wetenschappelijk inzicht verweet. Van een wetenschapsjournalist verwacht ik toch net een tikkie meer: kritiek op de uitvoering van de aangehaalde studies misschien, of een weerlegging op basis van ander onderzoek.

Want in feite heeft Vonk hier best een interessant punt. Vlees eten is in onze cultuur blijkbaar een beslissing die een bepaalde emotiewaarde heeft. Het gaat niet alleen om het efficiënt en goedkoop binnenkrijgen van x hoeveelheden voedingsstoffen en calorieën; er zit meer bij. Een bepaald gevoel, een idee. Het simpele feit dat men een kweekvleesburger maakte onderstreept dit. Als het puur om voedingswaarde ging, dan hadden we immers net zo goed naar de vegetarische slager kunnen gaan voor een MC2-burger, en die vele tonnen aan onderzoeksgeld aan iets anders kunnen uitgeven.

Veldhuizen zet hier een overigens wel een alternatieve psychologische verklaring tegenover die best aannemelijk is. Hij denkt dat vlees eten niet zozeer populair is vanwege die emotiewaarde, maar omdat voor veel mensen geldt dat het eten van hamburgers, worstjes en kippetjes een gewoonte is. En ‘net als alle andere gewoontes doorbreek je die niet zomaar’.

Daarin heeft Veldhuizen uiteraard gelijk. Gewoontes zijn een soort psychologische superkracht, en vlees bij de maaltijd nemen is voor veel mensen inderdaad bijna een automatisme. Maar vervolgens verzuimt hij aan te stippen dat dit niet per definitie een argument in het voordeel van kweekvlees is. Immers: kweekvlees eten vereist ook een aanpassing van je gewoontes. Het mag er uitzien als gewoon vlees, en in de toekomst zal het vast ook zo smaken, maar veel mensen vinden het onderbuiktechnisch gezien ook een beetje griezelig, zo’n stukje labvlees. Het is niet zomaar gezegd dat vleeseters naadloos en zonder hun gewoonte te verbreken zullen overschakelen van gewoon vlees van de koe naar kweekvlees. Gezien de griezelfactor is de overstap van gewoon vlees naar vegavlees misschien zelfs wel kleiner: soja kennen we tenminste.

En dan is er nog dit: Veldhuizen beweert in zijn Volkskrant-stuk dat kweekvlees dierenleedvrij is (‘Dat er aan kweekvlees dierlijke cellen te pas komen – ook al is het zonder leed…’). En dat is simpelweg niet juist, als we het NRC Handelsblad-artikel mogen geloven, waarin vorige week stond uitgelegd hoe dat kweekvlees nou precies tot stand komt. Ik citeer gewoon even de hele passage:

Voor de ‘kweekburger’ zijn voorlopig nog levende dieren nodig. Vleeskwekers zullen steeds opnieuw spierstamcellen uit levende of geslachte runderen moeten winnen, omdat de cellen een beperkte levensduur hebben. Na ongeveer vijftig celdelingen zijn ze uitgeput en aan vervanging toe. Bovendien wordt voor de kweek van de spiercellen bloed van ongeboren kalveren gebruikt. Dit foetale runderbloed is een standaardingrediënt op het lab, omdat het belangrijke groeibevorderende eiwitten en hormonen bevat. De foetussen die als bron voor het bloed dienen worden uit de baarmoeder van de geslachte moederkoe gehaald, waarna hun bloed via een naald in het hart wordt afgetapt. Dit gebeurt terwijl de foetus nog leeft, zonder verdoving. Wetenschappers zijn naarstig op zoek naar diervriendelijkere alternatieven.

Er zijn dus genoeg praktische en ethische bezwaren tegen kweekvlees op te sommen die niets te maken hebben met die vermeende morele superioriteit van de vegetariërs waar Veldhuizen zich aan ergert. Het vega-vleesvraagstuk is complex, en kweekvlees is niet per se een oplossing. Laten we de zaak vooral van alle kanten blijven bekijken.

 

Naschrift 10 augustus 2013, 12:15 uur: Ronald Veldhuizen laat weten dat zijn stuk alleen maar over sommige vegetariërs gaat (dus niet over allemaal), en dat hij de kop boven zijn stuk – die een andere indruk wekt – niet onderschrijft. Ik heb bovenstaand stuk aangepast zodat hij wat beter Veldhuizens eigen standpunt weergeeft.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik heb weinig goede herinneringen aan het baren van mijn dochters. De eerste keer had ik na ruim twintig uur vol weeënstormen geen persdrang. Het ziekenhuis bestelde een man met een vacuümpomp. Nummer twee kwam per spoedkeizersnee ter wereld omdat ze overdwars lag. Fijn was anders.

Ik moest hieraan denken toen ik las over de vroedvrouw Laura van Deth, die sinds vorige week haar vak niet meer mag uitoefenen van de tuchtrechter omdat ze in vier zaken zo onprofessioneel heeft gehandeld dat het gevaarlijk werd voor de moeders en baby’s onder haar hoede. Die moeders hadden haar actief opgezocht, want Van Deth durfde tweelingen en stuitliggingen wel thuis te halen, achter de rug van de gynaecoloog om, en in weerwil van een protocol dat zulke riskantere bevallingen richting ziekenhuis dirigeert.

Dat deze mevrouw bij Van Deth terecht kwam, is niet zo verwonderlijk. Je hoeft niet lang op internet te zoeken om de afkeer tegen te komen die de verloskundige heeft van dokters en ziekenhuizen. Zo schrijft ze op het blog ‘Baas over eigen buik’: “De nieuwe religie is die van de medische wetenschap die cijfers publiceert waarvan we opgewonden raken en angstig. (…) We weten zelf niet meer hoe het van binnen voelt en wat wij nodig hebben. Maar diep van binnen weten we het nog wel, alleen is de medische wetenschap er niet op gericht dat je als zwangere zelf iets voelt of weet.”

Nou verdenk ik persoonlijk de medische wereld niet van een of ander complot tegen het gevoelsleven van de zwangere vrouw. Maar andere vrouwen doen dat blijkbaar wel, en voor hen stond Van Deth dan klaar. Haar argument: iemand moet deze vrouwen toch helpen bij hun nadrukkelijke wens?

Daarmee doet Van Deth alsof ze onderdeel van de oplossing was, terwijl ze in feite onderdeel was van het probleem. De vroedvrouw had immers met haar anti-medische houding die wens al op voorhand een zekere legitimiteit gegeven, net zoals de vereniging Kritisch Prikken dat doet voor ouders die hun kind niet willen laten vaccineren. Zo droeg Van Deth bij aan het vergroten van de afstand tussen moeder en medische hulp; hulp die de baby misschien het leven redt. En waarom? Om, en ik citeer uit Van Deth’s blogpost, “op onze eigen manier te kunnen baren”.

Het is een groot goed dat dit in Nederland meestal gewoon kan. Ik ben hartstochtelijk voorstander van de grote keuzevrijheid die zwangere vrouwen hebben in waar en hoe ze hun nageslacht op de wereld zetten. Maar die vrijheid is niet absoluut.

Want laten we niet vergeten waarom je baart. Niet primair omdat het zo’n Gedenkwaardig Levensmoment is, waarin je wensen en persoonlijke overtuigingen gereflecteerd worden – dat is de bonus, de slagroom op de taart. Je baart om het kind van A naar B te krijgen, en wel op zo’n manier dat kind en moeder de beste kans hebben om deze reis ongeschonden te doorstaan. Als dat betekent dat je als zwangere vrouw op medisch aanwijzen moet bevallen op een manier die je niet zo prettig vindt: helaas pindakaas. Niet alles gaat zoals je wilt. Het is de taak van een vroedvrouw om daarop te wijzen. Daarin faalde Van Deth al voordat het baren begon.

Dus dan is je bevalling niet zo leuk als je had gehoopt. Dat was het voor mij ook niet. Ik kan daar prima mee leven. Want aan het eind van de rit nam ik beide keren een gezonde dochter mee naar huis. Als ik het met Van Deth thuis had geprobeerd was dat anders geweest. Dan had ik tenminste één van mijn kinderen niet in hun bedje gelegd, maar in een kist.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Dit is merkwaardig. De prinses Merida-pop van de Disney cadeauwinkel ziet er heel anders uit dat de pré-adolescente tomboy die we kennen uit de film Brave. Haar vuurrode warhoofdhaar heeft een make-over gehad, en bestaat nu uit soepel vallende kastanjebruine krullen. Haar taille is smaller geworden; zo smal dat de gemiddelde vrouw zo’n resultaat zonder korset niet bereiken zal. Merida’s borsten daarentegen zijn een stuk groter dan in de film. Op zijn minst cup C.

Deze verwulpste versie is de nieuwe Merida. Onlangs maakte Disney bekend dat dit is hoe ze haar plek zal gaan innemen tussen de andere prinsessen waarmee de multinational jaarlijks voor vier miljard dollar aan broodtrommels, dekbedovertrekken, paraplu’s en alle andere denkbare roze gebruiksvoorwerpen verkoopt. Het kwam Disney op inmiddels meer dan 200.000 digitale protesthandtekeningen te staan van mensen die de prinses liever in ongepimpte vorm de wereld zouden zien veroveren. Even leek het erop dat Disney als reactie daarop de originele stoere prinses in ere zouden herstellen. Maar helaas: in de laatste merchandiseronde bleek ze wederom een geseksualiseerde versie van zichzelf. (Disney zegt zelf overigens geen verschil te zien.)

En Merida is niet de enige. De ooit zo zedige smurfin ging voor het Amerikaanse modeblad Harpers Bazaar ‘op de foto’ in kinky kniehoge rode laklaarzen. Bij Playmobil zijn damespoppetjes tegenwoordig voorzien van lippenstift en make-up, en hun boezems zijn minstens twee cupmaten groter dan een generatie geleden. Nieuw in de categorie ‘Barbie en aanverwante artikelen’ zijn de enkel in fashion geïnteresseerde La Dee Da Dolls, speciaal voor kinderen van vijf tot negen, die zo extreem mager zijn dan in de echte wereld hun beentjes en nekjes zouden breken onder het gewicht van hun gigantische waterhoofd.

Zelfs My Little Ponies, altijd al onrealistisch pastelkleurig maar vroeger in ieder geval nog min of meer paardvormig, hebben sinds enige tijd sexy lange benen, en grote, zwaar opgemaakte ogen waarmee ze kleuters zwoel aankijken. Dit alles is onder meer te koop in Intertoys-filialen, die bij de ingang speciaal voor meiden een hoek met make-up en mode-accessoires hebben ingericht, waardoor hun winkel op het eerste oog meer weg heeft van een goedkope modeboetiek dan van een plek waar je eventueel ook een houten treintje zou kunnen komen.

Maar het meest in het oog springt Lego. In de jaren tachtig maakten ze nog een poster met een roodharig sproetenmeisje in een spijkerbroek erop die trots een fantasiebouwwerk van groene, blauwe, gele en witte blokjes naar voren hield. De tekst: ‘What it is, is beautiful’. Wat het nu is, is… anders. In het vroeger zo genderneutrale Lego-schap in de speelgoedwinkel prijken nu lila doosjes met Friends erin, een lijn die Lego eind eind 2011 lanceerde om zes- tot twaalfjarige meisjes aan te spreken. Hier geen ruimteschepen of politiestations, maar een schoonheidssalon en een huis dat je kunt inrichten met leuke accessoires, uitgevoerd in voor Lego’s doen abnormaal veel roze steentjes.

In één van die doosjes woont Olivia. Ze heeft – net als haar vriendinnen – een minirokje aan. Haar gezicht is opgemaakt; roze lipgloss, dikke zwarte wimpers die mascara doen vermoeden. Haar lange haar is keurig gestyled. En onder een strak topje prijken ook hier twee borstjes. Op de bijbehorende website kunnen kinderen een game spelen waarin je Olivia in dezelfde outfit moet hijsen als haar vriendinnen. Doe je dat goed, dan verdien je ‘geld’, waarmee je kleren kunt kopen (aantal likes: 533288). Zelfs een game met dieren erin gaat over uiterlijk: je kunt huisdieren een make-over geven (‘vind ik leuk’ x 263288). Ter vergelijking: de jongenslijnen van Lego gaan bijna allemaal over vechten en actie. ‘De Ninja’s hebben de staf gestolen en gaan ervandoor. Je moet een truck bouwen en de staf terughalen!’

=

Is het eigenlijk niet raar, dat speelgoed voor meisjes van een jaar of vijf, zes tegenwoordig sexy moet zijn, met borstjes, make-up en een pre-occupatie met mode? Nee hoor, vindt Charlie Hemmes van Spinmaster, het bedrijf dat de PR voor La Dee Da Dolls doet. De poppetjes zijn inderdaad broodmager, niet als ongezonde knipoog naar de gewichtstechnisch nogal verziekte modewereld, maar om zich te onderscheiden van de ietsjes normaler geproportioneerde Barbie. Bovendien gaf het bespottelijk grote hoofd lekker veel ruimte voor uitgebreide oogmake-up en een flinke bos haar om te kammen en vlechten. Dat doen meisjes immers graag. Hadden ze zich niet op een andere manier kunnen onderscheiden, bijvoorbeeld door – roep eens iets geks – de poppen voor de verandering eens gewoon mensvormig te maken? Ja, dat had gekund, geeft Hemmes toe. Maar dan waren ze niet ‘fashion’ meer. Dus zijn ze zo.

En ook Judith Weingart, woordvoerder van Playmobil, vindt de sexy dameslook in het meisjesspeelgoedschap heel gewoon. ‘Normale vrouwen hebben van nature borsten, dus waarom zou een Playmobil-vrouw geen borsten hebben?’ mailt ze. Op zich een goed punt, maar het neemt niet weg dat de vorige generatie Playmobil-dames het prima deed zonder buste. Weingart noemt de technische ontwikkelingen de reden van de borstvergroting. Het is nu mogelijk om zonder fikse extra kosten veel verschillend gevormde poppetjes te maken. Vandaar de tietjes. Omdat het kán.

Bij Lego zijn de Friends heel wat minder per ongeluk ontstaan. Al vele jaren is het Deense bedrijf bezig om een groep meisjes aan te spreken die de blokken eerst links lieten liggen. Niet de ‘what it is, is beautiful’-meisjes, maar de meisjesachtige meisjes, die de blokken niet zagen zitten wegens gebrek aan roze glitterigheid. Lego claimt de beste bedoelingen, bij monde van woordvoerder Roar Rude Trangbæk: ‘Traditioneel gezien zijn de gebruikers van Lego jongetjes tussen de vijf en negen. Er zijn ook meisjes die er graag mee spelen, maar niet zoveel. We hadden er belang bij om producten te maken die ook meisjesachtige meisjes aan zouden spreken. Niet alleen vanuit commercieel oogpunt, maar ook omdat we er erg in geloven dat bouwen met blokken goed is voor kinderen. En dat wilden we ook graag aan die meisjes aanbieden.’

Trangbæk geeft toe dat deze verkoopstrategie in het verleden enkele malen spectaculair gefaald heeft. Zo was er een soort Lego waarmee meisjes armbandjes konden maken, of oorbellen. Geen succes. En ook de roze suikertaarten-lijn Belville was binnen twee jaar uit de schappen verdwenen. Er was niets te bouwen, en de algemene consensus was dat de poppetjes een beetje eng waren.

Friends is Lego’s ultieme poging om het nu eens goed te doen. Dus stuurde de flopvrezende Lego antropologen naar gezinnen, om te observeren hoe meisjesachtige meisjes nou eigenlijk echt spelen. Maar liefst 3500 meisjes en moeders werden betrokken bij een miljoenen kostend wereldwijd onderzoek. (Op de vraag waarom er geen vaders meededen, antwoordt Trangbæk dat vooral moeders Lego voor hun kinderen kopen.) Uit deze studie bleek wat de meisjesachtige meisjes willen: met realistische figuurtjes vriendschapssituaties naspelen, en wel op een manier die wat volwassener is dan ze zelf zijn. Daarom hebben de Lego Friends-poppetjes borstjes. Het zijn tieners. En dat is een doorslaand succes. The Guardian meldde dat de halfjaarlijkse winst van het bedrijf na de introductie van Lego Friends steeg van ruim 192 miljoen euro naar 260 miljoen euro. Het huis van Olivia – uiteraard met roze dakpannen – was in 2012 wereldwijd de best verkochte doos.

=

Dat roept weer een nieuwe vraag op. Want waarom willen kleine meisjes eigenlijk zo graag pubertje spelen? En dan ook nog met een schoonheidssalon, make-up en poppetjes met sexy lijfjes? Onderzoekers wijzen naar het ‘growing up fast’-fenomeen: de kindertijd houdt eigenlijk op bij twaalf. Daarna zijn pubers vooral bezig met volwassen zijn. Die norm is behoorlijk dwingend, blijkt uit een Britse studie waarin vierhonderd jonge tieners bevraagd werden. Een meisje van elf beschrijft hoe ze een modeblad las en vanaf dat moment dacht: ja, zo moet ik ook zijn. Dit ‘growing up fast’-proces werkt door op de jongere kinderen. Die houden zich op hun beurt bij voorkeur niet meer bezig met kinderachtigheid als glijbanen en zandbakken, maar met tienerdingen. Op deze manier is mooi en sexy zijn al vroeg een thema in een meisjesleven.

De Amerikaanse vereniging van psychologen, de APA, waarschuwde in 2010 in een rapport dat deze vroege seksualisering tot allerhande problemen kan leiden, zoals een vergroot risico op depressie, eetstoornissen, een verstoord lichaamsbeeld, weinig zelfvertrouwen en riskant seksueel gedrag. En, zoals schrijfster Peggy Orenstein opmerkt in haar boek Cinderella ate my daughter: de fases van ons leven verwateren behoorlijk wanneer meisjes proberen te lijken op volwassen vrouwen, en volwassen vrouwen zoveel mogelijk proberen te lijken op meisjes.

=

Stel dat je hier als ouders of meisje aan wilt ontsnappen: is er een uitwijkmogelijkheid? Judith Weingart mailt trots een aantal voorbeelden van Playmobil waarin de vrouwen iets potigs doen: politie-agent zijn, of piraat. ‘Playmobil is een van de weinige soorten speelgoed die aantrekkelijk zijn voor jongens en meisjes’, meldt ze. De verhouding kleine consumentjes ligt ongeveer op zestig procent jongens, veertig procent meisjes. Desalniettemin kan zelfs Playmobil het niet laten om de seksen hier en daar expliciet de goede kant op te dirigeren. Op hun voorkant van hun doos met een prinsessenkasteel erin staat een foto van twee spelende meisjes in roze truitjes. Het politiebureau is voorzien van een foto van twee stoere jongetjes. Dat we ons niet vergissen.

Ook bij Lego is het glashelder wat de bedoeling (j/m) is. Toen de Lego Friends-lijn anderhalf jaar geleden gelanceerd werd, maakte Jørgen Vig Knudstorp, de CEO van Lego, glashelder wie altijd hun voornaamste klanten waren geweest, en voor wie de Friends bedoeld waren: ‘We willen een hand uitsteken naar de andere vijftig procent van de wereldbevolking.’ Dat past bij hun beleid: al vanaf de jaren negentig richt Lego haar marketing voor de reguliere dozen, waarin de poppetjes in meerderheid nog gewoon geel en vierkantig zijn, exclusief op jongetjes. Vrouwelijke karakters waren in de reguliere dozen nauwelijks te vinden. De Lego Friends dozen flipperden juist de andere kant op: bijna alleen maar meisjespoppetjes.

Het was dit onderscheid waar veel protest op kwam na de introductie van de Friends-lijn. Dat protest werd aangevoerd door de feministische actiegroep Spark. In een online petitie riep ze Lego op om deze genderkloof in hun advertenties en websites te dichten, zodat jongens en meisjes zich allebei zouden thuisvoelen bij zowel de gewone Lego als de Friends-lijn. ‘Meisjes houden ook van creatief zijn en verhalen verzinnen over avonturen en goed en kwaad en dingen die opgeblazen worden. Maar [op deze manier] zullen meisjes snel gaan geloven dat ze liever een stoombad hebben, en kleine plastic tietjes. Geef ons dromen die verder reiken dan winkelcentra en schoonheidssalons!’

Meer dan 60.000 mensen tekenden de petitie. Lego was maar matig onder de indruk. Weliswaar nodigden ze Spark uit voor een gesprek, maar harde toezeggingen over het veranderen van hun marketingsstrategie deden ze niet. Spark stelde vorige maand dan ook teleurgesteld vast dat het ondanks een paar positieve veranderingen – Lego voegde onder andere een karateschool en een vliegtuig toe aan haar Friends-lijn – treurig gesteld staat met de seksegelijkheid in blokjesland. Zo lanceerden de Denen ondanks hun eerdere beloftes meer vrouwelijke poppetjes aan de reguliere lijnen toe te gaan voegen onlangs de nieuwe sets uit de Chima-lijn, met meer dan twintig mannelijke karakters, en één (1) vrouw. In totaal is nog steeds slechts elf procent van alle gewone Lego-figuurtjes vrouw.

=

Ook dat past in een trend. Speelgoed dat gewoon voor beide seksen tegelijk is, bestaat bijna niet meer. Enkele Playmobildozen uitgezonderd, is iets óf voor de jongetjes, óf voor de meisjes. Een recente Hema-folder is wat dat betreft tekenend. Op de ene pagina stond ‘Voor de broertjes’, met een bal, skeelers en een speelwigwam. Dit is blijkbaar allemaal niet voor meisjes geschikt. Ernaast stond een bladzijde ‘Voor de zusjes’, met onder meer een roze theeservies.

Dit is niet altijd zo geweest. Elizabeth Sweet, socioloog aan de Universiteit van Californië in Davis, deed onderzoek naar de genderkloof in speelgoedland en stelt vast dat deze aan het toenemen is. ‘In 1975 werd maar weinig speelgoed expliciet naar gender op de markt gezet, en bijna zeventig procent van alle speelgoedadvertenties liet helemaal geen speciale genderaanduiding zien’, zegt ze. Vaak werden stereotypen zelfs uitgedaagd, en zag je een jongetje speelgoedstrijken, of een meisje als piloot.

Sinds de jaren negentig is dat aan het veranderen, en zie je dat de advertenties weer ruwweg net zo roze-blauw gekleurd worden als in de jaren vijftig. ‘En vandaag de dag is het nog extremer’, aldus Sweet. ‘Het is zelfs ongelooflijk moeilijk geworden om speelgoed te vinden dat niet expliciet of subtiel, door het gebruik van kleur bijvoorbeeld, voor de ene of de andere gender bestemd is.’ In de speelgoedwinkel is het alsof de tweede feministische golf nooit gebeurd is. En omdat speelgoed kinderen belangrijke informatie geeft over hoe de wereld werkt, vreest Sweet oprecht dat een hele generatie hierdoor zal opgroeien met minder gevoel voor gelijkwaardigheid tussen de seksen dan hun ouders.

=

Blijft het daarbij? Is de feministische strijd om speelgoedland voorgoed verloren? Misschien niet. Een nieuwe, aan Spark gelieerde, actiegroep genaamd Brave Girls Campaign heeft op Cuuso.com een voorstel gedaan om aan het reguliere Lego-universum een vrouwelijke astronoom, chemicus en paleontoloog toe te voegen. Cuuso is een website van Lego zelf waar particulieren hun ideeën kunnen neerzetten. Als zo’n idee meer dan 10.000 stemmen krijgt, overwegen ze het in productie te nemen. Het voorstel van de Brave Girls haalde dit afgelopen juni op haar slofjes.

Optimisten zien een soort kerend tij in al deze initiatieven om Lego een geëmancipeerd koekje van eigen deeg te geven. Blijkbaar zijn er vele tienduizenden mensen die hun buik vol hebben van die kloof die er momenteel bestaat tussen jongens- en meisjesland.

Ook Sweet ziet de ergernis over de roze-blauwe speelgoedscheiding groeien. ‘Ik zou graag denken dat we een soort kantelpunt aan het bereiken zijn, nu het genderonderscheid bij kinderspeelgoed zo extreem is.’ Maar verandering zal niet zomaar komen, denkt ze. De strijd tegen de genderkloof in speelgoedland is onderdeel van een groter gevecht voor meer gelijkwaardigheid tussen de seksen. Maar het bestrijden stereotypen over mannen en vrouwen, en jongens en meisjes creëert het een hoop weerstand – zowel van de speelgoedindustrie als van de rest van de samenleving. En, voegt Sweet eraan toe, laten we niet vergeten dat jongere generaties dus zijn opgegroeid met al dit gendergebaseerde speelgoed, en dat ze dit zien als iets natuurlijks. ‘Dus hoewel ik goede hoop heb dat de speelgoedkloof ontmanteld kan worden, denk ik niet dat het gemakkelijk zal gaan.’

Wie toch vandaag aan het ontmantelen wil slaan, kan ondanks de prinsessen-voor-meisjes en politie-voor-jongens misschien toch bij Playmobil slagen. Zij durven het aan de stereotypen wat uit te dagen en hebben in hun collectie, naast vrouwelijke piraten en agenten ook een papa met een kinderwagen, en een vader met een baby en een aankleedkussen. ‘Kinderen kunnen mannen en vrouwen vinden in allerlei verschillende rollen’, zegt Weingart. ‘Ook een vader die de luier verschoont.’

Van Lego is helaas weinig concreets te verwachten. Zij zien het niet als taak om de genderverhoudingen wat uit te dagen, meldt Trangbæk. ‘We zien het niet als onze rol om te zeggen: je moet met dit spelen, of met dat.’ Hun marketingstrategie zal dan ook niet noemenswaardig veranderen. Olivia blijft een meisje met een minirokje, lipgloss en borstjes, en reguliere Lego blijft vooral een jongetjesding. ‘Al is het mooie van Lego is natuurlijk wel dat je alles zelf kunt vormgeven’, zegt Trangbæk. Ter illustratie mailt hij een plaatje van een, toegegeven, bijzonder fraaie raket, geheel gebouwd met Lego Friends-blokjes. ‘En als je een vrouwelijke astronaut wilt, dan neem je gewoon het mannelijke figuurtje en geef je hem meisjeshaar?’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.