Eigenlijk is het allemaal de schuld van Aaf. Die schreef eerder deze maand een column over ontspullen: dat ze de Netflix-documentaire Minimalism had gekeken, bij elk product dat ze oppakte in de winkel dacht aan plasticsoep-etende zeevogels, en hoe dat nou moest nu haar kinderen voor sinterklaas allerlei goedkope rommel uit China wilden.
En dan was er nog Sheila Sitalsing, die het maandag had over de droeve toestand van de ijsberen; door het broeikaseffect smelt hun ijs, waardoor ze niet meer kunnen jagen en dus verhongeren. ‘Dat komt dus door ons’, had haar dochter verschrikt vastgesteld, waarop Sitalsing had opgesomd hoeveel leuke edoch milieuvernietigende troep ze met Sinterklaas in huis hadden gehaald.
En dus stond ik, als consuminderende geitenwollensok, deze week bevroren voor het Playmobil-schap in een speelgoedwinkel te denken aan stervende zeevogels en uitgemergelde ijsberen, het kerstverlanglijstje van mijn kinderen in mijn hand. ‘In hoeverre kun je de mensen om je heen dwingen te ontspullen?’ vroeg Aaf zich af. En ik nu dus ook.
Ik kocht niets, en ging naar huis om Minimalism te kijken, in de hoop op inspiratie. Maar ook dat liep spaak. De documentaire rept nauwelijks over klimaat of milieu of beroerde arbeidsomstandigheden in Chinese fabrieken. In plaats daarvan is het een soort parade van zeer verlichte en daardoor mild moreel superieure middenklassemensen die het leeuwendeel van hun meuk de deur uit hebben gedaan en daar heel gelukkig van zijn geworden.
Ik ben blij voor ze, maar geluk is in deze kwestie nauwelijks een bruikbaar begrip. Mijn kadetjes worden immers, net als die van Aaf, juist gelukkig van plastic zooi met eenhoorns erop.
Bovendien, zo stelt schrijver Chelsea Fagan in een Guardian-artikel, is minimaliseren á la de Netflix-docu een privilege. Het feit dat het een keuze is om weinig spullen in je huis te hebben, betekent automatisch dat je dus niet zo arm bent dat je je geen meubels kunt veroorloven. Om je garderobe te vervangen door twaalf vreugdevolle kwaliteitskledingstukken moet je een investering doen die voor arme mensen onmogelijk is. ‘Om dit te framen als een morele keuze is meer dan een beetje aanstootgevend’, schrijft Fagan. Ze vindt dat minimalisme niet zou moeten gaan over Innerlijke Groei, maar over een rechtvaardiger samenleving waarin mensen niet meer consumeren dan ze nodig hebben.
Daar is meer voor nodig dan neo-hippies die bijzonder in hun hoogstpersoonlijke nopjes zijn met hun kale huis. Het vereist wellicht een compleet andere kijk op consumptie. Ik moet denken aan een wat dissonante opmerking in de documentaire, van sociologiehoogleraar Juliet Schor: ‘We zijn te materialistisch in de alledaagse betekenis van het woord, en we zijn niet materialistisch genoeg in de ware betekenis van het woord. We moeten ware materialisten zijn, dus echt geven om de materialiteit van goederen.’
Wie echt geeft om spullen, zal eisen dat ze eerlijk en degelijk gemaakt zijn, dat ze een functie hebben en die goed vervullen. Dat is veelal niet hoe mensen nu consumeren. De meeste producten kopen we niet omdat ze een praktisch probleem oplossen, maar omdat marketeers ons wijsmaken dat een diepe psychologische behoefte nu eindelijk vervult zal worden door die ene aanschaf.
Zo verkopen autofabrikanten een gevoel van vrijheid door hun nieuwste mobiel op verlaten wegen door weidse landschappen te laten rijden. Amstel verhandelt al jaren vriendschap in plaats van bier. Een sokkenmerk beloofde me dat hun kousen me mijn ‘spirit of individuality’ zouden helpen omarmen. De H&M probeerde een ongelukkig gesneden blauw topje aan de vrouw te brengen door te beweren dat ‘casual-luxe items zorgen voor een gevoel van rust in het nieuwe seizoen’.
Flauwekul, natuurlijk. Niet omdat onze behoefte aan rust of vrijheid onzin is, maar omdat de vervulling die een aankoop biedt per definitie ontoereikend is – anders zouden we ons immers een week later geen nieuwe spullen laten slijten. En belangrijker dan dat dit proces ons permanent ontevreden en ongelukkig maakt, is dat het onrechtvaardigheid in stand houdt: zie de ijsberen en zeevogels en Chinese fabrieksarbeiders.
Aaf schrijft dat ze haar kinderen niet wil dwingen te ontspullen; ‘je moet anderen nooit met je religie belasten.’ Dat is een fair punt, maar ik ga mijn kinderen toch uitleggen hoe ook zij, als mini-consumenten, gepiepeld worden. In de hoop dat ze volgend jaar niet meer om troep vragen.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.