Mijn oudste dochter is lesbisch. Sinds ze bijna twee jaar geleden de wondere wereld van het basisonderwijs betrad, hebben haar kleuterverliefdheden zich enkel gericht op meisjes. Ze was dagen van slag toen haar oogappel Lyanne van school ging, vertelde opgetogen hoe Louise in haar oor had gefluisterd van ‘ik ook op jou’, en is vastbesloten om te gaan trouwen met Anne. Ze heeft me zelfs al gevraagd hoe je, bij gebrek aan manlief, aan de zaadjes komt om een baby mee te maken. (Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid.) Conservatieve klasgenootjes die haar vertellen dat je als meisje op jongens hoort te vallen, worden getrakteerd op een trotse verhandeling over het homohuwelijk, en hoe je zelf mag weten op wie je verliefd wordt.
Dit weerhoudt BSO-leidsters, juffen en andere loslopende volwassenen er echter niet van plompverloren aan te nemen dat haar lesbische gevoelens tijdelijk zijn. Wanneer een en ander ter sprake komt is er doorgaans een meewarige blik, gevolgd door een goedbedoelde opmerking als: ‘Maak je geen zorgen, hoor. Als ze eenmaal in de puberteit komt, zul je zien, dan valt ze gewoon weer op jongens.’
Nou heb ik me nooit bezorgd gevoeld over mijn dochters liefdesvoorkeuren. Maar waar ik me wel zorgen over maak is het reflexmatige gemak waarmee homoseksualiteit wordt weggestopt. En niet alleen in kleuterschoolkringen, maar in de hele maatschappij. Een lezeres van deze krant stuurde me vorige week een geïrriteerde e-mail naar aanleiding van mijn column over al dan niet lustige vrouwen: ‘Wat jammer nou weer dat LESBISCHE vrouwen niet lijken te bestaan!!!!!’ Nou had ik daar wel wat redenen voor: medisch lustonderzoek wordt vrijwel altijd onder heteroseksuele vrouwen gedaan, de sociale norm om desnoods tegen heug en meug te vrijen en het stereotype dat mannen meer seksuele trek hebben dan vrouwen doen vooral opgeld in heteroland. Maar toch, een hand in eigen boezem is nodig. Heteronormatief was het wel.
Zo zelden kom je lesbiennes of homo’s gewoon eens per ongeluk ergens tegen, zonder dat hun seksuele oriëntatie onderwerp van gesprek is. Een Trouw-artikel over relatietherapie anderhalve week geleden: alleen hetero’s. Beeldmateriaal in kranten en tijdschriften: slechts sporadisch zomaar eens twee verliefde mannen of vrouwen. Vakantiefolders: foto’s van gelukkige gezinnen te over, maar nooit eens met twee papa’s of twee mama’s. De enige uitzondering die me recent opviel was – toevallig – mijn eigen artikel van afgelopen zaterdag, waarin ik de levenslustige Eline interviewde over vooral haar leven en ook nog hoe ze ooit verkracht was. Dat ze lesbisch is, heb ik terloops vermeld maar verder niet tot onderwerp van het stuk gemaakt. Waarom ook; het is zoiets vanzelfsprekends, en er waren talloze interessantere dingen over Eline te melden dan dat het tamelijk willekeurige feit dat haar lief een vrouw is.
En zo zou het eigenlijk altijd moeten zijn. Sinds ik een lesbische dochter heb kan de homo-emancipatie me niet snel genoeg gaan, en die emancipatie is pas voltooid op het moment dat iemands seksuele oriëntatie compleet onopmerkelijk is. Dat iemand zegt: ‘Ik ben homo’, en de aanwezigen collectief de schouders ophalen over deze volstrekte non-informatie. Maar helaas: zo ver zijn we nog lang niet.
Naschrift: op deze column kwamen heel erg veel reacties. Ik schreef daarop een vervolgcolumn (hieronder) en een blogpost (link hier)
Vervolgcolumn: Het is verbazingwekkend hoeveel ongemak een lesbische kleuter kan veroorzaken
Dit is hoe het ging. Mijn dochter en ik keken naar de jeugdserie Spangas. Charley en Odette kusten elkaar, en vroegen zich vervolgens af hoe mensen zouden reageren op hun lesbische verkering. Waarop mijn dochter vroeg: ‘Mama, wat betekent lesbisch?’ En ik zei: ‘Dat je als meisje verliefd wordt op andere meisjes.’ Zij: ‘Oh, dan ben ik ook lesbisch, want ik ben altijd verliefd op Anne!’ (Mijn dochter is net de regering uit George Orwell’s boek 1984; ze is nu verliefd op Anne, dus was ze altijd verliefd op Anne.)
Het is verbazingwekkend hoeveel ongemak een lesbische kleuter kan veroorzaken. Voor de duidelijkheid dan maar: er was geen – ik herhaal: géén – complot van mijn kant om mijn dochter lesbische gevoelens aan te praten zodat ik goede homosier kon maken in de krant, de suggesties van vele twitteraars, mailers en natuurlijk de immer genuanceerde vrinden van GeenStijl ten spijt. Evenmin stop ik mijn meid in een hokje waar ze van mij niet meer uit mag. Als ze over acht jaar thuiskomt met Herman of Ibrahim, dan beloof ik plechtig niet eens mijn wenkbrauwen op te trekken.
Maar veel belangrijk dat dit stukje keukentafeltoelichting zijn de misverstanden die ik tegenkwam over homoseksualiteit. Zo schijnt het rare idee te bestaan dat oriëntatie enkel en alleen gaat over seks, en dat kinderen er daarom dus nog geen hebben.
Niets is minder waar. Volgens de heersende wetenschappelijke theorie ontstaat homoseksualiteit voor de geboorte, onder invloed van de testosteron die rondwaart in de baarmoeder op het moment dat enkele beslissende hersengebiedjes worden aangelegd. Dit is beslist niet het hele verhaal, maar wel een belangrijk deel ervan: er is vaak een aangeboren factor.
Veel homo’s en lesbiennes die ik spreek – en dat zijn er nogal wat, aangezien ik al een paar jaar bezig ben met een boek over het onderwerp – vertellen me dan ook dat ze hun hele leven al hebben geweten hoe de vork in de spreekwoordelijke steel zat. Dat ze op de kleuterschool al verliefd waren op klasgenootjes van hetzelfde geslacht. Nee, dat heeft nog niets met seks te maken. Maar homo’s zijn net hetero’s: de eerste schreden op het relatiepad hebben vaak meer te maken met vlinders in je buik dan met vlinders in je kruis.
Rest de vraag wat je hier als ouder nou mee moet. Het serieus nemen? Net zo serieus als de veel minder bewuste, haast automatische aanname dat kindlief wel ‘gewoon hetero’ zal zijn? Of moet je doen alsof er niets aan de hand is, het wegwuiven, meegaan in de gedachte dat deze kleuterhomoseksualiteit wel van tijdelijke aard zal zijn?
Ik wil dat laatste niet doen. En wel hierom: hoewel veel hetero’s lijken te denken dat uit de kast komen een noodzakelijk slotstuk is van een zoektocht naar de eigen seksuele identiteit, iets waar een kind récht op heeft zelfs, is dit een enorme misvatting. Het tegendeel is waar: een coming out is vaak moeilijk, soms zelfs traumatiserend. Niet-hetero’s schreven me hoe fijn ze het als kind hadden gevonden als hun ouders niet hadden geprobeerd hun oriëntatie onder het karpet te schoffelen, maar gewoon hadden geaccepteerd. Als ik mijn dochter die pijn kan besparen door nu luid, duidelijk en onbeschaamd haar lesbische kant te omarmen, doe ik dat. Niet uit politiek correctheid. Maar uit liefde.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.