Ik weet niet hoe je een bom maakt. En misschien is dat jammer. Het is niet dat ik een gewelddadig mens ben of onmiddellijk snode sabotageplannen heb. Maar wat nou als we te maken zouden krijgen met bezetting, onderdrukking, verwoesting, omstandigheden waarin levens gered kunnen worden met een welgemikte explosie? In zo’n situatie kan enige bomkennis best van pas komen.
Ik zat hierover te peinzen nadat ik in deze krant Sander van Walsums essay las. ‘Wat zou ík hebben gedaan?’ vraagt hij zich af, terugdenkend aan de Tweede Wereldoorlog. ‘Zou ik een zolderkamer voor Joden beschikbaar hebben gesteld? .. Of zou ik toch tot de grijze massa hebben behoord die slechts heeft geprobeerd ‘er het beste van te maken’? .. wat zouden wij, Nederlanders, hebben gedaan als de bezettingsgeschiedenis zich zou herhalen?’
Van Walsum is niet optimistisch. Het zou kunnen dat we in geval van hoge nood nog een verzet weten te organiseren, schrijft hij, ‘maar we kunnen ook niet uitsluiten dat onze samenleving te veel gefragmenteerd is geraakt om een vuist tegen grof onrecht te maken.’ Op sombere momenten deel ik die zorg. Om in verzet te komen moet je het gevoel hebben dat je verschil kunt maken. Is die vorm van politiek zelfvertrouwen nog wel mogelijk onder neoliberaal kapitalisme, waarin mensen meer consument zijn dan burger? Waarin de voornaamste macht die we denken te hebben, is hoe we ons geld uitgeven? Het is een gedachtegoed dat mijlenver is verwijderd van elke vorm van rebellie.
Dit is geen puur filosofische kwestie. Want onze tijd kent zijn eigen grof onrecht. Datzelfde kapitalisme heeft de aarde bijna op haar knieën: de rijken worden rijker terwijl de planeet vervuilt, land verschraalt, bossen branden, gletsjers smelten en we nog steeds op een klimaatcatastrofe afstevenen. Zelfs als de puike plannen die er nu zijn worden uitgevoerd, is de kans dat de opwarming onder de 2 graden blijft slechts 26 procent.
Wat er boven die 2 graden precies gebeurt, is ongewis, maar beslist onprettig: fikse zeespiegelstijging, woest weer, dodelijke hittegolven, droogtes, honger, oorlog. Er zullen zeker veel mensen sterven. Het eens zo vanzelfsprekende ideaal dat elke generatie de kinderen het weer wat beter zullen hebben dan hun ouders is stilletjes ingeruild voor de zekerheid dat hun levens moeilijker zullen zijn dan die van ons. Het kapitalisme van nu parasiteert op de toekomst.
‘Een gevecht tegen grof onrecht vergt grof geschut, leert de geschiedenis’, schrijft Jaap Tielbeke in de Groene Amsterdammer. ‘Zelfs de meest overtuigde pacifist zal de sabotage van verzetsstrijders tijdens de Tweede Wereldoorlog niet veroordelen.’ Hij citeert Andreas Malm, schrijver van het boek How to blow up a pipeline, die vindt dat de ecologische noodtoestand soortgelijke tactieken rechtvaardigt. ‘We moeten de kunst van gecontroleerd politiek geweld onder de knie krijgen’, stelt Malm. De klimaatbeweging kan baat hebben bij een militante vleugel, die ver blijft van geweld tegen mensen, maar geweld tegen dingen niet schuwt. Het kan broodnodige extra druk leggen op onze politiek leiders; alleen vreedzame acties brokkelen onvoldoende in de melk.
Malm vindt dit verdedigbaar omdat ‘de verbranding van fossiele brandstoffen een vorm van geweld is, die dodelijk is voor mensen over de hele wereld. Dat is iets om je kwaad over te maken. Het wordt een keer tijd dat we onze woede botvieren op de materiële objecten die de planeet de vernieling in helpen.’
Hoewel ik zelf niet denk dat de mogelijkheden voor vreedzaam verzet al zijn uitgeput, heeft hij een punt. Politici die de uitstoot van broeikasgassen niet uit alle macht beteugelen terwijl ze weten dat er doden zullen vallen door hun labbekakbeleid, hebben bloed aan hun handen. Bedrijven die zich blijven verrijken terwijl ze weten dat er een kans bestaat dat ze van de aarde een onherbergzaam oord maken, begaan misschien niet formeel maar wel moreel een misdaad tegen de menselijkheid. Dat onbetoomd CO2 uitstoten wettelijk is toegestaan en een pijplijn opblazen niet, maakt het eerste niet juist en het tweede verkeerd; het maakt vooral duidelijk hoe dik we in de puree zitten.
Dus zit ik me af te vragen: wat zou ik doen? Als er een moment komt waarop we alleen met explosieven de levens en toekomst van onze kinderen kunnen redden, zou ik dan gewoon doorgaan met mijn leven en er het beste van hopen? Of zou ik leren hoe je een bom maakt?
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.