dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Ze zijn de voetbalhooligans van het internet: trollen en reaguurders. Elke poging tot inhoudelijk debat proberen ze te ontregelen door er met gestrekt been in te gaan en mensen af te zeiken, te intimideren of zelfs te bedreigen. Wat beweegt deze mensen?

‘Wat een minderwaardig mens.’
‘Akelig liegend haatzaaiend mannetje.’
‘Door uw soort is Fortuyn vermoord.’
Het zijn zomaar een paar reacties onder een bericht van het weblog GeenStijl. Onderwerp is D66-leider Alexander Pechtold, die de vorige dag op televisie kritiek had gehad op het Marokkaanonvriendelijke taalgebruik van Geert Wilders. De GeenStijl-lezers vonden dat onterecht en keerden zich tegen Pechtold. Niet met argumenten, maar met minachting en zeer op de man.

Het is de vaste modus operandi van deze reaguurders. En niet alleen van hen. Bij de meeste internetfora en websites die lezersreacties toestaan zijn trollen en andere digitale hooligans een bekend verschijnsel. Ze ontregelen vakkundig elke poging tot inhoudelijk debat door anderen af te zeiken, te intimideren en soms zelfs te bedreigen. Maar waarom eigenlijk? Wat beweegt deze mensen? En wat zijn de gevolgen?

 

Verloren paradijs

‘In den beginne creëerden de technologiegoden het internet, en zij zagen dat het goed was. Toen vond iemand “lezersreacties” uit, en het paradijs was verloren.’ Dat schrijven communicatiewetenschappers Dominique Brossard en Dietram Scheufele van de Universiteit van Wisconsin-Madison half grappend in de New York Times. Hun opmerking slaat op een onderzoek naar de invloed van trollerige lezersreacties dat ze in 2013 publiceerden. Daarin kregen bijna 1200 proefpersonen een nieuwsbericht te lezen over een heet hangijzer: nanotechnologie. Geen opruiend artikel, maar een stuk dat neutraal de voor- en nadelen uiteenzette. Hierna lazen de proefpersonen een aantal speciaal voor de studie gefabriceerde reacties. In de helft van de gevallen waren die beschaafd, in de andere helft onbeschoft – ‘Als je de voordelen van nanotechnologie in deze producten niet ziet, ben je een idioot’, dat werk.

Vervolgens peilden Brossard en Scheufele de mening van de proefpersonen over nanotechnologie. Degenen die de tekst plus redelijke reacties hadden gelezen, waren door het lezen van de tekst niet van gedachten veranderd over de technologie. Voor de proefpersonen die de lezersreacties-op-de-man hadden moeten lezen, lag dat anders. In deze groep waren de voorstanders nog enthousiaster pro-nano geworden, en de tegenstanders waren nog feller tegen. Trollende reaguurders polariseren het debat, concludeerden de onderzoekers. En ze zorgen ervoor dat lezers een genuanceerd verhaal anders interpreteren.

Voor het Amerikaanse tijdschrift Popular Science deed dat de deur dicht. Zij verwijderden afgelopen september de reactiemogelijkheid op hun website. ‘Het is geen beslissing die we lichtvaardig hebben genomen’, schrijft de redactie in een toelichting. Ze koesteren het levendige intellectuele debat over wetenschap, maar als trollen dat debat verstoren, is er van een goed gesprek over wetenschap juist geen sprake meer, vinden ze. ‘Zelfs een twistzieke minderheid heeft genoeg macht om de kijk van een lezer op een verhaal scheef te trekken.’

 

Vanuit de zolderkamer

Maar waarom is die minderheid zo twistziek? Om te beginnen: ontregelende en opruiende retoriek is natuurlijk zo oud als de weg naar Rome. Letterlijk – zo beschreef de Romeinse redenaar Cicero zijn tijdsgenoot en politicus Marcus Antonius als een ‘publieke prostituee’, waarna hij er nog aan toevoegde: ‘maar laten we nu zwijgen over uw losbandigheid en uitspattingen.’ Dat is weliswaar iets eloquenter geformuleerd dan de gemiddelde GeenStijl-reactie, maar inhoudelijk niet eens zo verschillend.

Wat wel anders is dan toen, is de anonimiteit. Wie nu een politicus een hoer wil noemen, hoeft niet op een zeepkist te klimmen, maar kan dat doen vanuit de veiligheid van zijn eigen zolderkamer. En dat verandert de zaak, schrijft hoogleraar psychologie John Suler aan Rider Universiteit in een invloedrijke paper uit 2004.

Suler oppert dat mensen online meer ontremd zijn dan wanneer ze gewoon zomaar wat met iemand staan te kletsen. Dat hoeft trouwens niet per se negatief te zijn: er zijn ook mensen die zich meer blootgeven online, eerder iemand te hulp schieten of sneller intiem praten met iemand waar ze veel mee gemeen hebben. Trollen en reaguurders vallen echter in de minder lieflijke categorie ‘toxic disinhibition’, oftewel ‘giftige ontremming’. Hier laat anonimiteit zijn minst rooskleurige gezicht zien. Immers: het maakt niet als je je online misdraagt. Zolang je zelf je identiteit niet bekendmaakt weet niemand wat je uitgespookt hebt en heeft je gedrag nauwelijks consequenties. Je kunt de volgende dag gewoon naar je werk zonder dat iemand je raar aankijkt.

Recent onderzoek van Arthur Santana van de Universiteit van Houston laat zien hoe groot dat anonimiteitseffect is. Hij analyseerde 900 lezersreacties op online nieuwsberichten van Amerikaanse kranten. Ze gingen over immigratie; een onderwerp dat de troltechnische gemoederen doorgaans flink weet te verhitten. Van de anonieme reacties bleek ruim de helft ronduit onbeschaafd te zijn; veel meer dan van de reacties van geregistreerde krantenlezers. In totaal waren de anonieme reaguurders verantwoordelijk voor bijna driekwart van alle scheldpartijen, racistische opmerkingen en andere ontregelingen.

 

Sadist of gelegenheidshooligan?

Maar betekent dit nou dat het anonieme internet het slechtste in goede mensen naar boven kan halen? Of is het juist een plek waar de engerds, pestkoppen en sadisten, bevrijd van goede manieren en sociale grenzen, hun ware aard laten zien?

Een beetje van beiden, denkt onderzoeker Whitney Philips van de Universiteit van Oregon, die zich al jaren in de wondere wereld der internettrollen verdiept. In één van haar artikelen vertelt ze hoe ze met een trol aan het praten was, toen deze ineens in de derde persoon begon te spreken over een onder-de-gordel-actie die hij een tijdje geleden zelf had uitgehaald. Philips realiseerde zich dat het online profiel dat de trol gebruikt deels losstaat van de mens achter de trol. Het is eerder een soort marionet, bestuurd vanachter een computer in die zolderkamer.

Dat blijkt ook uit een uitgebreid interview dat Philips eerder als onderdeel van haar onderzoek deed met online herrieschopper Paul Socash (niet zijn echte naam). Hij vertelt hoe hij alternatieve persoonlijkheden ‘bouwt’, als een soort projecties van zichzelf. Anonimiteit is hiervoor essentieel, zegt hij, want alleen daardoor kan hij zijn ‘marionet’ onpopulaire standpunten laten innemen en mensen die naar zijn mening dwaze dingen zeggen stevig aanpakken zonder beleefheidsnormen in acht te nemen.

John Suler legt precies hetzelfde verband tussen anonimiteit en de neiging van trollen en reaguurders om de daden op het internet los te koppen van hun ‘echte’ identiteit. Hij ziet het als een psychologisch effect: als je online daden geen consequenties hebben in je dagelijks leven, raak die twee zaken onthecht. Mensen splitsen zichzelf als het ware op in een online-zelf en een offline-zelf. Zodra de computer uitstaat voelen ze dan ook geen echte verantwoordelijkheid meer voor wat ze getrold en gereaguurd hebben. Een beetje zoals iemand die tijdens een potje squashen bloedfanatiek op de baan staat, en daarna weer overgaat tot zijn normale, zachtmoedige orde van de dag.

Met één belangrijk verschil: wanneer de fanatieke squasher te ver gaat, kan hij dat direct zien aan de emotionele reacties van zijn mede-spelers. Hij ziet ze schrikken, of boos kijken, en aangezien mensen sociale dieren zijn, zal hij zich dat in de meeste gevallen aantrekken. Maar juist deze intermenselijke signalen ontbreken wanneer iemand op een internetforum of in lezersreacties een ander uitscheldt of afzeikt. De reaguurder ziet niet wat hij aanricht. En dat versterkt de onthechting en ontremming waar Suler het over had.

 

Mensen pijn doen is spannend

Zo gesteld klinkt het misschien alsof trollen vooral gelegenheidstreiteraars zijn, tot hun daden aangezet door de unieke eigenschappen van het internet. Maar dat klopt niet helemaal, bleek uit een onderzoek dat afgelopen februari verscheen. Een team van Canadese psychologen namen bij meer dan 1200 mensen twee vragenlijsten af. De eerste ging over hun internetgedrag: of ze weleens reaguurden. Ongeveer één op de tien meldde dat dit zelfs hun favoriete online activiteit was. De tweede vragenlijst ging over hun persoonlijkheid, en dan met name de duistere kantjes daarvan, zoals psychopathie, machiavellisme en sadisme – met stellingen als ‘mensen pijn doen is spannend’. Vooral sadisme bleek sterk samen te hangen met het uithangen van de internethooligan. Een trol mag dan een online persoonlijkheid voor zichzelf creëren, de marionet is niet volledig losgezongen van de marionet. Volgens de onderzoekers heeft hij namelijk zelf wel degelijk oprecht plezier in het ontregelen, verstoren, dreigen en intimideren. Trollen zijn volgens de onderzoekers ‘prototypische alledaagse sadisten’.

De Canadese studie is niet vlekkeloos uitgevoerd. Zo mochten deelnemers zichzelf aanmelden, wat de resultaten kan kleuren, en er zaten onder die deelnemers naar verhouding erg veel jonge mannen. Toch sluiten hun conclusies goed aan bij bijvoorbeeld het verhaal van trol Socash. Die geeft toe dat hij het ‘entertaining’ vindt om hippies en andere gekkies woedend te maken door hun te shockeren of hun standpunten te vervormen. En daar ziet hij verder geen enkel kwaad in. Het idee dat mensen die het lijdend voorwerp van trollen en reaguurders zich geïntimideerd of zelfs bedreigd voelen wuift hij weg. ‘Je kunt je afmelden op het forum waarop je discussieert’, zegt hij. ‘Je kunt de mensen die online niet aardig tegen je zijn ontvrienden, blocken, terugslaan of wat dan ook. Het is niet hetzelfde als in elkaar geslagen worden of gepest worden terwijl je naar de bushalte loopt omdat je controle hebt op een manier die je in het echte leven niet hebt – je kunt uitloggen.’

Niet dat hun slachtoffers dat zo voelen. Voor hen zijn de bedreigingen en intimidaties maar al te echt, helemaal niet als iets dat je kunt oplossen door de booswichten te blocken of ontvrienden. En ook de ontkoppeling tussen online en offline bestaat voor hen niet. De Britse journaliste Helen Lewis werd onder meer bedreigd met verkrachting. Ze vertelt erover in een artikel in The Observer: ‘Iemand vroeg me of ik me niet realiseerde dat ik niet echt verkracht zou worden. Maar dreigen met seksueel geweld is op zichzelf al een aanval.’ Ze denkt terug aan collega’s die merkten hoe hun Facebook-pagina was doorzocht, hoe hun thuisadressen waren achterhaald. ‘Het voelt echt alsof deze mensen op je jagen.’ En daar helpt geen uitlogknop tegen.

=

BRONNEN:

Ashley Anderson, Dominique Brossard, Dietram Scheufele en collega’s: The “Nasty Effect:” Online Incivility and Risk Perceptions of Emerging Technologies | Journal of Computer-Mediated Communication (19 februari 2013 online).

Asha ten Broeke: In het brein van de reaguurder | Vrij Nederland (19 december 2013).

Arthur Santana: Virtuous or Vitriolic, the effect of anonymity on civility in online newspaper reader comment boardsfebruari | Journalism Practice (18 juli 2013 online)

Whitney Philips: Interview with a troll | Index on Censorship (14 september 2011).

Whitney Philips: LOLing at tragedy: Facebook trolls, memorial pages and resistance to grief online | First Monday (5 December 2011).

Erin Buckels, Paul Trapnell en Delroy Paulhus: Trolls just want to have fun | Personality and Individual Differences (8 februari 2014 online).

Vanessa Thorpe en Richard Rogers: Women bloggers call for a stop to ‘hateful’ trolling by misogynist men: anonymous trolls regularly threaten female writers with rape | The Observer (6 november 2011)

=

Nasleepje:
Bovenstaand stuk viel verminderd goed bij de redactie van GeenStijl. KIJK plaatste dit bericht:

In KIJK 12/2014 schrijft Asha ten Broeke over de psychologie van de reaguurder. De reacties bleven niet uit.

Naar aanleiding van het artikel riep de redactie van GeenStijl haar reaguurders op om in het toetsenbord te klimmen en zich op de KIJK-site massaal te beklagen over het onrecht dat hen werd aangedaan. En dat deden ze! Omdat het om een flink aantal, nogal uiteenlopende opmerkingen gaat, die Asha ten Broeke niet allemaal persoonlijk kan beantwoorden, geeft ze deze reactie:

“GeenStijl stelt dat ik met mijn stuk in KIJK de reaguurder onheus heb bejegend. Dat artikel open ik met een paar voorbeelden van lezersreacties die inderdaad van deze website komen. Zo werd D66-leider Pechtold uitgemaakt voor ‘een minderwaardig mens’ en ‘akelig liegend haatzaaiend mannetje’.

Ik omschreef deze reacties als ‘niet met argumenten, maar met minachting en zeer op de man’, en wees er vervolgens op dat dit geen exclusief GeenStijl-fenomeen is. Verder gaat het stuk ook niet over GeenStijl, maar over meer algemeen psychologisch onderzoek naar internettrollen. (Maar hé, wie de schoen past, trekke hem aan, natuurlijk!)

Ondanks dat GeenStijl slechts de rol van voorbeeld vervulde in mijn verhaal, raakte de roze redactie toch hevig van haar theewater. Zij vindt haar reaguurders namelijk intelligent, scherp, grappig en beschaafd. Een lovenswaardige reactie: het is altijd hartverwarmend als een medium zich zo vierkant achter haar lezers opstelt.

Daarnaast riep de GeenStijl-redactie haar reaguurders op vooral op de KIJK-website te reageren. ‘Kom op, laat u van uw beste kant zien en toon aan dat KIJK er volledig naast zit’, was het verzoek. Reaguurders hebben daar in groten getale gehoor aan gegeven. ‘Ik neuk jullie allemaal de moeder’, zei iemand. En: ‘Asha wat ben je toch een akelig liegend haatzaaiend vrouwtje!’ Ik laat het verder aan de KIJK-lezer over of ze dat grappig, beschaafd en intelligent vinden, of argumentloos, minachtend en op de man.”

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.