Het openbaar bestuur wordt beter met meer vrouwen. Dat stond afgelopen zaterdag als kop boven het opiniestuk van CDA-burgemeester Mirjam van ‘t Veld. In dat stuk maakt ze zich – terecht – zorgen over het gebrek aan vrouwelijke bestuurders in de gemeentepolitiek. Vervolgens oppert ze achtereenvolgens dat vrouwen misschien te bescheiden zijn, dat meer vrouwen nu eens echt lef moeten tonen, dat een goede verhouding tussen mannen en vrouwen binnen de bestuurscultuur een andere dynamiek geeft, dat een vrouw meer naar samenhang zoekt en bij uitstek een multitasker is.
Dit soort denken staat ook wel bekend als verschilfeminisme. Kern is dat mannen en vrouwen weliswaar gelijkwaardig zijn, maar niet gelijk. In tegendeel zelfs: volgens dit gedachtegoed vullen beide seksen elkaar qua eigenschappen juist aan. Waar hij macho is, is zij invoelend. Waar hij machtsbelust is, zoekt zij ‘de menselijke maat’. Waar mannen monomaan zijn, is zij veelzijdig. Deze tegenstellingen worden vervolgens door mensen als Van ‘t Veld gebruikt om te pleiten voor meer carrièrekansen voor vrouwen: de damesachtige zachtheid en mensgerichtheid kan veel goeds brengen in de harde, zakelijke mannenwereld.
Met deze zienswijze is echter één fundamenteel probleem: het is flauwekul. Er zijn de afgelopen vijftien jaar vele psychologische studies gedaan naar man-vrouwverschillen, en wanneer die tezamen worden geanalyseerd blijkt telkens dat mannen gemiddeld nauwelijks andere eigenschappen hebben dan vrouwen. Vrouwen praten niet meer, ze zijn niet minder competitief, hun intuïtie is niet beter ontwikkeld, ze zijn niet empathischer. Wanneer ze aan de top komen, gedragen ze zich niet anders dan mannen. Ze blijken zelfs niet slechter in inparkeren te zijn dan de baardgroeiende helft van de mensheid.
Deze ideeën vallen niet in de categorie ‘onschuldig vermaak van Mars en Venus’. Verschildenken geeft vrouwen een zweem van ongeschiktheid. Wat niet hetzelfde is, hoeft men immers ook niet hetzelfde te behandelen. Daarbij krijgen vrouwen slechts zelden eigenschappen toebedeeld die geassocieerd worden met macht en leiderschap. Het goedbedoelde pleidooi van Van ‘t Veld laat zich door minder emancipatievriendelijke ogen ook lezen als: vrouwen zijn slappe mutsen (immers: te bescheiden, tonen niet echt lef) maar moeten toch meedoen want dat voegt iets onduidelijks en mogelijk onwenselijks toe (een ‘andere’ dynamiek). Als ik een macho topbestuurder was, zou ik als de wiedeweerga een stoere vent aannemen.
Dit is dan ook precies wat er gebeurt. Afgelopen zaterdag publiceerde de Volkskrant een top 200 van machtigste bestuurders: in de top tien staan geen vrouwen, en zelfs in de top vijftig moet je ze met een lantaarntje zoeken. Eerder in dezelfde krant: een lijstje met de tien meest geciteerde en dus meest succesvolle wetenschappers. Ook hier geen vrouw te bekennen.
Totdat het besef indaalt dat man en vrouw op alle relevante vlakken hetzelfde zijn, zal hier vermoedelijk weinig aan veranderen. Het recht op gelijke kansen en behandeling kan niet succesvol worden opgeëist door verschillen te benadrukken. Uiteraard moet men streven naar meer vrouwen in het openbaar bestuur. Niet omdat dit beter zou zijn, maar omdat dit gezien de gelijkheid der seksen rechtvaardig is.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.