We moeten eten tegen de dood. Dat lijkt een open deur – het is bekend dat een mens zonder voedsel vrij vlot eindigt met een tuintje op zijn buik – dus laat ik preciezer zijn: volgens een aanzwellend orkest van experts en meningmensen moeten we gezonder eten om zo beter bestand te zijn tegen het coronavirus. Bij gebrek aan een geneesmiddel of vaccin moet onze leefstijl ons redden.
‘Overleven begint bij gezonder leven en eten’, kopte Het Parool boven een stuk van hoogleraar Jaap Seidell en Jutka Halberstadt. De NOS, over een uitzending met arts Liesbeth van Rossum: ‘Leef gezond, voorkom ernstige corona.’ Ene Jeroen Jansen opinieerde in deze krant dat ‘elk virus goed gedijt’ op het ‘ongezonde leven van velen’. Overgewicht verzwakt volgens deze journalist de longen en het immuunsysteem, waardoor mensen extra vatbaar zijn voor infecties. ‘Een (corona)virus is dan al snel het laatste duwtje in de richting van de intensive care.’
Dikke mensen, zo metafoort Jansen, zijn een ‘lek in de boot’ dat gedicht moet worden; anderhalve meter afstand houden is slechts ‘al hozend verder varen’. Hij pleit voor een ‘gezondheidsrevolutie’. Het is, naast schaamteloos stigmatiserend, meer dan een tikje Bijbels: tijdens een Plaag wijzen naar de zondaars die zich schuldig maakten aan vadsigheid en vraatzucht. Benadrukken hoe zonde leidt tot de dood en hoe de puurheid van een gezonde leefstijl zal leiden tot verlossing.
Het deed me denken aan een essay van Michelle Allison, een paar jaar geleden in The Atlantic. Ze schrijft daarin over mensen die claimen dat dikheid en ziekte te vermijden en genezen zijn door gezond te leven en eten. ‘De helden van de hedendaagse dieetcultuur’, noemt zij hen; helden die hun status verwerven doordat ze ons voorhouden hoe we de dood kunnen verslaan. ‘Mensen zijn de enige dieren die zich bewust zijn van hun sterfelijkheid, en we willen allemaal de persoon zijn wiens dood als een verrassing komt, in plaats van als een pathetische onvermijdelijkheid. We willen degene zijn waar mensen over zeggen: ‘Maar ze deed alles goed.’ Als we niet aan de dood kunnen ontsnappen, kunnen we misschien een manier vinden om er onschuldig aan te worden verklaard.’
‘Door te eten zonder je in te houden, aan de andere kant, riskeer je dat je onrein wordt bevonden’, schrijft Allison. ‘Het is toegeven aan je sterfelijkheid, aan je beperkingen en rommeligheid als een biologisch schepsel, terwijl je de vrijheid en het genoegen van eten omarmt.’
Genoegen: daar hoor je mensen die pleiten voor een gezonde leefstijl zelden over. Hun mensbeeld komt me altijd zo mechanisch voor: alsof eten slechts brandstof is, alsof het je primaire taak als mens is om te zorgen dat je lijf een efficiënte, goedlopende motor is – nooit verzopen, nooit gulzig in verbruik – zodat je aan het eind van de rit zoveel mogelijk kilometers hebt gemaakt met zo weinig mogelijk pech en tegen zo laag mogelijke onderhoudskosten. Het is ongetwijfeld medisch gezien reuze verstandig, het verkleint vast de risico’s op coronacomplicaties, misschien houdt het zelfs de dood een tijdje af. Maar het is ook zo, nou ja, vreugdeloos.
En dat terwijl eten zo goed kan zijn voor de ziel. Zoals psycholoog Paul Rozin zei: ‘Eten is niet slechts voedingswaarde die je mond in gaat of zelfs maar de plezierige sensaties die daarmee gepaard gaan. Het verbindt je met je hele leven.’ We eten om samen te zijn, om verdriet te delen, om malende gedachten te doorbreken met gezelligheid, omdat er zelfs in bange tijden soms toch iets te vieren valt.
Tijdens de lockdown aten we in huize Ten Broeke patat met mayonaise omdat de smaak ons deed denken aan betere tijden, aan lange dagen bij het buitenzwembad, aan de halfvergeten geur van chloor, gras en zonnebrandcrème. We aten pannenkoeken om onze kinderen te troosten, die maandenlang dapper teleurstelling na teleurstelling het hoofd boden; kinderen die we zoveel moesten afnemen: vrienden, school, sport, opa’s en oma’s. We aten pizza omdat het bevrijdend was om in een tijd waarin er honderd regeltjes en verboden waren even de controle los te laten, om even niet meer verantwoordelijk en deugdzaam en broccoli en volkoren te zijn.
Zelfs als een gezonde leefstijl ons kan redden, blijf ik een rommelig schepsel – een zondaar, geen held – met een hart dat vrijheid, vreugde en verlichting nodig heeft. Mijn lichaam moet misschien eten tegen de dood, maar mijn ziel moet eten voor het leven.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.