‘De pandemie zet mensen tegen elkaar op’, schreef Daniela Hooghiemstra in haar column. Een intrigerende zin, vond ik, vooral omdat ze de pandemie handelend opvoerde; als iets met een eigen wil, een eigen macht over mensen. Ik proefde er bijna een wetmatigheid in: dat effect heeft deze crisis nou eenmaal op ons.
Natuurlijk zie ik het ook. Op sociale media en in het nieuws staan groepen hard tegenover elkaar. Er is een generatieconflict, waarbij een beetje door maar vooral uit naam van jonge mensen wordt gepleit voor minder coronamaatregelen, want onze kadetjes hebben het psychisch zwaar. Dat vonden ouderen en zieken niet zo’n kek plan, onder het mom van: joe, maar wij willen liever nog niet dood. Waarop weer anderen kwamen mopperen dat veiligheid niet bestaat; wanneer accepteren wij (lees: zij) nou eens dat sterven gewoon bij het leven hoort? Oh, en bijna iedereen was boos op de dikke mensen die dadelijk al het vaccin krijgen: vetzakken die een leven lang friet hebben gevroten en nu worden beloond voor slecht gedrag.
Maar is dit wie we zijn? Is dit wat een pandemie bijna onherroepelijk met ons doet? Ik vraag het me af. Het nieuws is immers geen afspiegeling van de dagelijkse realiteit; het meldt vooral conflict en ophef. En Twitter is van alles, maar ook een open riool waar klapharken voor de lol hun vuigste mening inkakken, en dus niet de echte wereld.
Ik moest denken aan het boek A paradise built in hell van Rebecca Solnit, waarin ze betoogt dat veruit de meeste mensen op een ramp of grote crisis reageren met altruïsme en solidariteit. Ze helpen geliefden, buren, vreemden. Ze vertelt over een grote aardbeving in San Francisco: de stroom viel uit, er waren naschokken, maar mensen kookten op straat hun ontdooiende vriezer leeg, voor zichzelf en wie het nodig had. We hebben geen woord voor het gevoel van dat moment, schrijft ze, waarin ‘het prachtige is gewikkeld in het verschrikkelijke, vreugde in smart, moed in angst.’ Maar het bestaat wel.
Ik herinner me dit van de eerste lockdown. Wie in zelfisolatie moest, kon via #coronahulp iemand vinden die boodschappen ging doen. Naaisters maakten mondmaskers en gaven die gratis weg aan mensen die weinig te makken hadden. En, zoals Solnit opmerkte in een Guardian-essay: thuisblijven is ook een solidaire daad. Het is een vorm van onzelfzuchtige gulheid om je contacten te beperken: je gunt anderen er betere overlevingskansen mee.
De grootste vijand van deze vreemde maar positieve droefblijdschap is misschien wel het neoliberale idee van ‘het nieuwe normaal’. Clarice Gargard schreef erover: ‘We zitten al bijna een jaar in ongekende crisis, maar toch lijken we als vanouds te moeten functioneren.’ Bazen, opdrachtgevers en leraren verwachten dat wij en onze kinderen presteren alsof er weinig meer aan de hand is. Eendracht is ingeruild voor eenzame stress aan je keukentafel.
Wat rest is de spanning; smart zonder vreugde. Het duurt lang. Het is zwaar. Je kinderen lachen minder. Zelfisolatie is inmiddels bijna ondraaglijk. Iedereen heeft een soort vooruitgeworpen heimwee naar het einde van pandemie.
Maar tegelijkertijd zijn we dezelfde mensen als tijdens de eerste lockdown. De meeste initiatieven van toen bestaan nog. Mensen doen nog steeds boodschappen voor kwetsbaren. Helpen gezinnen die nieuw zijn in Nederland met thuisonderwijs. Doen buiten bewegingsoefeningen met ouderen. Zijn een maatje voor wie teveel alleen is.
Een van de akeliger gevolgen van leven in een neoliberale maatschappij is dat collectieve problemen tot individueel issue worden gemaakt; eigen verantwoordelijkheid, iets dat je zelf moet oplossen, ook al is dat helemaal niet mogelijk. Dit gebeurt ook nu: veel mensen worstelen zich solo de pandemie door, en als dat logischerwijs niet superpuik gaat en de frustratie oploopt, nemen ze anderen de maat. Maar we moeten ons niet tegen elkaar laten uitspelen. Jong of oud, ziek of gezond, we hebben een gedeeld belang bij beter beleid: meer testen, grondiger indammen, sneller de kwetsbaren vaccineren.
Beliefs matter, schrijft Solnit. En dit is wat ik geloof: er is meer wat ons bindt dan wat ons scheidt. Er zijn meer helpers dan relschoppers, er is meer hoop dan conflict. We zijn goede mensen. We zijn taai en gul en we geven om elkaar. En op een dag, snel al, zullen we tegen elkaar zeggen: het is voorbij. Het was moeilijk, maar we zijn er nog. En dat hebben we samen gedaan.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.