dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

‘Baby’s met een verhoogd erfelijk risico op dyslexie zouden baat kunnen hebben bij training in de baarmoeder.’ Dat suggereerden een stel Finse onderzoekers die eerder deze week de blits maakten met de ontdekking dat als je foetussen de klanken ‘tatata’ en ‘tatota’ laat horen, ze hier vlak na de geboorte breintechnisch sterker op reageren dan op zomaar wat andere wartaal.

Dat is op zich leuk om te weten. En toch zakte de moed me bij het horen van deze uitspraak met enige kracht in de schoenen. Niet eens omdat het nogal een stap is van ‘tatata’ naar dyslexiepreventie, zoals een Nijmeegse hoogleraar terecht opmerkte. Maar vooral omdat ik dacht: die arme moeders. Er moet al zo veel tijdens je zwangerschap. Niet roken, niet drinken, geen koffie, geen ongezond eten en geen stress. En je moet uiteraard aan zwangerschapsyoga doen, zodat je straks als een ware zenmonnikerette gaat bevallen en niet zult dreigen de dienstdoende gynaecoloog te wurgen met zijn eigen stropdas als hij niet nu – NU! – een ruggeprik voor je regelt. (Ik ontken overigens alles)

En dat is nog maar het begin. Is de baby eenmaal succesvol uitgeperst – geen keizersnede, want dan krijgt het kindeke teer niet voldoende van mama’s gezonde darmflora mee en dat vergroot weer de kans op allerlei ellende – dan barst het risicomanagement pas echt los. Er dient vanzelfsprekend borstvoeding gegeven te worden, want dat beschermt volgens de foldertjes tegen oorontsteking, buikpijn, eczeem en overgewicht en levert ook nog vier bonus-IQ-punten op. Er moet gedraagdoekt, voor de veilige hechting. En geen vijf dagen naar de crèche, want dat vergroot volgens sommige onderzoekers het risico op gedragsproblemen.

Welkom in de oorlog tegen risico’s, waarin elk potentieel gevaar met een welgemikte preventiegranaat wordt uitgeschakeld en ouders vol goede wil de loopgraven bemannen.

Deze oorlog is minder dan een generatie oud. De meeste 25-plussers herinneren zich nog hemelse en tegenwoordig ten enenmale uitgesloten vrijheden als alleen naar de kleuterschool lopen, zonder supervisie door de wijk dwalen en helmloos rolschaatsen. Wat is er sindsdien veranderd? Socioloog Joan Wolf stelt dat we tegenwoordig leven in een risicocultuur, waarin de werkelijkheid voor een belangrijk deel wordt vormgegeven door angst voor dingen die nog niet gebeurd zijn. Welk wasmiddel je kiest, hoeveel geld je spaart, dat je twee stuks fruit eet in plaats van twee stuks chocoladereep – het is allemaal preventie.

Deze risicocultuur wordt gevoed door veranderde denkbeelden over gezondheid en veiligheid. Was veiligheid vroeger de afwezigheid van gevaar, en gezondheid de afwezigheid van ziekte, nu zijn het gradaties op een glijdende schaal. Waar je je op die schaal bevindt, is grotendeels je eigen verantwoordelijkheid. Je bent misschien best fit, maar als je dagelijks zou sporten en meer bladgroente zou eten zou je nog gezonder zijn.

Het ongezellige van zo’n risicocultuur is dat ze eigenlijk maar één kant op kan: richting banger. Journalist Maartje van Hoek beschreef vorig jaar in Trouw hoe de risicocultuur in ons voorland de VS erbij staat. In New York is het bijvoorbeeld gebruikelijk om na speeltuinbezoek de handen van je kind te ontsmetten. En een kinderzitje voorop de fiets wordt aldaar levensgevaarlijk geacht, zelfs als de oempaloempa in kwestie een helmpje draagt.

Gelukkig is er vaak iets handigs te koop waarmee je het risico du jour te lijf kunt. De angsten van de westerse mens zijn erg goed voor de handel. En als we even niet meer bang zijn, zijn er in onze vrijemarkteconomie altijd wel slimme bedrijven die ons attenderen op een vers gevaar, zodat we ter preventie hun product x kopen. Ik vraag me weleens af: danken wij de risicocultuur aan hen?

Maar de belangrijker vraag is of we zo wel kunnen leven. Zelf merk ik dat de voortdurende kopzorgen me steeds zwaarder vallen. Ben ik wel gezond genoeg, zijn mijn kinderen wel helemaal veilig, hoe gaat het met ons geld? En dan moet ik denken aan een spreekwoord dat mijn opa vaak aanhaalde: ‘Een mens lijdt het meest van het lijden dat men vreest.’ Misschien wordt het tijd voor een staakt-het-vuren in de oorlog tegen risico’s. Moeten we van alles gewoon eens lekker op zijn beloop laten. De notie van dyslexietherapie voor foetussen lijkt me een uitstekende aanleiding om die streep in het zand te trekken.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.