Het kwam goed uit dat ik een gat in m’n lievelingstrui trok, want ik wilde al een tijdje leren mazen. Mazen is een handwerktechniek waarbij je met naald en wol een klein stukje nieuw breiwerk maakt op de plek van een scheur of slijtage. Het is een bijna uitgestorven vaardigheid; verloren geraakt in een tijd waarin een tientje voor een nieuwe trui vaak gemakkelijker gevonden is dan de twee uur die het kost om haar te leren repareren.
Tot mijn vrolijkheid bleek ik al mazend toe te treden tot een toffe subcultuur: die van de visible menders, mensen die hun kleding op een zichtbare, kleurrijke manier repareren. Het laat zien dat een kledingstuk geleefd heeft en dat iemand er genoeg om geeft om er liefde en aandacht in te steken. Maar het is meer dan dat. ‘Een rebellie tegen de fashion status quo’, noemt schrijver Kate Sekules het in haar boek Mend!. Zichtbare kledingreparaties zijn stijlvol en nuttig, betoogt ze, en niet in de laatste plaats omdat het ‘een terloopse middelvinger opsteekt naar alle witte cis mannelijke opperhoofden der industrie’ en ‘een weigering is om nog langer [hun] zakken te vullen’.
Het is zonneklaar dat de kledingindustrie opgestoken middelvingers verdient. Dit is een industrie van supervervuilers, met wereldwijd meer broeikasgasuitstoot dan de lucht- en scheepvaart samen, verfstoffen die rivieren vervuilen tot alles wat erin leefde dood is, katoenplantages die immense hoeveelheden schaars water verbruiken, synthetische stoffen die bij elke wasbeurt microplastics loslaten. De industrie waar 1 op de 6 mensen ter wereld in werkt, maar nog geen 2 procent een leefbaar loon krijgt.
Ondanks deze hoge prijs gooien we bergen kleding weg. Als we alle geloosde textiel aan een waslijn zouden hangen, zou die na 15 maanden de zon bereiken, becijfert Sekules. (De zon is 150 miljoen kilometer verderop.) Zo’n 80 procent van de afdankertjes is nog in puike staat, maar gerecycled worden ze nauwelijks: wel verbrand of gedumpt in armere landen. De remedie, volgens experts: koop zo weinig mogelijk nieuws. Draag wat je hebt en repareer wat je draagt.
Dit is niet per se een slecht advies. Maar het is wel problematisch, want het legt de verantwoordelijkheid voor een hele industrie vol misstanden op het bord van het individu. En dat trucje kennen we al. Van de olie-industrie, bijvoorbeeld. Toen het de eindbazen duidelijk werd dat ze de klimaatcrisis echt niet meer konden ontkennen, besloten ze het tot een consumentenissue te maken. Zo was het BP (voorheen British Petroleum) die schijnheilig met de eerste calculator voor je hoogstpersoonlijke CO2-voetafdruk kwam, las ik in Business Insider – iets om welwillende burgers bezig te houden terwijl Big Oil ongestoord olie en gas uit de grond blijft trekken.
Journalist Jaap Tielbeke maakt hier terecht bezwaar tegen. Misschien geeft het mensen het gevoel dat ze zelf iets kunnen doen, schreef hij in de Volkskrant, maar het milieu is daarmee niet gered en de ware schuldigen blijven buiten schot. We kunnen beter als burger aandringen op politieke actie dan als consument ons leven beteren. En wat als je ziet dat al je bewuste keuzes, vegaburgers, linnen tasjes en gemaasde truien geen effect hebben? ‘Dan maakt dat gevoel van empowerment op den duur juist plaats voor een gevoel van machteloosheid.’
Zou het? Sekules citeert kunstenaar Ruth Katzenstein Souza: ‘Telkens weer worden we geconfronteerd met scheuren in onze wereld die zo diep zijn dat velen van ons wanhopen. Waar beginnen we? Zoek de scheur die dichtbij je is.’ Misschien, overweeg ik, houden kleine, tastbare dingen die we zelf doen juist de onmacht op afstand. Misschien maken ze politieke actie mede mogelijk.
Repareren, om iets te noemen, kan een manier zijn om je idealen deel te maken van je dagelijks leven. Elke keer als ik mijn gemaasde trui aantrek, herinnert ze me aan de dingen waar ik in geloof: een duurzame en eerlijke wereld, waarin de aarde, mensen en spullen niet langer wegwerp zijn. Bovendien: wie geen geld meer uitgeeft aan een verwoestende industrie, kan klagen zonder zich hypocriet of beschaamd te voelen. Schaamteloze pissigheid is een goede democratische brandstof. En klagen is politiek. Ook multinationals vrezen de collectieve toorn van ontevreden burgers en politici zijn voor weinig zaken zo gevoelig als voor een nijdige omslag in de publieke opinie.
Een trui mazen heeft politiek misschien geen betekenis. Maar klein verzet kan groeien. Elke opgestoken middelvinger is er één.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.