‘Houd de moraal er alsjeblieft buiten’, schreef Elma Drayer vorige week in haar column over wel of geen vlees eten. Een interessant idee.
Ik stel voor dat we honden gaan eten. We kunnen beginnen met de trouwe viervoeters in het asiel. Hun ecologische pootafdruk is onnodig hoog; ze worden wel gevoederd, maar hebben geen onmiddellijke amusementswaarde. Door hen om te zetten in snuffie-schnitzel boeken we dubbele winst: we sparen de milieu- en klimaatbelasting uit van hun brokken én van de karbonaadjes en kipfilets die we anders hadden gegeten.
Vervolgens kunnen we hondenbezitters met subsidies aanmoedigen om hun huisdier te consumeren. Dit bespaart netto dierenleed: wie bij de piepers geen biefstuk maar zijn eigen labrador-lapje serveert, weet zeker dat hij vlees eet van een beest dat een goed leven heeft gehad. En ook voor de medemens is het gunstig. Uit cijfers van het CBS blijkt dat hondenpoep al jaren een van de grootste woonwijkergernissen is. Daarnaast bijten honden jaarlijks 150.000 mensen. Ze zijn dan ook eigenlijk niet geschikt als huisdier, constateerde een rapport van Wageningen University & Research al eens. Voor hun eigen welzijn dienen ze in groepen te leven en te beschikken over een tuin van bijna 200 vierkante meter. Voor energieke Bello’s in krappe tweekamerflatjes is een zachtzinnige verwerking tot frikandel waarschijnlijk een verlossing.
Het is goed mogelijk dat u inmiddels denkt dat ik totaal van alle ratten besnuffeld ben geraakt. Dus laat me u geruststellen: ik vind niet echt dat we honden moeten eten. Maar ik wil wel graag dat u nadenkt over de verontwaardiging die u net voelde. Misschien dacht u: maar honden zijn onze huisgenoten, vrienden, deel van het gezin – het is verkeerd om je kameraadje op te eten. Dat is een terecht punt. Het is ook bij uitstek een morele afweging.
En zo hoort het ook te zijn. Om vlees te kunnen eten moeten er levende wezens sterven. Dieren die spelen, die zich hechten aan elkaar, die angst en pijn voelen, moeten dood, op industriële schaal. Het zou niet goed zijn om de moraal daarbuiten te houden.
Toch wordt de morele dimensie graag weggemoffeld. Vleeseters vinden het niet zo’n gezellig onderwerp. Volgens psycholoog Melanie Joy, schrijver van het boek Why we love dogs, eat pigs and wear cows, heeft dat een logische reden: mensen houden van dieren. Daarom willen we niet dat dieren lijden – we bellen de politie als iemand zijn kat schopt en verzetten ons tegen het verhongeren van grazers in de Oostvaardersplassen – maar dit is een wens die op onmogelijk gespannen voet staat met de gruwelijkheden in de vleesindustrie.
Dierenliefhebbers wringen zich dan ook in een flinke morele s-bocht om toch van gehaktballen te genieten. Vleeseters moeten, zoals Joy het noemt, ‘leren om niet te voelen’. Hun natuurlijke empathie voor levende wezens moet – voor sommige soorten, op sommige momenten – veranderen in apathie. Veel vleeseters peinzen langer over welk merk tandpasta ze kiezen dan over de herkomst van rookworst. Tijdens het eten van rosbief denken ze niet aan een koe met prachtige bruine ogen. De horror van de slacht en de desastreuze invloed van de vleesindustrie op onze planeet zijn bekend, maar abstract genoeg om te negeren, zeker als er lekkere jus is.
Wat helpt, is dat dit niet-denken en niet-voelen is vervlochten met onze cultuur. Vlees eten is voor veel mensen zo normaal dat het geen uitleg behoeft. We zien veganisme of vegetarisme als een keuze, als een ideologie in de neutrale betekenis van het woord: een stelsel van denkbeelden dat ons gedrag beïnvloedt. Maar, zo argumenteert Joy, vlees eten is óók een ideologie. Zij noemt dit carnisme. De denkbeelden bestaan vooral uit rechtvaardigingen: ‘Vlees eten hoort erbij’, ‘het is gewoon lekker’, ‘we zijn nu eenmaal omnivoren’, ‘het is nodig voor de gezondheid’.
Veganisten bewijzen dagelijks het tegendeel: vlees eten is nergens voor nodig. En laten we eerlijk zijn: als je ideologie bestaat uit smoesjes, is het tijd om haar vaarwel te zeggen. Als ex-vleeseter verzeker ik dat je hierbij meer wint dat je verliest. Gun jezelf een bevrijding uit de morele s-bocht. Geniet ervan dat je kunt stoppen met niet-voelen en niet-denken. Omarm je innerlijke dierenliefhebber, zonder voorbehoud of uitzonderingen. Aai zonder schuldgevoel een koe. Want zoals mijn dochters zeggen: dieren zijn vrienden, geen voer.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.