Hillary Clinton heeft het moeilijker in de Amerikaanse verkiezingscampagne dan haar tegenstander Barack Obama en dat heeft alles te maken met haar vrouw-zijn. Dat beweert Deborah Cameron, professor Taal en Communicatie aan de Universiteit van Oxford en schrijfster van het boek The Myth of Mars and Venus: Do men and women really speak different languages?
Vrouwelijke politici kunnen over het algemeen op meer kritiek rekenen dan hun mannelijke collega’s. Het lijkt alsof vrouwen het nooit goed kunnen doen. Wanneer een vrouw zacht en bescheiden overkomt, wordt haar verweten dat ze niet over voldoende leiderscapaciteit beschikt. Laat ze zich echter meer van haar mannelijke kant zien, dan wordt ze door de media als een kenau neergezet.
Cameron legt uit dat de tegenstrijdige opinie ten opzichte van vrouwelijke sprekers teruggaat tot in de 19e eeuw. Voor een vrouw was het lange tijd ‘not done’ om in het openbaar te spreken, dit ging domweg in tegen het goede fatsoen. Met autoriteit spreken in het openbaar wordt nog steeds als een vooral mannelijke eigenschap gezien. Een vrouwelijke presidentskandidaat behoort haar vrouwelijke kanten in ieder geval niet weg te drukken. En daarom waren de tranen van Clinton precies waar de kiezers op zaten te wachten.
Deze dubbele houding ten opzichte van vrouwelijke politici – enerzijds moeten ze autoriteit uitstralen, aan de andere kant een zekere bescheidenheid tentoonspreiden – maakt het voor hen niet makkelijk zich correct te presenteren in een verkiezingscampagne. Volgens Cameron zal dit probleem Clinton blijven achtervolgens tijdens haar strijd om het Witte Huis.
Dit bericht is een verkorte versie van ‘De tweeslachtige rol van de politica’, dat op 17 januari verscheen op Kennislink.nl
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.