‘No farmers, no food’, staat er op een spandoek in een weiland achter de IJsseldijk tussen Zwolle en Deventer. Iets verderop is een galg opgericht met een opgeknoopte boerenpop eraan en een bord eronder met iets over stikstof en overheid. Woensdag blokkeerden trekkers op weg naar Stroe in mijn wijk de kruispunten: ‘D66-dictatuur zet de boer tegen de muur.’
Deze boeren voelen zich gediscrimineerd door de aangekondigde stikstofmaatregelen, maak ik op uit een interview met Mark van den Oever, leider van de Farmers Defence Force. Hun standpunt: we zijn in de steek gelaten, we zijn vastberaden en we gaan niet meegeven. Maar, vraag ik me af, wat verdedigen de vooral-veehouders van deze Defence Force eigenlijk?
Verdedigen ze de toekomst? Van den Oever heeft het graag over ‘al die onzin over stikstof’ – de modellen deugen niet en de natuurschade is kullebul – maar dat maakt het nog niet waar. Te bos en hei kunnen onderzoekers, en eigenlijk iedereen met werkende oogbollen, gewoon zien hoe de natuur lijdt. Bomen sterven, zeldzame bloemen en planten verdwijnen, en daarmee de dieren die van hen afhankelijk zijn.
Het AD schetst op basis van gesprekken met wetenschappers een apocalyptisch toekomstbeeld. Het is 2122. Het stikstofbeleid is mislukt. Er zijn bijna geen insecten meer. Bij de laatste Nederlandse commerciële fruitteler bestuiven arbeidsmigranten de appelbloesems met een kwastje. Groente en fruit eten is enkel nog weggelegd voor de rijke elite. Zonder natuur valt er weinig te boeren.
Verdedigen ze onze voedselvoorziening? Het is natuurlijk waar: boeren zorgen voor ons eten. Maar de manier waarop ze dat nu doen, is onhoudbaar. Om iets te noemen: in ons kleine landje, waar natuur en landbouw noodgedwongen bij elkaar op de lip zitten, produceren boeren voor zo’n 80 procent voor de export. Zo zijn we de grootste vleesexporteur van de EU. De veehouderij importeert het voer, exporteert de karbonaadjes, en de mest, plas en milieuschade – à 5,5 miljard euro per jaar – blijven hier.
Dit is slechts één voorbeeld, maar het hele systeem piept en kraakt. Experts waarschuwen voor een grote wereldwijde voedselcrisis, waarbij de prijzen zo hoog worden dat veel mensen hun eten niet meer kunnen betalen. Journalist George Monbiot beschrijft hoe de internationale voedselmarkt in handen is van enkele grote, machtige spelers. Om kosten te drukken worden landen vaak superexporteurs van het ene product (zoals wij van vlees) en superimporteurs van het andere. Voorraden zijn klein. Het is een kwetsbaar systeem, dat niet meer de veerkracht heeft om schokken – oorlog, corona, mislukte oogsten – een beetje elegant op te vangen. We moeten fundamenteel anders gaan boeren.
Verdedigen ze hun eigen portemonnee? Dat zou ik begrijpen. Niemand wil gepiepeld worden door de regering. Dus als boeren willen strijden tegen een naaigrage overheid die met al te magere uitkoopregelingen komt: zet hem op. Maar ik vraag me tegelijk af of ze, excusez le mot, de juiste naaier in het vizier hebben.
Boeren worden ‘in de bankschroef gehouden’, vertelt boer Poppe Braam. ‘Producenten van kunstmest, bestrijdingsmiddelen en veevoeders houden een systeem in stand waarin boeren zoveel mogelijk voedsel voor weinig geld maken.’ Supermarkten idem.
Terwijl zeker de kleinere boeren worstelen, zetten zuivel- en veevoergiganten als Royal A-ware en Royal de Heus miljarden om, lees ik in de NRC. Maar ze zien de bui hangen: minder stikstof is minder vee is minder miljoenenwinsten. Dus zaaien ze, terwijl ze hun geld tellen, twijfel over stikstofcijfers, mikken ze op het vertragen van de maatregelen en jutten ze de boeren op. Die dragen vervolgens precies het grootkapitaalstandpunt uit. Hoewel verder uitstel van stikstofmaatregelen eigenlijk niet in het belang is van de boer – het probleem verdwijnt niet, dus moet er dan later alleen maar drastischer worden ingegrepen – feliciteert ook Van den Oever zijn Farmers Defence Force met de ‘tijdswinst die we geboekt hebben’.
Wat deze boeren verdedigen? De status quo. Maar die is onverdedigbaar.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.