Ben ik een communist? Er waren lezers die me zo noemden nadat ze mijn vorige column hadden gelezen, over de haast onzichtbare invloed die neoliberaal kapitalisme heeft op bijna alles. Volgens het nimmer subtiele blog Frontaalnaakt hield ik zelfs ‘het lijk van Lenin warm’. Mijn gebrek aan warme liefde voor het kapitalisme vatte men daar op als een pleidooi voor ‘leninistische terreur’ en ‘totale staatsmacht en dictatuur’ als enig alternatief.
Daar klopt weinig van, behalve dat ik inderdaad geen kapitalistische fangirl ben. De aanstaande klimaattop in Glasgow herinnert me aan wat er onpuik aan is: dat in dit systeem eindeloze groei nodig is op een eindige planeet, en dat het creëren van meer kapitaal belangrijker is dan het welzijn van mensen en de aarde. Steeds vaker somber ik dat het niet zal lukken om onder het kapitalisme een klimaatcatastrofe te voorkomen.
Maakt me dat een communist? Ik weet het niet. Ik ben er wel mee opgegroeid, in Oost-Groningen, waar in verkiezingstijd auto’s rondreden die over luidsprekers de Internationale speelden – ‘Ontwaaaakt, verworpenen der aaaarde’ –, de communisten nog gewoon in de gemeenteraad zaten en je tijdens het fietsen een metershoog standbeeld van Lenin kon tegenkomen. Ik ben er ook vrij zeker van dat bij ons thuis Het communistisch manifest van Karl Marx en Friedrich Engels in de kast stond.
In dat manifest opperen Marx en Engels dat het kapitalisme zo kut is, dat het geheid in crisis zal geraken. Mensen – de arbeidersklasse, het proletariaat – laten zich immers niet voor eeuwig uitbuiten. En in die crisis zal het proletariaat zich alleen aan onderdrukking kunnen ontworstelen door de hele maatschappij te bevrijden. Ik moet toegeven dat ik zo’n bevrijdende revolutie een aantrekkelijk idee vind. Aan de andere kant – ik zal het toch maar even expliciet zeggen, want het zijn vreemde tijden – ben ik natuurlijk helemaal-totaal-nergens-nooit-geen voorstander van leninistische staatsterreur of bloederige schrikbewinden.
Weer aan de andere kant waren (en zijn) lang niet alle aanhangers van Marx dictatoriaal angehaucht. Zo was er Rosa Luxemburg, een politiek denker die flinke kritiek had op haar tijdgenoten Lenin & co en hun eis dat het volk de communistische partij zou gehoorzamen. Volgens Luxemburg moest de revolutie altijd van onderaf komen, vanuit ‘de massa’. Daarvoor was vrijheid noodzakelijk. En ‘vrijheid is altijd de vrijheid van andersdenkenden’, zei ze.
Luxemburg streefde dan ook juist naar meer democratie: volksraden waarin burgers hun mening konden geven en politieke beslissingen konden nemen. En stakingen: actievoeren leidde volgens haar tot bewustwording. Joke Hermsen citeert haar in Het tij keren: ‘Wie niet in beweging komt, merkt zijn eigen ketenen niet op.’
In het ongeketende leven zou de macht niet meer in handen zijn van het grootkapitaal, maar van gewone mensen. ‘De productie moet niet langer gericht zijn op de verrijking van een paar individuen, maar op de bevrediging van de behoeften van de gehele gemeenschap’, schreef Luxemburg. Het kapitalisme vervreemdde mensen van elkaar, vond ze; het maakte sociale wezens tot elkaars concurrenten. Zij zag een economie voor zich, schrijft Hermsen, die tot doel had iedereen een waardig bestaan te bieden, met genoeg te eten, maar ook genoeg tijd voor ontplooiing. Met toegang tot cultuur, kunst, wetenschap en natuur. Een maatschappij die niet draaide om geld en winnen, maar om leven en werken met enthousiasme.
Ik denk niet dat ik een communist ben. Maar ik geloof wel in de revolutie. En een kapitalistische crisis lijkt me onvermijdelijk. Misschien niet door een klassenstrijd, zoals Marx voorspelde, maar door een generatiestrijd. Op een dag zullen jonge mensen zich toch ten volle realiseren met wat voor klimaatpuinhoop ze worden opgescheept. Ze zullen inzien dat het planeetverwoestend kapitalisme van nu eigenlijk een vorm van onacceptabel onderdrukking is van toekomstige generaties. En ik hoop dat ze dan in opstand komen. Rosa Luxemburg zou vast zeggen dat de scholierenstakingen voor het klimaat een goed begin zijn.
Ik ben geen communist, maar als – of: wanneer – het kapitalistische systeem faalt, zou ik het liefste leven in de wereld van Rosa. Een vrije wereld, waarin iedereen genoeg heeft en niemand teveel. Waarin we rijk zijn doordat we tijd, bezieling en elkaar hebben, in plaats van een kast vol goedkope spullen. Waarin we samenleven in solidariteit in plaats van competitie. Waarin de maatschappij meer een familie is dan een markt.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.