dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Twee keer in mijn leven ben ik dun geweest: nadat mijn ouders uit elkaar gingen en toen mijn eerste serieuze relatie op te klippen liep. Ik ben een emotie-niet-eter: hoe meer ik voel, hoe minder ik door mijn keel krijg. Dit is een normale fysiologische reactie, ontstaan tijdens onze evolutie. Een voorouder die in tijden van prehistorische paniek – help, een hongerige sabeltandtijger, kijk uit, een uitbarstende vulkaan – stopte voor een lekkere snack, zal in de strijd om het voortbestaan geen hoge ogen hebben gegooid.

Miljoenen jaren aan evolutie ten spijt ziet onderzoeker Tatjana van Strien het toch anders: dikke mensen eten juist meer als ze stress of narigheid tegenkomen in hun leven. Emotie-eten heet dit, en ruwweg de helft van de overgewichtige medemens heeft er volgens Van Strien last van. De oorzaak ligt vrijwel altijd in de jeugd, zegt ze. Ouders gaan steeds zomaar scheiden, of moeder was een kille, en daardoor raakten wij dikkerds in onze jeugd angstig gehecht. Dat zorgt er weer voor dat we niet in contact staan met ons innerlijke gevoelsleven, zodat we bij eventueel onbehagen in plaats van een oplossing liever een stroopwafel zoeken.

In de Trouw van afgelopen vrijdag krijgt ze voor die zienswijze steun uit onverwachte hoek: op de pagina ’s Religie en Filosofie betoogt ‘lijnen met God’-goeroe Geneen Roth dat overgewicht komt door gebrek aan contact met onze authentieke kern, wat leidt tot een ontroostbare innerlijke leegte die – ik verzin dit niet – slechts opgevuld kan worden met het voelen van je levenspijn en een betere relatie met de Lichtende Genegenheid.

Nu staat het natuurlijk iedereen vrij om een bloemrijke theorie op te dissen over de oorzaken van zwaarlijvigheid in de westerse samenleving, maar het gaat wel erg ver om de helft van alle bmi-25-plussers als emotioneel gehandicapt te bestempelen en zonder verdere nuance naar de psycholoog (of God) te verwijzen.

De neiging om de oorzaak van overgewicht toe te schrijven aan een gebrekkige emotionele ontwikkeling is niet nieuw. In de jaren vijftig en zestig waren psychoanalytici hier uitermate bedreven in. Ze werden echter ingehaald door de wetenschappelijke realiteit toen bleek dat obese mensen helemaal niet meer psychische problemen hebben dan anderen. Ook qua persoonlijkheid zijn er geen verschillen. Klaarblijkelijk valt het reuze mee met die innerlijke leegte en angstige hechting.

Het is bovendien maar de vraag of emotie-eten wel echt bestaat. Onlangs ontdekten wetenschappers van de Universiteit Utrecht dat wanneer je een emotie-eter enigszins over de rooie helpt door ze te vertellen dat ze een opdracht hebben verprutst, ze daarna helemaal niet extra gaan eten. Emotie-eten is dus geen onontkoombare psychologische reactie, maar eerder onderdeel van een cultureel ritueel waarbij je jezelf na een rotdag een emotie-eet-excuus geeft om thuis op de bank troost te zoeken in een hoge dosis cacaofantasie. Niets van dit alles is overigens exclusief voorbehouden aan mensen met overgewicht.

Van Strien en Roth hebben het gepresteerd om een extra stigma op de schouders van dikke mensen te laden door een niet-bestaand probleem te voorzien van een niet-bestaande oorzaak. Een kunst op zich. En dan zeggen ze dat ik een psycholoog nodig heb.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Bekentenis: voor zijn overlijden had ik nog nooit een serieuze gedachte aan Apple-opperhoofd Steve Jobs gewijd. Ik had wel van hem gehoord, maar de memo dat je de producent van witte hoogglans apparaten dient te aanbidden als een soort godheid, had ik even gemist. Mijn verbazing was dan ook groot toen na Jobs vroegtijdig verscheiden mijn voltallige generatie zich spoorslags in diepe iRouw stortte. In De wereld draait door werd een uitzending lang zelfs nergens anders over gepraat. Als slagroom op dat, ehm, toetje besloot men aan de DWDD-tafel ter meerdere eer en glorie van Zijne Appelige Heiligheid een Nederlandse versie van een oude Apple-reclame te maken.

In de originele reclame komt een sliert internationale grootheden als Ghandi, Einstein en Martin Luther King voorbij, terwijl een gelikte voice-over vertelt over de buitenbeentjes en onruststokers, “omdat de mensen die gek genoeg zijn om te denken dat ze de wereld kunnen veranderen, de mensen zijn die het doen.” Daarna verschijnt het Apple-logo in beeld, met daaronder de woorden ‘Think different’. Voor de ‘denk anders’ versie van DWDD mochten kijkers en gasten dwarse, eigenzinnige en geniale Nederlanders nomineren.

Afgelopen vrijdag werd Het Werk voltooid. Zeventien Nederlanders als Karel Appel, Hendrik Lorentz en ook revolutionairen (?) Johan Cruyff en Ramses Shaffy zijn opgenomen in het nieuwe filmpje. Net als in de Apple-reclame onder hen het verpletterende aantal van twee vrouwen: koningin Wilhelmina en Annie M.G. Schmidt. Dat kan niet liggen aan een gebrek aan interessante andersdenkende Y-chromosoomlozen – een greep: Joke Smit, Ayaan Hirsi Ali, Anna Blaman, Sahar, desnoods Heleen van Royen – maar heeft te maken met een van onze grootste culturele onhebbelijkheden: de neiging om vrouwen vreselijk te onderschatten.

Neem trombonist Abbie Conant, die zo’n fantastische blinde auditie deed voor het symfonie-orkest van München dat de dirigent direct alle wachtende auditanten naar huis stuurde. Maar toen hij zag dat ze een vrouw was, sloeg de twijfel toe en eiste hij extra auditierondes. Uiteindelijk kreeg ze de baan, om na een jaar gedegradeerd te worden tot tweede trombonist: “Voor de solotrombone moeten we een man hebben.” Dit soort vooroordelen speelden een rol bij symfonie-orkesten in de hele wereld. Nadat blinde audities standaard werden in het veld, steeg het aandeel vrouwen met meer dan veertig procent.

En niet alleen in de muziekwereld worden vrouwen onderschat. Dezelfde sollicitatiebrief heeft een heel ander effect wanneer er een vrouwennaam op staat, dan wanneer hij door een man ondertekend is, blijkt uit onderzoek. Wat bij hem als eerlijk en competent geldt, vindt men bij haar onzeker en arrogant. In een studie uit nota bene het zeer geëmancipeerde Zweden kregen de allerbeste vrouwelijke biomedici van de sollicitatiecommissie dezelfde beoordeling als de allerslechtste mannen, terwijl er in feite geen verschil was. Als vrouw moet je nog steeds twee keer zo hard werken om half zo goed gevonden te worden.

De ‘denk anders’ filmpjes van Apple en DWDD laten vooral zien dat we ouderwetse denkbeelden maar niet weten af te schudden. Er is heel wat meer nodig dan een touchscreen met een aluminium achterkantje om de wereld te veranderen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Je bent helemaal niet gek. Je bent een schuurtjesman’, zegt mijn lief ineens. Vanaf de andere kant van de bank wijst hij op een artikel in Psychologie Magazine, waarin staat uitgelegd dat sommige echtgenoten en vaders een stuk beter functioneren in het gezin als ze zich enkele malen per week terugtrekken in garage, tuinhuis of schuur. Er staan enkele treffende foto’s bij van heerschappen die tussen de vakkundig verzamelde zooi op hun gemak zitten te wezen. En hoewel ik geen schuur heb maar een zolder, had ik er zo tussen gepast: omringd door boeken over wetenschap, gezeten op een babypoepgroene relaxfauteuil, even verlost van de half-psychotische kermis die ontstaat wanneer je meer dan één kleuter loslaat in je huis.

Ontsnappen is een behoefte die je niet behoort te hebben als moeder – het schuurtjesmannenartikel rept dan ook met geen woord repte over schuurtjesvrouwen. Toen ik in mijn column over borstvoeding (13/9) schreef dat ik na de geboorte van mijn eerste dochter snakte naar een dagje ongestoord lezen, regende het boze reacties. ‘Als je zo graag tijd voor jezelf wilt, dan had je geen kinderen moeten krijgen. Waarom zwanger worden als je geen goede moeder wilt zijn?’ mailde ene Marga. Een Paulien zei op mijn blog: ‘Laat je kinderen maar hechten aan een leuke knuffel, want een vaste persoon in de omgeving is er toch niet voor ze.’

Paulien gaat er blijkbaar vanuit dat papa bij ons thuis de man is die des zondags het vleesch snijdt. Niets is minder waar. Toch is Pauliens aanname niet zo vreemd. Vaders zijn als verzorgers van het kindeke teer nog steeds hevig uit de mode, begrijp ik uit onderzoek van het blad Happinez. De meerderheid van een groep van 1300 representatieve ouders vindt dat het kind nog steeds vooral een vrouwenzaak is. Moeder hoort ervoor te zorgen dat alles nageslachttechnisch op zijn pootjes terecht komt en ze dient zich dus beslist niet te verstoppen in schuurtjes of op zolder.

Schrijver en onderzoeker Joan Wolf verzet zich in haar boek Is breast best? tegen dit idee, dat zij ’totaal moederschap’ noemt: een soort morele code waarin van mama verwacht wordt dat ze elk aspect van het leven van haar kind optimaliseert. Alles wat niet optimaal is – een autonome moeder, de fles, de crèche, de vader – is mogelijk gevaarlijk. En daarmee onacceptabel, want als het gaat om baby’s en kinderen dient elk risico vermeden te worden. Wee je gebeente als je je kind vijf dagen per week naar de opvang brengt: je riskeert subgoede hechting en gedragsproblemen. Berg je als je geen borstvoeding geeft: je speelt met het iq en de gezondheid van je kind. En zorgvaders aller landen: weet dat je nooit zult kunnen tippen aan de natuurtalenten van de echte moeder.

Er is geen wetenschappelijk bewijs voor de aanname dat mama beter zorgt dan papa. Homo sapiens-vaders zijn juist veel meer dan de gemiddelde diersoort betrokken bij hun kuikentjes. Ze worden door hun hormoonhuishoudig – testosteron omlaag, ‘knuffelhormoon’ omhoog – zelfs ter dege op voorbereid. Vanaf het moment dat het puntje succesvol bij het paaltje is gekomen willen we allemaal (m/v) instinctief het beste voor ons kind. Soms is dat mama, soms is dat papa. Soms is het de fles, soms de borst. En soms is het een schuurtje.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Je kunt je niet voorstellen hoe het is als je moet kiezen tussen naar de wc gaan of een glas water pakken, omdat je onvoldoende energie hebt om het allebei te doen.’ Zo legt mijn vriendin uit hoe het voelt om chronisch vermoeidheidssyndroom te hebben. Het heeft lang geduurd voordat ze opknapte. Want in tegenstelling tot wat ik verwachtte, sleepte mijn vriendin zich niet onmiddellijk naar een psychotherapeut voor de enige bewezen behandeling: speciale bewegings- en gedragstherapie. Er waren teveel twijfels. Zou het wel werken? Ik heb toch geen psychisch probleem? Hoe kan therapie nou helpen tegen een virus?

De link tussen chronische vermoeidheid en het virus XMRV werd twee jaar geleden gelegd in het vakblad Science. Hoewel de wetenschappelijke publicatie behoedzaam van toon was, strooide het onderzoeksteam van Lombardi daarbuiten met enthousiaste woorden. In het toentertijd uitgebrachte persbericht spreken ze van ‘de grote doorbraak waar we op gehoopt hebben’ en ‘hopelijk kunnen we patiënten erg snel een reeks effectieve behandelmogelijkheden bieden.’ Je kunt het chronisch vermoeiden niet kwalijk nemen dat ze na zulke hoopvolle uitspraken de virustheorie stevig omarmden. Toch moeten ze hem nu, hoe pijnlijk het ook is, loslaten. Vorige week besloot Science om de originele publicatie deels in te trekken. Er is door onafhankelijke onderzoekers afdoende aangetoond dat het virus niet uit de vermoeide patiënt kwam, maar uit een besmetting in het lab.

Lombardi en co hadden veel leed kunnen voorkomen als ze zich meer hadden opgesteld als de CERN’ers die neutrino’s hebben gemeten die sneller gaan dan het licht. In plaats van meteen de revolutie uit te roepen middels een snedig opgehypt persbericht, hebben ze twee andere laboratoria gevraagd om hun experiment te herhalen. ‘Onafhankelijke metingen zijn nodig voordat het effect weerlegd of bevestigd kan worden’, stelt CERN in een persbericht. Met grote nadruk, zodat de voorzichtigheid zelfs doordrong tot de discussietafels van de VARA-corifeeën assorti.

Nu heeft CERN eigenlijk niets buitengewoons gedaan. Ze hebben zich simpelweg uitstekend gekweten van hun wetenschappelijke plicht om geen moord, brand en weg met Einstein te schreeuwen voordat de zaak netjes bevestigd is. In Lombardi’s studie ging het met dat schreeuw-niet-deel faliekant mis. Dat is extra erg omdat onderzoek naar chronische vermoeidheid niet over elementaire deeltjes maar over mensen gaat. Neutrino’s liggen er niet wakker van als je ze onterecht vertelt dat ze sneller dan het licht kunnen. De relativiteitstheorie is in al zijn natuurkundige glorie een tamelijk onpersoonlijke aangelegenheid. Een grote tegenstelling met chronisch vermoeidheidsonderzoek: het wordt niet veel intiemer dan wetenschappers die verklaren waarom je nauwelijks uit bed kunt komen of te moe bent om je kind op te tillen.

Juist als wetenschap persoonlijk is, en het persoonlijke wetenschap, moet je als onderzoeker voorzichtig zijn met wat je zegt. Je kunt niet zomaar een ongefundeerd rooskleurig persbericht uit het raam van je Ivoren Toren laten stuiteren. In onze samenleving hebben wetenschappers een positie van macht en invloed, en daarbij hoort ook de verantwoordelijkheid om rekening te houden met de potentiële irrationaliteit van lijdende patiënten. Een mens is geen neutrino. Voor iemand met chronische vermoeidheid is een theorie niet slechts een theorie, het is een deel van hun leven. Wie door uitputting moet kiezen tussen een glas water en het toilet, heeft daarom boven alles recht op onopgesmukte feiten.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Er zijn wereldwijd meer dan 160 miljoen vrouwen vermist. Dat zijn meer vrouwen dan er in totaal in de VS wonen. Niemand is naar deze vrouwen op zoek: ze zijn namelijk nooit geboren. In landen als China en India worden zoveel meisjesbaby’s geaborteerd dat de sekseratio over de hele wereld scheef is geraakt. In het pasverschenen boek ‘Unnatural selection’ schrijft Mara Hvistendahl hoe het zo is gekomen, en wat de gevolgen zullen zijn.

‘Het verhaal begint in de jaren vijftig’, vertelt Hvistendahl. ‘Voor het eerst waren er goede voorspellingen over de groei van de wereldbevolking voorhanden. En dat leidde in het westen tot de grote angst dat het westen overweldigd zou worden door niet-westerse populaties. Westerse regeringen, private organisaties zoals de Ford Foundation en later de Verenigde Naties waren bereid elke strategie te financieren die het geboortecijfer snel zou doen dalen. Als je kijkt naar de documenten uit die tijd, dan zie je dat er allerlei wilde plannen werden gemaakt. Zo bedacht men een plan om een steriliserend middel over de bevolking van Korea te verspreiden met sproeivliegtuigjes, zodat de mensen geen kinderen konden krijgen totdat de overheid besloot dat ze in aanmerking kwamen voor een medicijn dat effecten van de onvrijwillige sterilisatie weer ophief.’

‘In de jaren zestig werden in bijvoorbeeld India lokale artsen bijgestaan door westerse gezinsplanningsadviseurs’, vertelt ze. Ze vervolgt met zichtbare afschuw: ‘De manier waarop die adviseurs over de plaatselijke bevolking schreven in hun rapporten… Over zoiets basaals het vragen van toestemming om een spiraaltje te plaatsen of een foetus weg te halen, werd met geen woord gerept. De angst was dat het met vrijwillige geboorteperkingsmethoden te lang zou duren om de gevreesde bevolkingsexplosie tegen te gaan.’

Vanaf halverwege de jaren zeventig introduceerden Amerikaanse artsen technologieën voor prenatale geslachtsbepaling – eerst de vruchtwaterpunctie, later echografie – in Azië. Daarmee werd sekseselectie praktisch uitvoerbaar. ‘Wat je veel ziet, is dat ouders bij hun eerste kind nog niet ingrijpen. Maar is dat eerste kind een meisje, en je bent als echtpaar van plan om je kindertal te beperken, dan moet de tweede of derde toch wel een jongetje zijn’, vertelt ze. Wordt een vrouw voor de tweede of derde keer zwanger van een dochter, dan is abortus een moeilijke maar reële optie. Dit zien we ook terug in de cijfers, zegt Hvistendahl. Bij eerstgeborenen is de sekseratio zelfs in landen als India en China nagenoeg normaal, maar voor het tweede en zeker het derde kind ligt die ratio in sommige regio’s wel op 170 jongens per 100 meisjes.

Dat seksisme, zoals Hvistendahl het noemt, komt voor een deel door de vrouwonvriendelijke cultuur. ‘Natuurlijk, als ouders in deze landen net zo lief dochters zouden krijgen als zonen, dan was er niets aan de hand. Maar het is niet alleen een probleem van tradities. De voorkeur voor een jongetje in plaats van een meisje komt op veel meer plekken voor dan het gebruik om meisjesbaby’s te aborteren. Maar in een land waar het geboortecijfer hoog is, gaan ouders die per se een zoon willen gewoon door met kinderen maken totdat ze er eentje hebben. Het is juist wanneer ook aan de drie voorwaarden van toegankelijke abortus, beschikbare geslachtsbepalingstechnologie en geboortebeperking is voldaan, dat sekseselectie optreedt.’

Westerse organisaties zorgden eerst dat er aan die voorwaarden werd voldaan, om daarna aan te sluiten bij de voorkeur voor jongens om abortus voor de ouders aanvaardbaarder te maken, vertelt Hvistendahl. Minder meisjes betekent immers netto ook minder kinderen, dus voor het tegengaan van een bevolkingsexplosie was dit een effectieve strategie. Maar dat ging niet zonder slag of stoot. ‘Het Westen heeft een hoop moeite gestoken in het veranderen van de ideeën rond abortus en moederschap. In veel Aziatische landen is een vrouw waardevol als ze vele kinderen heeft. Dat moest natuurlijk veranderen.’ Uiteindelijke trok de stelling dat een laag kindertal samenhangt met economische voorspoed veel mensen over de streep. Hvistendahl: ‘Dat was het verkooppraatje. Het kostte decennia aan propaganda en miljoenen dollars, maar uiteindelijk lukte het.’

In haar boek beschrijft ze een aantal van de gruwelijker uitwassen die de opgelegde geboortebeperking tot gevolg had. De overheid van Zuid-Korea kreeg van de Amerikaanse regering oude legervoertuigen om te verbouwen tot mobiele klinieken waar mannen en vrouwen ‘vrijwillig’ een sterilisatie of abortus kregen. Een arts in India vertelt dat in zijn ziekenhuis aan het eind van de jaren zeventig meer abortussen plaatsvonden dan geboortes, en dat de geaborteerde foetussen bijna allemaal meisjes waren.

Tegenwoordig hoor je internationale organisaties nauwelijks meer over abortus, vertelt Hvistendahl. En dat terwijl tot 99 procent van de sekseselectie op deze manier plaatsvindt. ‘In rapporten van organisaties als de World Health Organization over de scheve sekseverhouding wordt de rol van abortus gebagatelliseerd. Het is niet alsof ze zeggen dat het fantastisch is dat die meisjesbaby’s worden geaborteerd, maar ze suggereren wel dat het kindermoord voorkomt.’ Hvistendahl zet vraagtekens bij die aanname. ‘Sekseselectieve abortus is veel wijdverbreider dan het vermoorden van meisjesbaby’s ooit is geweest. Een foetus is anders dan kind.’ Feministen en mensenrechtenactivisten maken zich zorgen dat een strijd tegen het aborteren van meisjesbaby’s uitmondt in een strijd tegen abortus in het algemeen. Hvistendahl deelt die mening niet. In een wereld waarin vrouwen onnatuurlijk schaars zijn, zal het recht op abortus de minste van onze zorgen zijn, zegt ze.

Het probleem is namelijk dat wanneer je 160 miljoen vrouwen mist, je ook 160 miljoenen mannen overhoudt, zegt Hvistendahl. Ze noemt hen ‘het surplus aan mannen’ en voorziet problemen. ‘Het is moeilijk om vooruit te kijken, omdat we nog nooit iets op deze schaal hebben gezien: dat 15 procent van de mannen niet kan trouwen omdat er niet genoeg vrouwen zijn. Wat me droevig maakt is dat hierdoor de handel in bruiden al heel gewoon is geworden. Het is onder andere in sommige Vietnamese gemeenschappen normaal om je dochter te verkopen.’ Naast gedwongen huwelijken neemt ook de gedwongen prostitutie toe. En Hvistendahl denkt dat het daar niet bij blijft. Hoewel ze de hypothese dat een mannenoverschot leidt tot oorlog te alarmistisch vindt, vreest ze wel voor een toename in criminaliteit en plaatselijke gewelddadige conflicten. Wat dat voor de instabiele regio’s in de wereld zal betekenen? ‘De tijd zal het leren. Het is verontrustend.’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het alternatieve psychotherapiecircuit heeft een onschuldig imago. En dat is niet altijd terecht. Sommige technieken die ‘helers’ gebruiken om in de jeugd van hun cliënten te graven, kunnen valse herinneringen laten ontstaan. En dat leidt tot niets dan ellende.

Het begon met een droom over incest. Zo’n nachtmerrie hoeft natuurlijk niets te betekenen, maar voor Marieke is het de start van een lange zoektocht naar de waarheid. Ze twijfelt, vertelt ze aan haar broer. Ze kan het eigenlijk niet geloven, weet niet wat werkelijkheid is en wat fantasie. Is er in mijn jeugd iets gebeurd dat zo erg is dat ik de herinnering eraan volledig heb verdrongen? Ben ik misbruikt?

Marieke (37) zoekt hulp in de alternatieve hoek. Een osteopaat, een hypnotherapeut, een holistisch heler. Daar komt ze vaker. Ze heeft drie moeizame zwangerschappen achter de rug. Als tiener was ze depressief en had ze een vriendje dat seksueel gewelddadig was. ‘Daar heeft ze eigenlijk nooit over willen praten’, vertellen haar ouders, Rik en Anja. En hoewel ze het lastig vinden, geven ze toe dat de relatie met hun dochter stroef was. Ze moeten toekijken terwijl Marieke afstand neemt van haar familie, en steeds meer toenadering zoekt tot haar alternatieve therapeuten.

Een van die therapeuten is Rob Derksen, coach en oprichter van de holistische stichtingen Het Elfenlicht en De Zuil Vitalisering. Vrijwel alle psychische problemen hebben hun oorzaak in de jeugd, denkt hij. Pas als je de emoties van toen weer doorleeft, kan je ziel genezen. Ook stoornissen die door de wetenschap als ongeneeslijk worden gezien, zoals schizofrenie en autisme, zijn op die manier te helen, meent Derksen. In de holistische wereld kijken veel mensen er zo tegenaan. De arrogante wetenschap gaat ervan uit dat alternatieve therapeuten niet weten waar ze mee bezig zijn, zegt hij. ‘Wetenschappers denken dat hun manier de enige juiste manier is. En dat vind ik juist weer erg gevaarlijk en te beperkend.’

‘Ik heb een vermogen meegekregen dat ik intuïtief aanvoel wat ik moet doen’, zegt Derksen over zijn werk als heler. ‘Ik krijg dan beelden of gevoelens binnen. Net alsof ik weet vanuit mijn hart, hé, er is hier een thema met misbruik of zoiets.’ Dat gevoel deelt hij met de cliënt. Vervolgens gebruikt hij een keur aan methodes om die moeilijke jeugdherinneringen aan het licht te brengen. Zelf noemt hij regressietherapie als voorbeeld: ‘Je brengt iemand in wat sommigen een trance of hypnosetoestand noemen. En dan neem je iemand mee in wat er naar boven komt.’ In zijn sessies haalt Derksen zelfs gebeurtenissen naar boven waar iemand voordat die in therapie ging helemaal geen herinnering aan had. Zo had hij een cliënte die geen relaties aan durfde te gaan met mannen. Door ’te werken op dat gedragspatroon’ kwamen ze erachter dat de vrouw was misbruikt door haar broer, zegt hij. ‘Dus dat kan zo ver gaan dat je het helemaal verdringt en dat je het gewoon vergeet.’

Terwijl Derksen in al zijn welwillendheid denkt dat hij op deze manier zijn cliënten helpt genezen, doet zijn aanpak bij geheugendeskundige Elke Geraerts alle alarmbellen afgaan. Geraerts, verbonden aan de Erasmus Universiteit, doet al jaren onderzoek naar het gemak waarmee ons geheugen gefopt kan worden, zodat we iets gaan geloven dat nooit is gebeurd. Ze ziet in haar werk regelmatig mensen die valse herinneringen hebben opgedaan onder invloed van een foute therapeut. Van Derksens aanpak krijgt ze het benauwd; geconfronteerd met het feit dat hij in de afgelopen tien jaar al meer dan vierduizend mensen heeft behandeld, snakt ze hoorbaar naar adem. ‘Het is vrij onwaarschijnlijk dat wanneer je in therapie lang gaat sleutelen en trekken, die herinneringen accuraat zijn’, zegt Geraerts. ‘Op een bepaald moment kun je niet meer onderscheiden wat de therapeut je heeft doen inbeelden versus wat er echt is gebeurd in je kindertijd.’ Van hypnose is aangetoond dat het vaak tot valse herinneringen leidt. Droominterpretatie idem dito. De aanpak van Derksen noemt ze ‘uit den boze’.

Herinneringen liggen niet vast in je brein, zoals gegevens op een harde schijf. Integendeel: je geheugen is veranderlijk en schrikbarend gemakkelijk te manipuleren. Sinds de jaren negentig is vele malen aangetoond dat met suggestie relatief eenvoudig valse herinneringen te creëren zijn. Geraerts liet in haar experimenten mensen geloven dat ze ziek waren geworden na het eten van eiersalade of dat ze waren ontvoerd door ruimtewezens. Zo’n valse herinnering is hardnekkig. In de vakbladpublicatie van Geraerts’ eiersalade-onderzoek staat te lezen dat de herinnering leidde tot ‘significant gereduceerde consumptie van sandwiches met eiersalade, zowel direct als vier maanden na de valse suggestie.’

Psychologen creëren zo’n valse herinnering door iemand aan het handje door de nepherinnering te leiden: ‘Je bent in het ruimteschip. Stel je dat eens voor. Wat zie je?’ Die methode komt bijna precies overeen met de manier waarop alternatieve therapeuten tijdens een regressiesessie hun cliënt door hun jeugd leiden. In de experimenten werkt de techniek bij ongeveer een op de drie deelnemers; bij hen ontstaat er daadwerkelijk een valse herinnering. Dit zijn meestal mensen die van zichzelf al fantasierijk en suggestibel zijn, aldus Geraerts. Rik en Anja herkennen hun dochter in die omschrijving. Marieke was altijd al gemakkelijk te beïnvloeden, vertellen ze.

Rik en Anja denken dat hun dochter vooral beïnvloed werd tijdens intensieve meerdaagse cursussen in het alternatieve circuit die Marieke veelvuldig volgde. Daar is ze, onder begeleiding van onder andere Rob Derksen, dieper gaan graven in haar jeugd, haar dromen, haar herinneringen, vermoeden haar ouders. Ze deelde wat ze daar meemaakte met haar moeder. Die vertelt met zichtbare afkeer over de groepsdruk: ‘Een aantal keren vertelde Marieke trots hoe er bij cursisten ‘doorbraken’ werden geforceerd. Na urenlange druk van de therapeut vertelde de cursist dan uiteindelijk over haar trauma. Zo was er een incestslachtoffer dat per se moest praten over haar verleden. Toen ze dat te moeilijk vond, ging de groep aan haar trekken en tegen haar schreeuwen, net zo lang tot ze haar verhaal deed. Dat vind ik eng.’

Hoewel Derksen in alle toonaarden ontkent suggestief te werken, geeft hij toe dat hij groepsdruk inzet om bij mensen een doorbraak te forceren. ‘Dat kan heftig zijn’, zegt hij. Hij maakt ook met regelmaat mee dat er meerdere incestslachtoffers in een cursusgroep blijken te zitten: ‘Dat mensen voor het eerst zeggen: ik heb ook zoiets meegemaakt maar ik had het ver verdrongen.’ Zelf ziet Derksen dat als een gunstige uitkomst van de cursus. Maar uit psychologische experimenten blijkt dat valse herinneringen niet alleen kunnen ontstaan onder invloed van een suggestieve therapeut, maar ook onder invloed van mede-groepsleden, zegt Elke Geraerts. Ze vertaalt die bevindingen naar groepssessies waar onder druk aan misbruikherinneringen wordt getrokken: ‘Sommige mensen die al wat gemakkelijker meegaand zijn of die neiging tot fantasie hebben, kunnen dan inderdaad gaan geloven dat zij ook misbruikslachtoffer zijn.’

Marieke raakt er ondertussen steeds meer van overtuigd dat zij zo’n slachtoffer is. Ze besluit haar oudste dochter mee te nemen naar Derksen, om erachter te komen of opa ook iets met het meisje heeft gedaan. ‘Onze kleindochter heeft niets gezegd’, vertelt Anja, ‘maar Rob had met zijn helderziendheid wel van alles geconcludeerd. Dat opa wel opgewonden was geraakt, maar niet aan haar had gezeten.’

‘Ik vind het schrijnend’, zegt Elke Geraerts. ‘Ik vind dat dit soort therapeuten hun beroep niet mogen uitoefenen. Een dokter die op een hele rare manier mensen zieker maakt, mag immers ook niet blijven werken. Hetzelfde zou het geval moeten zijn voor die alternatieve therapeuten.’ Tegelijkertijd wil ze benadrukken dat foute therapiemethodes niet zijn voorbehouden aan het alternatieve circuit. ‘Zelfs mensen die een reguliere opleiding tot psycholoog hebben gevolgd gaan zich soms ook te buiten aan dit soort wanpraktijken. Maar ik denk wel, ook al zijn er geen cijfers van, dat het met name die alternatieve therapeuten zijn. Die denken dat ze als het ware voor god kunnen spelen en vinden zichzelf heel speciaal, en dat leidt tot de meeste ellende, ja.’

Voor Anja en Rik begint de ellende pas echt als de bom barst. Na jaren aan alternatieve therapie beschuldigt Marieke haar vader en haar broer van seksueel misbruik. Terwijl moeder familie bezocht in het buitenland, zou papa zich aan zijn beide kinderen hebben vergrepen. In eerste instantie zegt Marieke dat het maar een enkele keer was gebeurd, toen ze zes was. Nog wat later begint ze te vertellen dat haar broer haar later bijna dagelijks misbruikte. ‘We willen niet herhalen wat ze allemaal precies zei, waar ze haar vader en broer allemaal precies van beschuldigde’, vertelt Anja. ‘Het was zo walgelijk, zo vulgair…’ Ze valt stil, Rik vervolgt: ‘Ik dingen met haar hebben gedaan, zou mijn zoon misbruikt hebben en dat zij dan moest kijken…’ Anja valt hem in de rede: ‘Rik, stop alsjeblieft. Genoeg.’

Anja zag zich in een onmogelijke positie geplaatst. ‘Toen ik het hoorde was ik zo geschokt, dat ik dacht: ik leef met een beest. En dán moet je je partner ondervragen. Want je moet duidelijkheid hebben. En ik had Marieke beloofd dat ik alles tot op de bodem zou uitzoeken. Je móét wel twijfelen aan je man en zoon, als je dochter zoiets zegt.’ Maar de feiten in Mariekes verhaal bleken niet te kloppen. Anja was niet in het buitenland geweest in het jaar dat haar dochter zes was. Het is bijna onvoorstelbaar dat de forse mishandelingen die Marieke zich herinnerde toentertijd door niemand gezien zijn. Na een loodzware periode concludeert Anja dat de dingen die Marieke zich is gaan herinneren niet echt gebeurd kunnen zijn.

Dat maakt de pijn er niet minder om. Anja twijfelt er niet aan dat haar dochter echt lijdt. ‘Voor Marieke waren de herinneringen levensecht. Ik denk dat ze zwaar getraumatiseerd was toen ze het ons allemaal vertelde.’ De suggestieve methodes die zo gebruikelijk zijn in het alternatieve circuit hebben in deze familie alleen maar slachtoffers gemaakt. Anja vervolgt: ‘Soms vraagt een buurvrouw waarom Marieke nooit meer komt. Wat zeg je dan? Je leeft met een geheim dat het jouwe niet is. Nu zeggen we maar dat ze bij een sekte zit en heeft gekozen om zonder ons verder te gaan met haar leven. Onze familie is uit elkaar gescheurd.’

(Om privacyredenen zijn de namen Marieke, Anja en Rik gefingeerd)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.