dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Op de keper beschouwd is Sinterklaas een merkwaardig feest. Allerlei dingen die de rest van het jaar ongehoord zijn, blijken onder de noemer ’traditie’ niet alleen acceptabel maar zelfs aanbevelenswaardig.

Zoals feit en fictie door elkaar halen (“Nee, lieverd, mensen worden geen vijfhonderd jaar, maar voor de Goedheiligman maakt de evolutie/God een uitzondering”), liegen dat het gedrukt staat (“Sinterklaas bestaat echt. Ik weet dat hij op de buurman lijkt, schatje, maar dat is toeval”), en feestelijk aanzien hoe zwarte mensen de knechten zijn van een blank heerschap.

Vooral dat laatste was de afgelopen week in het nieuws, nadat de politie hardhandig vier mannen oppakte die volkomen terecht het punt maakten dat Zwarte Piet een nogal racistisch instituut is. Ongeacht de oorspronkelijke herkomst van de domme knecht, is het overduidelijk dat de hedendaagse Piet een zwart persoon is in karikatuur.

Niks zwarte geesten, schoorsteenvegers of raven van Wodan. Met de gouden oorringen, kroeshaarpruik en dikke rode lippen is het alsof hij zo uit een ouderwetse en nu met reden politiek incorrect verklaarde editie van Sjors en Sjimmie is gelopen.

Dat sommige zwarte mensen hier hevig aanstoot aan nemen is op zichzelf afdoende reden om de hele traditie te heroverwegen, temeer omdat die aanstoot een rechtstreeks gevolg is van het feit dat onze voorouders hun voorouders als slaven hebben verhandeld. Maar daar hebben we het liever niet over: slavernij is zo’n ongezellig onderwerp, zeker tijdens de feestdagen. Hetzelfde geldt voor nare zaken als ras.

Liever dan aan de keukentafel met de kinderen een gesprek voeren over hoe de relatieve bruinheid van je huid niets zegt over je verdere voorkeuren of vaardigheden, verklaren de meeste mensen het onderwerp taboe, in de hoop dat de vruchten van hun lendenen automatisch kleurenblind en tolerant opgroeien.

Dat zwijgen is geen goed idee, schrijven Po Bronson en Ashley Merryman in het boek ‘Ouders opgelet’. Kinderen zijn namelijk niet gek: huidskleur is een kenmerk dat nogal in het oog springt, en kleine mensen hebben net als grote mensen een enorme behoefte om te categoriseren: ik, wij, zij.

Uit een experiment van de Amerikaanse wetenschapper Rebecca Bigler blijkt hoe sterk die neiging is. Zij deelde op een basisschool willekeurig rode en blauwe T-shirts uit aan de leerlingen. Ze zei er niets bij, de leraren noemden de shirtkleur niet en maakten er ook geen onderscheid naar. Toch bleek al snel dat de roden het liefst met de roden speelden, en de blauwen het liefst met de blauwen.

De kinderen kregen ook uit het niets T-shirt gerelateerde vooroordelen. Wanneer een ‘rood’ kind werd gevraagd hoeveel van de andere roden aardig waren, zei hij: “Allemaal”. En de blauwen, zijn die ook aardig? “Sommigen.”

Racisme is blijkbaar iets waar je als ouder actief omheen moet klussen. Staan lachen terwijl Sinterklaas heer en meester speelt over een stel domme Pieten lijkt me daarbij een heel slecht begin, net als onder het mom van gezelligheid negeren hoe groepen Nederlanders zich gekwetst voelen door een kinderfeest met foute kantjes. Is dit wat we kinderen willen bijbrengen? Dat de gevoelens van een zwarte minderheid moeten wijken, omdat de traditie voor ons zo leuk is? Ik hoop het niet.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Eigenlijk heb ik gewoon een goede beurt nodig. Dan zou ik ook niet zo’n de behoefte hebben om dwarse columns te schrijven. Dat was althans de conclusie van de reaguurders op de website GeenStijl.nl, alwaar mijn column over Diederik Stapel vorige week van tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend commentaar werd voorzien. Als ik had gedeugd als vrouw, zo begreep ik uit de reacties, was ik wel een lekker wijf geweest in plaats van dikke, lelijke mannenhaatster. In welk geval ik uiteraard de hele dag in een seksueel bevredigende negligé gebruik had staan maken van mijn enige recht: het aanrecht. Nimmer had ik de aanvechting gevoeld om me ergens over uit te spreken.

Van collega’s en vrienden kreeg ik na het GeenStijl-bericht het advies om me voorlopig maar even gedeisd te houden. Reacties en e-mails als “Ik kom naar je huis en ik neuk je zo hard in al je gaten dat je niets meer kunt zeggen al zou je het willen jij oliedom moddervet wijf” moet ik me maar laten welgevallen, uit angst voor meer.

Dat klinkt verstandig, ware het niet dat onze moeders natuurlijk niet die hele tweede feministische golf op poten hebben gezet zodat wij ons kunnen laten bangmaken door een stel misogynisten. Ik ben niet de enige die dat vindt. Anderhalve week geleden sprak een groep Britse vrouwelijke bloggers en journalisten zich in The Observer uit tegen vrouwenhaat op internet. Zoals Laurie Penny van The Guardian, die de aanvallen op haar uiterlijk spuugzat is. Het idee dat een vrouw seksueel aantrekkelijk moet zijn om serieus genomen te worden, wordt al een paar honderd jaar gebruikt om vrouwen te beschimpen en weg te zetten, zegt Penny. Het internet maakt het gewoon gemakkelijker voor de jongen in de eenzame slaapkamer om mee te doen aan dit getreiter.

Dat getreiter neemt vrijwel altijd dezelfde vorm aan, weet Caroline Farrow, een katholieke blogger. Ze krijg elke dag e-mails van mannen die zeggen haar te komen verkrachten. Het risico dat iemand daadwerkelijk langskomt om de daad bij het woord te voegen acht ze klein. Maar, zo stelt feminist en schrijver Susie Orbach terecht: de dreiging met seksueel geweld is in zichzelf gewelddadig, en heeft geen enkel doel dan vrouwen de mond te snoeren.

Hoewel dreigen met verkrachting een uitzondering is, is die mondsnoerneiging niet per se een randverschijnsel. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat een kwade vrouw als te emotioneel wordt weggezet, terwijl woede bij mannen als logisch gevolg van de situatie wordt gezien. Sterke vrouwen, zo vindt de gemiddelde proefpersoon, zijn niet aardig genoeg voor een baan, te kattig om een goede manager te zijn, en te uitgesproken om serieus te nemen.

Al deze vooroordelen worden op internet vrijelijk gekoesterd door mannen die de vrouwenemancipatie blijkbaar emotioneel niet aankonden. Wanneer een vrouw zich uitspreekt dient de aandacht dus onmiddellijk verlegd te worden van de inhoud naar het uiterlijk of seksualiteit van de spreekster – GeenStijl, dé pleisterplaats voor emancipatiepaniek, voorop. Zo ontstaat een sfeer waarbinnen “ik kom je neuken” acceptabel wordt. De juiste reactie hierop lijkt me niet een stilzwijgend ondergaan van alle hatelijkheden. Ik laat me niet bangmaken en ik laat me niet de mond snoeren. Basta.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Twee keer in mijn leven ben ik dun geweest: nadat mijn ouders uit elkaar gingen en toen mijn eerste serieuze relatie op te klippen liep. Ik ben een emotie-niet-eter: hoe meer ik voel, hoe minder ik door mijn keel krijg. Dit is een normale fysiologische reactie, ontstaan tijdens onze evolutie. Een voorouder die in tijden van prehistorische paniek – help, een hongerige sabeltandtijger, kijk uit, een uitbarstende vulkaan – stopte voor een lekkere snack, zal in de strijd om het voortbestaan geen hoge ogen hebben gegooid.

Miljoenen jaren aan evolutie ten spijt ziet onderzoeker Tatjana van Strien het toch anders: dikke mensen eten juist meer als ze stress of narigheid tegenkomen in hun leven. Emotie-eten heet dit, en ruwweg de helft van de overgewichtige medemens heeft er volgens Van Strien last van. De oorzaak ligt vrijwel altijd in de jeugd, zegt ze. Ouders gaan steeds zomaar scheiden, of moeder was een kille, en daardoor raakten wij dikkerds in onze jeugd angstig gehecht. Dat zorgt er weer voor dat we niet in contact staan met ons innerlijke gevoelsleven, zodat we bij eventueel onbehagen in plaats van een oplossing liever een stroopwafel zoeken.

In de Trouw van afgelopen vrijdag krijgt ze voor die zienswijze steun uit onverwachte hoek: op de pagina ’s Religie en Filosofie betoogt ‘lijnen met God’-goeroe Geneen Roth dat overgewicht komt door gebrek aan contact met onze authentieke kern, wat leidt tot een ontroostbare innerlijke leegte die – ik verzin dit niet – slechts opgevuld kan worden met het voelen van je levenspijn en een betere relatie met de Lichtende Genegenheid.

Nu staat het natuurlijk iedereen vrij om een bloemrijke theorie op te dissen over de oorzaken van zwaarlijvigheid in de westerse samenleving, maar het gaat wel erg ver om de helft van alle bmi-25-plussers als emotioneel gehandicapt te bestempelen en zonder verdere nuance naar de psycholoog (of God) te verwijzen.

De neiging om de oorzaak van overgewicht toe te schrijven aan een gebrekkige emotionele ontwikkeling is niet nieuw. In de jaren vijftig en zestig waren psychoanalytici hier uitermate bedreven in. Ze werden echter ingehaald door de wetenschappelijke realiteit toen bleek dat obese mensen helemaal niet meer psychische problemen hebben dan anderen. Ook qua persoonlijkheid zijn er geen verschillen. Klaarblijkelijk valt het reuze mee met die innerlijke leegte en angstige hechting.

Het is bovendien maar de vraag of emotie-eten wel echt bestaat. Onlangs ontdekten wetenschappers van de Universiteit Utrecht dat wanneer je een emotie-eter enigszins over de rooie helpt door ze te vertellen dat ze een opdracht hebben verprutst, ze daarna helemaal niet extra gaan eten. Emotie-eten is dus geen onontkoombare psychologische reactie, maar eerder onderdeel van een cultureel ritueel waarbij je jezelf na een rotdag een emotie-eet-excuus geeft om thuis op de bank troost te zoeken in een hoge dosis cacaofantasie. Niets van dit alles is overigens exclusief voorbehouden aan mensen met overgewicht.

Van Strien en Roth hebben het gepresteerd om een extra stigma op de schouders van dikke mensen te laden door een niet-bestaand probleem te voorzien van een niet-bestaande oorzaak. Een kunst op zich. En dan zeggen ze dat ik een psycholoog nodig heb.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Bekentenis: voor zijn overlijden had ik nog nooit een serieuze gedachte aan Apple-opperhoofd Steve Jobs gewijd. Ik had wel van hem gehoord, maar de memo dat je de producent van witte hoogglans apparaten dient te aanbidden als een soort godheid, had ik even gemist. Mijn verbazing was dan ook groot toen na Jobs vroegtijdig verscheiden mijn voltallige generatie zich spoorslags in diepe iRouw stortte. In De wereld draait door werd een uitzending lang zelfs nergens anders over gepraat. Als slagroom op dat, ehm, toetje besloot men aan de DWDD-tafel ter meerdere eer en glorie van Zijne Appelige Heiligheid een Nederlandse versie van een oude Apple-reclame te maken.

In de originele reclame komt een sliert internationale grootheden als Ghandi, Einstein en Martin Luther King voorbij, terwijl een gelikte voice-over vertelt over de buitenbeentjes en onruststokers, “omdat de mensen die gek genoeg zijn om te denken dat ze de wereld kunnen veranderen, de mensen zijn die het doen.” Daarna verschijnt het Apple-logo in beeld, met daaronder de woorden ‘Think different’. Voor de ‘denk anders’ versie van DWDD mochten kijkers en gasten dwarse, eigenzinnige en geniale Nederlanders nomineren.

Afgelopen vrijdag werd Het Werk voltooid. Zeventien Nederlanders als Karel Appel, Hendrik Lorentz en ook revolutionairen (?) Johan Cruyff en Ramses Shaffy zijn opgenomen in het nieuwe filmpje. Net als in de Apple-reclame onder hen het verpletterende aantal van twee vrouwen: koningin Wilhelmina en Annie M.G. Schmidt. Dat kan niet liggen aan een gebrek aan interessante andersdenkende Y-chromosoomlozen – een greep: Joke Smit, Ayaan Hirsi Ali, Anna Blaman, Sahar, desnoods Heleen van Royen – maar heeft te maken met een van onze grootste culturele onhebbelijkheden: de neiging om vrouwen vreselijk te onderschatten.

Neem trombonist Abbie Conant, die zo’n fantastische blinde auditie deed voor het symfonie-orkest van München dat de dirigent direct alle wachtende auditanten naar huis stuurde. Maar toen hij zag dat ze een vrouw was, sloeg de twijfel toe en eiste hij extra auditierondes. Uiteindelijk kreeg ze de baan, om na een jaar gedegradeerd te worden tot tweede trombonist: “Voor de solotrombone moeten we een man hebben.” Dit soort vooroordelen speelden een rol bij symfonie-orkesten in de hele wereld. Nadat blinde audities standaard werden in het veld, steeg het aandeel vrouwen met meer dan veertig procent.

En niet alleen in de muziekwereld worden vrouwen onderschat. Dezelfde sollicitatiebrief heeft een heel ander effect wanneer er een vrouwennaam op staat, dan wanneer hij door een man ondertekend is, blijkt uit onderzoek. Wat bij hem als eerlijk en competent geldt, vindt men bij haar onzeker en arrogant. In een studie uit nota bene het zeer geëmancipeerde Zweden kregen de allerbeste vrouwelijke biomedici van de sollicitatiecommissie dezelfde beoordeling als de allerslechtste mannen, terwijl er in feite geen verschil was. Als vrouw moet je nog steeds twee keer zo hard werken om half zo goed gevonden te worden.

De ‘denk anders’ filmpjes van Apple en DWDD laten vooral zien dat we ouderwetse denkbeelden maar niet weten af te schudden. Er is heel wat meer nodig dan een touchscreen met een aluminium achterkantje om de wereld te veranderen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Je bent helemaal niet gek. Je bent een schuurtjesman’, zegt mijn lief ineens. Vanaf de andere kant van de bank wijst hij op een artikel in Psychologie Magazine, waarin staat uitgelegd dat sommige echtgenoten en vaders een stuk beter functioneren in het gezin als ze zich enkele malen per week terugtrekken in garage, tuinhuis of schuur. Er staan enkele treffende foto’s bij van heerschappen die tussen de vakkundig verzamelde zooi op hun gemak zitten te wezen. En hoewel ik geen schuur heb maar een zolder, had ik er zo tussen gepast: omringd door boeken over wetenschap, gezeten op een babypoepgroene relaxfauteuil, even verlost van de half-psychotische kermis die ontstaat wanneer je meer dan één kleuter loslaat in je huis.

Ontsnappen is een behoefte die je niet behoort te hebben als moeder – het schuurtjesmannenartikel rept dan ook met geen woord repte over schuurtjesvrouwen. Toen ik in mijn column over borstvoeding (13/9) schreef dat ik na de geboorte van mijn eerste dochter snakte naar een dagje ongestoord lezen, regende het boze reacties. ‘Als je zo graag tijd voor jezelf wilt, dan had je geen kinderen moeten krijgen. Waarom zwanger worden als je geen goede moeder wilt zijn?’ mailde ene Marga. Een Paulien zei op mijn blog: ‘Laat je kinderen maar hechten aan een leuke knuffel, want een vaste persoon in de omgeving is er toch niet voor ze.’

Paulien gaat er blijkbaar vanuit dat papa bij ons thuis de man is die des zondags het vleesch snijdt. Niets is minder waar. Toch is Pauliens aanname niet zo vreemd. Vaders zijn als verzorgers van het kindeke teer nog steeds hevig uit de mode, begrijp ik uit onderzoek van het blad Happinez. De meerderheid van een groep van 1300 representatieve ouders vindt dat het kind nog steeds vooral een vrouwenzaak is. Moeder hoort ervoor te zorgen dat alles nageslachttechnisch op zijn pootjes terecht komt en ze dient zich dus beslist niet te verstoppen in schuurtjes of op zolder.

Schrijver en onderzoeker Joan Wolf verzet zich in haar boek Is breast best? tegen dit idee, dat zij ’totaal moederschap’ noemt: een soort morele code waarin van mama verwacht wordt dat ze elk aspect van het leven van haar kind optimaliseert. Alles wat niet optimaal is – een autonome moeder, de fles, de crèche, de vader – is mogelijk gevaarlijk. En daarmee onacceptabel, want als het gaat om baby’s en kinderen dient elk risico vermeden te worden. Wee je gebeente als je je kind vijf dagen per week naar de opvang brengt: je riskeert subgoede hechting en gedragsproblemen. Berg je als je geen borstvoeding geeft: je speelt met het iq en de gezondheid van je kind. En zorgvaders aller landen: weet dat je nooit zult kunnen tippen aan de natuurtalenten van de echte moeder.

Er is geen wetenschappelijk bewijs voor de aanname dat mama beter zorgt dan papa. Homo sapiens-vaders zijn juist veel meer dan de gemiddelde diersoort betrokken bij hun kuikentjes. Ze worden door hun hormoonhuishoudig – testosteron omlaag, ‘knuffelhormoon’ omhoog – zelfs ter dege op voorbereid. Vanaf het moment dat het puntje succesvol bij het paaltje is gekomen willen we allemaal (m/v) instinctief het beste voor ons kind. Soms is dat mama, soms is dat papa. Soms is het de fles, soms de borst. En soms is het een schuurtje.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Je kunt je niet voorstellen hoe het is als je moet kiezen tussen naar de wc gaan of een glas water pakken, omdat je onvoldoende energie hebt om het allebei te doen.’ Zo legt mijn vriendin uit hoe het voelt om chronisch vermoeidheidssyndroom te hebben. Het heeft lang geduurd voordat ze opknapte. Want in tegenstelling tot wat ik verwachtte, sleepte mijn vriendin zich niet onmiddellijk naar een psychotherapeut voor de enige bewezen behandeling: speciale bewegings- en gedragstherapie. Er waren teveel twijfels. Zou het wel werken? Ik heb toch geen psychisch probleem? Hoe kan therapie nou helpen tegen een virus?

De link tussen chronische vermoeidheid en het virus XMRV werd twee jaar geleden gelegd in het vakblad Science. Hoewel de wetenschappelijke publicatie behoedzaam van toon was, strooide het onderzoeksteam van Lombardi daarbuiten met enthousiaste woorden. In het toentertijd uitgebrachte persbericht spreken ze van ‘de grote doorbraak waar we op gehoopt hebben’ en ‘hopelijk kunnen we patiënten erg snel een reeks effectieve behandelmogelijkheden bieden.’ Je kunt het chronisch vermoeiden niet kwalijk nemen dat ze na zulke hoopvolle uitspraken de virustheorie stevig omarmden. Toch moeten ze hem nu, hoe pijnlijk het ook is, loslaten. Vorige week besloot Science om de originele publicatie deels in te trekken. Er is door onafhankelijke onderzoekers afdoende aangetoond dat het virus niet uit de vermoeide patiënt kwam, maar uit een besmetting in het lab.

Lombardi en co hadden veel leed kunnen voorkomen als ze zich meer hadden opgesteld als de CERN’ers die neutrino’s hebben gemeten die sneller gaan dan het licht. In plaats van meteen de revolutie uit te roepen middels een snedig opgehypt persbericht, hebben ze twee andere laboratoria gevraagd om hun experiment te herhalen. ‘Onafhankelijke metingen zijn nodig voordat het effect weerlegd of bevestigd kan worden’, stelt CERN in een persbericht. Met grote nadruk, zodat de voorzichtigheid zelfs doordrong tot de discussietafels van de VARA-corifeeën assorti.

Nu heeft CERN eigenlijk niets buitengewoons gedaan. Ze hebben zich simpelweg uitstekend gekweten van hun wetenschappelijke plicht om geen moord, brand en weg met Einstein te schreeuwen voordat de zaak netjes bevestigd is. In Lombardi’s studie ging het met dat schreeuw-niet-deel faliekant mis. Dat is extra erg omdat onderzoek naar chronische vermoeidheid niet over elementaire deeltjes maar over mensen gaat. Neutrino’s liggen er niet wakker van als je ze onterecht vertelt dat ze sneller dan het licht kunnen. De relativiteitstheorie is in al zijn natuurkundige glorie een tamelijk onpersoonlijke aangelegenheid. Een grote tegenstelling met chronisch vermoeidheidsonderzoek: het wordt niet veel intiemer dan wetenschappers die verklaren waarom je nauwelijks uit bed kunt komen of te moe bent om je kind op te tillen.

Juist als wetenschap persoonlijk is, en het persoonlijke wetenschap, moet je als onderzoeker voorzichtig zijn met wat je zegt. Je kunt niet zomaar een ongefundeerd rooskleurig persbericht uit het raam van je Ivoren Toren laten stuiteren. In onze samenleving hebben wetenschappers een positie van macht en invloed, en daarbij hoort ook de verantwoordelijkheid om rekening te houden met de potentiële irrationaliteit van lijdende patiënten. Een mens is geen neutrino. Voor iemand met chronische vermoeidheid is een theorie niet slechts een theorie, het is een deel van hun leven. Wie door uitputting moet kiezen tussen een glas water en het toilet, heeft daarom boven alles recht op onopgesmukte feiten.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.