dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Hebben we rijke mensen nodig? Volgens sommige lezers wel. Ze waren het oneens met de column waarin ik rijke mensen een probleem noemde: ze betalen te weinig belasting en vernietigen teveel planeet. Ik stelde voor om dit euvel op te lossen door een bestaansmaximum in te stellen: je mag genoeg houden om buitengewoon jofel te leven, maar alles wat je daarbovenop nog bezit, moet je afstaan.

Kortzichtig, zei iemand, want zo jaag je alle welgestelden fluks het land uit. En dat is geen blits plan, want als rijke mensen flink verdienen, worden we daar allemaal beter van. Een interessante theorie, die ook wel bekend staat als de trickle down economy of doordruppeleconomie. Het idee is dat als je rijken maar lekker veel geld laat hebben, ze dat gaan investeren, waarop het sijpelen begint: poen schept marktkansen, banen, economische groei, iedereen profiteert, en we leefden nog lang en welvarend.

Eén akkefietje: het werkt niet. De afgelopen decennia zijn veel landen doordruppelbeleid gaan voeren: ze verlaagden de belastingen voor rijkelui en grote bedrijven, en leunden achterover in de blijde verwachting dat armoede nu vanzelf uitgelekt zou raken. Maar helaas, schrijft econoom Ha-Joon Chang in 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme, de groei nam hierdoor niet toe maar juist af. En wat er aan groei was, hielden de rijken lekker voor zichzelf. De ongelijkheid werd groter en dat hele druppelgedoe bleek eigenlijk een omgekeerde Robin Hood-actie: een manier om het geld van de armen aan de rijken te geven.

Maar wacht, schreef een andere lezer: als je een bestaansmaximum invoert, dan is er voor ondernemers geen prikkel meer om te innoveren. En zonder innovatie geen vooruitgang. Dat zou spijtig zijn, maar klopt het wel? Het argument stoelt op een nogal deprimerend mensbeeld: dat we alleen de mouwen opstropen als er bergen kapitaal in het verschiet liggen. Dit lijkt mij wat al te mistroostig. Elke dag gaan er immers talloze mensen naar hun werk zonder uitzicht op vermogens van privéjet-achtige proporties: boswachters, huisartsen, vuilnismensen, noem maar op. Ze werken omdat ze dat fijn vinden, belangrijk, omdat ze weten dat ze nodig zijn. Waarom zou dat voor innoverende ondernemers anders zijn?

Het antwoord is: niet. Zo interviewde onderzoeker Eleftherios Soleas 30 Canadese innovators: voor geen van hen was geld verdienen de voornaamste drijfveer. Dat dit wel zo lijkt, komt doordat ons beeld van innovatie is gekaapt door bespottelijke raketbouwende tech-kapitalisten. Dat levert een eenzijdig verhaal op, zegt Soleas: ‘Ik ben er vrij zeker van dat we het vuur niet hebben leren temmen om stinkend rijk te worden en jachten te kopen.’

Oké, zei een laatste lezer, maar rijke mensen hebben hun geld gewoon verdiend door slim en hard te werken. We zouden hen moeten bewonderen, niet belasten. Dat klinkt sympathiek, maar is rijkdom echt een kwestie van verdienste? Ik betwijfel het. Zo is er de mazzelfactor. Waar je bent geboren, met welke talenten, in welke gezondheid, hoe je bent grootgebracht, schrijft filosoof Ingrid Robeyns in Rijkdom, het maakt allemaal uit voor je kans op succes. Net als wat je erft, zowel qua vermogen als qua connecties.

Bovendien is rijk worden geen individuele bezigheid. ‘De meeste fortuinen zijn niet mogelijk zonder een beroep te doen op technologie en instituties die door anderen zijn bedacht’, stelt Robeyns. Geslaagde rijkelui zeggen graag dat ze op de schouders van de Groten der Aarde staan. Maar prestaties ontstaan niet in een vacuüm. Geen winst zo vet of hij is mede mogelijk gemaakt door onze collectieve infrastructuur, onderwijs, zorg, enzovoorts. Ja, je staat als superinnovatieve multimiljonair op grote schouders, maar je staat ook de schouders van stratenmakers, schoonmakers, kleuterjuffen, oma’s en verpleegkundigen. Waarom zou het dan rechtvaardig zijn dat jij daar in je uppie bijna alle vruchten van plukt? Niemand kan zelf rijk worden, dus niemand hoort zelf rijk te zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het had ook zo kunnen gaan. Nadat vorige week het derde rapport van het VN-klimaatpanel IPCC uitkwam, hadden alle Westerse regeringsleiders een persconferentie kunnen geven. Premier Rutte had voor een achtergrond kunnen staan met een zouteloze ambtenarenslogan erop – ‘Klimaatdoelen halen doen we samen’ –, de overhemdsmouwen opgestroopt om net iets te letterlijk daadkracht uit te stralen.

Vandaag zijn we wakker geschud, had hij kunnen zeggen. Het laatste IPCC-rapport trekt een harde maar duidelijke conclusie: het huidige klimaatbeleid is volstrekt niet voldoende om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad Celsius. Momenteel liggen we zelfs op koers voor een temperatuurstijging van ruim 3 graden.

We zijn op weg naar een klimaatramp. Forse zeespiegelstijging, smeltende poolkappen, bosbranden, overstromingen, droogtes, hittegolven, uitgestorven soorten. Wetenschappers vertellen ons dat hele ecosystemen kunnen verdwijnen, landbouwopbrengsten zullen teruglopen, zoet water schaars zal worden. Ze vrezen dat de planeet bepaalde kantelpunten zal bereiken, met catastrofale gevolgen. Delen van de wereld zullen onbewoonbaar worden. Mensen zullen sterven. Dit is waarom de onderzoekers die meewerkten aan het tweede IPCC-rapport zeiden dat we dit absoluut moeten vermijden. Zelfs 1,5 graad opwarming is eigenlijk al te veel.

Vandaag heb ik overlegd met mijn collega’s in Europa en Noord-Amerika. Wij hebben een speciale verantwoordelijkheid, want wij zijn de leiders van de landen die historisch gezien de meeste schade aan de aarde en het klimaat hebben toegebracht. En we hebben besloten dat wij die verantwoordelijkheid gaan nemen. Het roer moet radicaal om. We hebben te lang gedacht dat we tijd genoeg hadden, te lang gedacht dat we dit probleem stapje voor stapje konden aanpakken. Maar die tijd is voorbij. Het is nu of nooit. Als we de generaties na ons een eerlijke kans willen geven om op te groeien in een leefbare wereld, dan moeten wij nu onze mouwen opstropen.

Er zijn mensen die zeggen: het is kansloos. Het is te moeilijk. Het is te duur. Of: we zijn al gedoemd. Maar de toestand is niet hopeloos. Menselijk handelen heeft ons in deze situatie gebracht en menselijk handelen kan ook het tij keren. Het IPCC-rapport waarschuwt niet alleen, maar geeft ook moed. Alle kennis en technologie die we nodig hebben om in 2030 weer op het pad van 1,5 graad te komen, is al aanwezig. Wetenschappers rekenden uit dat als we alle gedane beloftes en gemaakte plannen ook echt snel gaan uitvoeren, de opwarming onder de 2 graden kan blijven. Dat is niet genoeg, maar het is een begin.

En we kunnen meer doen. We gaan meer doen. Vervuilende grote bedrijven, de fossiele industrie voorop, zullen binnen een paar jaar drastisch en ingrijpend moeten veranderen. Decennialang hebben we economische groei op een voetstuk gehesen en de belangen van multinationals en superrijken voorrang gegeven op de behoeftes van gewone mensen en de noden van de levende aarde. Ook die tijd is voorbij.

En ook van u als burger wordt iets gevraagd. Maar voor alles wat we opgeven, valt er ook iets te winnen. We zullen nauwelijks vlees eten, maar ook leven in parkachtige groene steden. Geen kasten vol nieuwe kleding hebben, maar wel betaalbare schone energie. Geen benzine-auto’s, maar gratis openbaar vervoer en fietsboulevards. We zullen weinig vliegen, maar ons land zal rijk zijn aan wilde natuur.

Vandaag is het keerpunt. Vandaag wenden we ons af van een wereld vol uitbuiting, roofbouw en verwoesting, en gaan we op weg naar een wereld die steeds groener, duurzamer en rechtvaardiger wordt.

Vanaf nu draait het niet meer om macht en geld, had Rutte kunnen zeggen, maar alleen nog om de toekomst. De toekomst van de aarde en de toekomst van onze kinderen.

Maar zo ging het niet.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

We moeten het even hebben over rijke mensen. Het zit namelijk zo: rijke mensen zijn een probleem. Ze betalen, om iets te noemen, veel te weinig belasting. De rijkste 1 procent draagt zelfs minder af dan mensen met een laag inkomen, omdat de gegoeden vooral inkomsten hebben uit bedrijfswinsten en vermogens, wat minder zwaar belast wordt dan geld dat je verdient door echt te werken.

Ondertussen plukken juist gefortuneerden de vruchten van overheidsingrijpen assorti. Zo profiteren juist lieden die geen buikpijn krijgen van hun benzine- of gasrekening het meest van de compensatiemaatregelen die onze regering trof. Econoom Bas Jacobs schatte dat de lagere brandstofaccijns en energie-btw voor 60 procent ten goede komt aan de rijkste 30 procent van de huishoudens; de armste 40 procent krijgt slechts 13 procent. Het was eerlijker en doelmatiger geweest als het kabinet arme mensen gewoon meer geld had gegeven, merkte de directeur van Milieudefensie terecht op.

Ondertussen is ook het verduurzamen van je huis een welgesteldenhobby. Je moet of een lening kunnen krijgen en betalen, of genoeg geld hebben om een flinke investering te doen. Arme huiseigenaars en huurders zijn de sigaar. Subsidies voor isolatie en dergelijke vereisen dat je meerdere maatregelen tegelijkertijd neemt en grote bedragen kunt voorschieten, en zijn dus vooral geschikt voor mensen die het toch al prettig in de slappe was zitten. Net als eerder de Tesla-subsidies: buitensporige fiscale kortingen voor de aanschaf van peperdure elektrische auto’s. Een herverdeling van arm naar rijk, noemde Pieter Klein het destijds.

En als je een intens vervuilende multinational bent, ben je helemaal spekkoper. Zo krijgen onder meer ExxonMobil en Shell tot wel 2 miljard euro belastinggeld om hun CO2-uitstoot niet te verminderen, maar weg te stoppen onder de Noordzee. De vervuiler ontvangt.

Vergroenen is zo een luxe voor rijken en grote bedrijven. Een pijnlijk gegeven, want zij zijn ook verantwoordelijk voor de meeste milieu- en klimaatschade. Hoe rijker je bent, hoe meer geld je laat rollen en hoe meer van de natuur en planeet je vervuilt en vernietigt, stelt Guardian-columnist George Monbiot. Als extrabonusonrecht hebben rijken doorgaans het minste last van klimaatrampen; de armen worden het eerst en het hardst getroffen. ‘Als we iedereen willen laten floreren, kunnen we ons de rijken niet permitteren’, concludeert hij.

Maar als rijken het probleem zijn, wat is dan de oplossing? Het is niet ingewikkeld: net zoals je arme mensen minder arm maakt door ze geld te geven, kunnen we rijke mensen minder rijk maken door hen te verlossen van hun overtollige kapitaal. Zoals we een bestaansminimum kennen, stellen we ook een bestaansmaximum in. Je mag genoeg geld houden om een heerlijk en vervullend leven te leiden, maar wat je daarbovenop nog bezit, vloeit naar de staat en het volk.

De klimaatcrisis maakt zo’n ingreep verdedigbaar, stelt hoogleraar ethiek Ingrid Robeyns in Rijkdom, omdat het een noodsituatie is en superrijken een groot gedeelte van hun geld kunnen missen zonder dat hun levensstandaard keldert. Dat zij een grotere bijdrage leveren, is dus redelijk. En rechtvaardig: ‘Veel superrijken zijn rijk geworden in het bedrijfsleven. Maar de winsten van die bedrijven zouden veel kleiner geweest zijn als het bedrijfsleven een eerlijke prijs betaald had voor het gebruik van grondstoffen en de milieuvervuiling bij productie en transport.’ Robeyns vindt daarom ook dat Shell & co in de categorie ‘vergroenen’ niet moeten ontvangen maar betalen, als compensatie voor de schade die ze de aarde hebben toegebracht.

Een bestaansmaximum maakt een einde aan de huidige perverse situatie, waarin vermogenden met de ene hand vervuilen en de andere hand ophouden voor geld om daarmee te stoppen. Wat we nodig hebben, zijn revolutionaire klimaatplannen waar rijken en grote bedrijven voor betalen. Waar we mee zitten, is matig beleid waarvan arme mensen de rekening krijgen. Zoals ik zei: een probleem.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Er kwam zoveel verdrietig en verontrustend nieuws uit Oekraïne, dat ik het bijna was vergeten: over anderhalve week zijn er gemeenteraadsverkiezingen. Het lijkt misschien futiel, vergeleken met oorlog. Maar aan de andere kant: de mensen die in Oekraïne vechten voor hun land en democratie hebben er geen sikkepit aan als wij hier onze democratie een beetje gaan lopen verwaarlozen.

Bovendien zijn deze verkiezingen belangrijk. Het is de gemeente die straks gaat bepalen hoe huizen precies van het gas moeten, de gemeente waar je aanklopt als je leven in de soep loopt en de gemeente die zorgt dat je kind in psychische nood snel goede hulp kan krijgen – of niet. Daarnaast heeft gemeentepolitiek ook een heerlijk kneuterige kant, wat in bange tijden goed is voor de ziel. In mijn thuisstad Deventer zijn er issues met het groenonderhoud (kut met peren) en de staat van de fietspaden (op sommige kun je je alleen begeven met een speciaal soort doodsverachting – Deventer Sociaal krijgt bonuspunten voor de term ‘hotseknotsenbegonia fietspaden’).

Het leukst is het verkiezingsprogramma van onze lokale PvdA, dat leest alsof er per ongeluk een positief-denken-scheurkalender op de pagina’s gekotst heeft: ‘Problemen zijn de kansen voor verbetering’, ‘Wantrouwen en chagrijn krijgen geen vat op ons, maar sporen ons aan om beter ons best te doen.’ De andere programma’s zijn helaas minder amusant; de vertrouwde combinatie van zelf-felicitatie, beleidstalige saaiheid en verhullende woordkeuzes.

Vooral dat laatste vereist wat creatief lezen, zoals je dat ook doet op Funda, waar je weet dat een ‘knusse woonkamer’ staat voor een kippenhok waarin je je de kont niet kunt keren en een ‘levendige buurt’ voor de garantie dat pokkeherrie regelmatig onaangenaam in botsing zal komen met je behoefte aan slaap.

Zo betekent een ‘efficiëntere aanpak’ in gemeentepolitiek-speak eigenlijk: we hopen er voor hetzelfde geld nog wat meer uit te persen. ‘Aandacht voor lokale initiatieven’: de gemeente is een feestje, maar de burger moet zelf de slingers ophangen. ‘Inzetten op innovatie’: we hopen dat iemand anders op een gegeven moment met de oplossing komt. En ‘eigen verantwoordelijkheid’: u zoekt het zelf maar uit.

Dat laatste is een rechtse hobby. Waar linkse partijen het hebben over ‘begrip en ondersteuning’ (PvdA) of ‘een samenleving waarin je kunt rekenen op hulp’ en waar ‘vertrouwen de basis is’ (GroenLinks), spreekt het CDA over ‘een eerste verantwoordelijkheid bij inwoners zelf’. De VVD vindt ‘vrije mensen zelf verantwoordelijk voor hun eigen leven’ en zegt erbij dat wie geen geld of werk heeft steun kan krijgen ‘mits mensen van goede wil zijn.’

Het is niet de enige links-rechtskloof. Zo heeft D66 en rechtser niet zo’n haast met het klimaatneutraal maken van Deventer, terwijl linkse partijen dat in 2030 voor de bakker willen hebben. Ze hebben daarvoor allerlei plannen; de VVD vindt vooral dat het ‘grote kansen voor innovatie biedt.’ Links wil de woningmarkt vlot trekken met zelfbewoningsplichten en een verbod op speculatie, rechts wil ‘projectontwikkelaars stimuleren’ (CDA). Links wil fors investeren in de jeugd-GGZ, rechts (wederom inclusief D66) denkt er te komen met ‘betere afspraken’ en meer ‘efficiëntie’.

Dit zijn geen details. Wanneer je als burger op je allerkwetsbaarst bent – je kunt niet meer rondkomen, je kind heeft anorexia, je komt bijna op straat te staan – heb je vrijwel altijd de gemeente nodig. Wanneer alles je voor de wind gaat en je je onoverwinnelijk waant, lijkt het misschien aantrekkelijk om te stemmen voor een partij die de lasten lekker laag houdt door alleen mensen van ‘goede wil’ te helpen. Maar ieders leven kan ontrafelen. En de belangrijkste vraag voor in het stemhokje is waarschijnlijk: in welke gemeente woon je dan liever? Die van een partij die gaat voor innovatie, efficiëntie en eigen verantwoordelijkheid? Of die van een partij die wil zorgen dat er gewoon altijd hulp is als het water je aan de lippen staat?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Ik snap die vrachtwagenchauffeurs wel’, zegt een vriendin. ‘Ik weet dat jij er anders in staat, maar ik kan gewoon niet meer. Het leven moet weer normaal worden.’

We hebben het over de truckersprotesten in Ottawa en Den Haag. ‘Freedom over fear’, roept een Canadees door een megafoon. Het boegbeeld aldaar blijkt een gewezen fitnessinstructeur te zijn – ze wilde niet voldoen aan de vaccinatieplicht die voor haar beroepsgroep gold – die nu op de barricades rondloopt om mensen te knuffelen en te vertellen: ‘Ik beloof je dat we onze vrijheden terugveroveren. Ik rust niet totdat ons leven weer is zoals vroeger.’ In Den Haag is ene Rogier de mondkapjes, lockdowns en QR-codes zat: ‘Het is klaar nu. We willen in vrijheid leven.’

De ironie is dat ik er als risicogroeper helemaal niet zo anders in sta. Sterker nog, ik durf de stelling wel aan dat er geen groep is die deze pandemie zo grondig kotsbeu is als de chronisch zieke, oude en gehandicapte mensen die zichzelf al deze tijd extra hebben moeten beschermen en isoleren. Zelf ben ik al twee jaar bijna nergens geweest: niet naar de bioscoop of het theater, niet naar het café met een groep vrienden, niet naar het zwembad met m’n kinderen. Ik snak naar virusloze zorgeloosheid.

Sneller dan ze misschien hadden verwacht kregen Rogier & co hun zin: over een week zijn bijna alle maatregelen afgeschaft. Maar mensen zoals ik kunnen niet gewoon doen alsof alles dan glitterregenbogen en carnaval is. Omdat corona voor ons, nog los van het risico op long covid, maanden revalideren zou kunnen betekenen, of onomkeerbare gezondheidsschade, of zelfs de dood. Zonder mondkapjesplicht, afstandsregels en de mogelijkheid om thuis te werken en leren, zijn we hevig de sigaar. Per decreet een pandemie opheffen terwijl het virus nog volop rondgaat is een privilege van gezonde mensen. Een voorrecht dat ik niet heb.

In plaats daarvan heb ik vervelende vragen. Zoals: in welke vrijheid willen we dan leven? De vrijheid om naar een café te gaan terwijl zieke en gehandicapte mensen hun huis niet meer kunnen verlaten? Lekker naar een voetbalwedstrijd terwijl kwetsbaren niet eens meer veilig boodschappen kunnen doen? Brood en spelen waarvoor risicogroepers in zelfisolatie moeten? De één z’n gezellig is de ander z’n dood? Wiens vrijheid is dat? Is het eigenlijk wel vrijheid als onschuldige mensen zich ervoor moeten opsluiten? Hadden we dat in een andere situatie ooit acceptabel gevonden? Is dit nou die ‘normaal’?

Het is in elk geval een bewuste politieke keuze. Het OMT-advies repte over de ‘verantwoordelijkheid van kwetsbare personen om zichzelf te beschermen’. Het kabinet gaf eerder al aan dat het beschermen van kwetsbaren geen doel meer is van het coronabeleid. Dinsdag werd een onderscheid op basis van iets waar je voor kunt kiezen – een vaccin of een test – vervangen door een onderscheid op basis van welk lichaam je toevallig hebt. Dat is veel enger, een vorm van validistische segregatie, die toch bijna onopgemerkt bleef. Misschien omdat deze tweedeling geen QR-code heeft. Misschien omdat zieke mensen geen vrachtwagens hebben.

Er was al een groeiende kloof tussen mensen die geen corona kunnen riskeren en de rest van de samenleving, schrijft Ed Yong in The Atlantic. Er was al zoveel onbegrip. Vrienden die zorgen wegwuiven, want omikron is toch mild? Mensen-met-meningen die voorzichtigheid wegzetten als irrationele angsthazerij. Fruitdruifjes die op sociale media suggereren dat het overlijden van kwetsbaren gewoon een vorm van natuurlijke selectie is: de sterken leven, de zwakkeren sterven.

We vertellen onszelf graag dat eugenetica iets is dat in het verleden ligt, zegt Yong, maar helaas: ‘Wanneer een samenleving doet alsof het sterven van kwetsbare mensen onvermijdelijk is, en weinig doet om hun risico’s te verlagen, dan kent ze nog steeds impliciet minder waarde toe aan sommige levens.’

Is dit wie we zijn geworden?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het zijn van die brokjes nieuws die zelden samen in een bericht staan.

Groningers uit het aardbevingsgebied stonden uren in de rij om aanspraak te maken op hun deel van een ontoereikende subsidiepot. Oude mensen, veelal; ik zag op de beelden iemand zwaar leunen op een rollator, een vrouw met grijs haar rilde van de kou. En dat terwijl Shell en ExxonMobil minstens 1,5 miljard euro aan extra winsten gewoon mochten houden, zonder zulke vernederingen, als compensatie voor gas dat niet gewonnen gaat worden.

De geliefde Deventer spelletjeswinkel Koning Willem ging bijna ten onder aan alle lockdowns omdat ze geen overheidssteun kregen, terwijl KLM & co lustig gestut werden met staatsgeld.

De koopkracht van huishoudens holt achteruit – mensen hebben 40 tot wel 200 euro per maand minder te besteden, becijferde het Nibud – maar de verwachting is wel dat de economie blijft groeien. Waar gaat die groei dan naartoe, vraag ik me af. Wie profiteert?

Er bekruipt me een ongemakkelijk gevoel: dat de samenleving, de wereld zelfs, niet meer echt geschikt is voor mensen. Dat we leven in een maatschappij die gemaakt is voor bedrijven in plaats van burgers. In een corpocratie, meer dan in een democratie.

Mijn gevoel is niet onredelijk, merk ik, als ik in Vrij Nederland een interview met socioloog Willem Schinkel lees. De staat werkt niet voor jou, zegt hij. ‘De staat werkt in eerste instantie om de belangen van het kapitaal veilig te stellen; dat is de bestaande orde.’ Alleen als je braaf meespeelt met die belangen, blijft de illusie in stand dat de staat er voor jou is. Hij geeft de acties van Extinction Rebellion als voorbeeld. De staat blijkt prima voor je te werken als je bij grote bedrijven een stukje blik koopt waarmee je over de weg rijdt terwijl je giftige dampen uitbraakt, maar als je diezelfde weg wilt blokkeren om zo te bevragen of dit voor de aarde nou zo’n goed idee is, komt de staat je arresteren.

Het grootkapitaal troeft met overheidshulp zo alles af: mensen, natuur, toekomstige generaties. En die positie verdedigt het kapitaal, zegt Schinkel. Onder andere door ‘de totale vernietiging van de verbeelding om anders te leven dan via exploitatie en extractie.’

Zelfs op de klimaatconferentie in Glasgow, afgelopen november, ontbrak het aan die verbeelding. Dit is het enige type VN-conferentie dat hevig gesponsord wordt door bedrijven. Niet alleen hebben ze kraampjes waar ze vrome praatjes verkopen, maar ze mogen ook een dikke vinger in de onderhandelingspap steken. Journalist Sjors Roeters kwam langs een schijnheilige kraam van Microsoft, een en al herbruikbaar hout en karton en groene sier: ze hebben AI-technologie die zo goed is dat je er zelfs individuele papegaaiduikers mee kunt herkennen. Technologie die ze, zo ontdekte Roeters, ook – of vooral – gebruiken voor het opsporen van meer olie- en gasvelden.

Roeters sprak in Glasgow met hoogleraar David Whyte, die uitermate kritisch is op die rol van grote bedrijven. Het probleem is dat zulke bedrijven hun eigen rechtspersoon zijn, zegt Whyte. Hierdoor kunnen bestuurders, eigenaars en aandeelhouders profiteren van dikke winsten zonder dat ze aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de schade die ze berokkenen. En dat stelt bedrijven in staat om groei en geld boven alles te stellen, en overheden om te doen alsof dit normaal en oké is.

‘En dat proces is verantwoordelijk voor de ecologische catastrofes’, zegt Whyte. ‘Het plaatst abstracte financiële doelen altijd boven mens en natuur, leidt altijd tot dehumanisering en ecologische verwoesting.’ Hij waarschuwt: ‘Wij als mensheid zullen niet overleven tenzij we het kapitalisme breken.’ Dit is de grote kwestie van onze tijd: hoe stoppen we de nietsontziende en verwoestende grote bedrijven? Hoe maken we mensen, dieren, planeet en toekomst weer belangrijker dan geld? En hebben we nog genoeg anti-kapitalistische verbeeldingskracht om een antwoord op die vragen bij elkaar te dromen?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.