dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Het was verder een heel normaal EU-rapport over vrouwenemancipatie. Er stond iets in over het terugdringen van de loonkloof en dat het anno 2013 toch wel eens tijd is om vrouwen voor hetzelfde werk evenveel te betalen als mannen. Er werd wat gemopperd op sekstoerisme. Niks bijzonders. Maar dan artikel 17. Daarin riep initiatiefneemster Kartika Liotard de lidstaten op om eindelijk iets te gaan doen aan porno. Om precies te zijn: ‘Het uitbannen van alle vormen van porno in de media’.

´Te paard! Aksie!´, riepen de roze ridders van GeenStijl, die niet konden aanzien hoe ook-nog-een-vrouw probeerde te morrelen aan wat zij om volkomen duistere redenen hun ´pr0n´ noemen. ´Neem onze pensioenpotten maar, sloop de welvaartsstaat, privatiseer het spoor, vestig een dictatuur en eis nog meer bezuinigingen, maar blijf met je grijpgrage papier-poten van onze pr0n af!´

Ook enkele politici verontwaardigden zich. Marije Cornelissen van GroenLinks vond het een onzalig plan, VVD´er Hans van Baalen voorspelde dat het rapport wel op de berg oud papier zal belanden. Sophie in ‘t Veld (D66) wees erop dat het idee dat vrouwen lustobjecten zijn niet onder dwang zal verdwijnen.

De vraag is echter of dat verdwijnen nodig is. Is porno echt een kwalijk product dat de emancipatie van de vrouw tegenwerkt? Of hoort het tegenwoordig gewoon bij een gezonde zin in seks? Vanuit de wetenschap is voor beide stellingen wel iets te zeggen. Zo zijn jongens die porno kijken minder vrouwvriendelijk en zien ze meisjes vaker als onderdanig seksobject. Ze willen bovendien vaker anale seks: een vast nummertje in de doorsnee pornofilm, die er doorgaans om draait dat een vrouw zich gedwee in al haar gaten laat nemen door een man met een enorme erectie, waarop deze als slotakkoord in haar gezicht klaarkomt. Het is vast overbodig te zeggen dat het gemiddelde meisje deze genoegens liever aan zich voorbij laat gaan.

Aan de andere kant moet men de invloed van porno ook niet overschatten. Jongens worden misschien iets seksistischer, maar andere invloeden tellen zwaarder dus het is niet zo dat er dankzij de ruime beschikbaarheid van internetporno een groep vrouwenhatende macho’s opgroeit. En bovendien: niet alle porno is van het gedwee-in-alle-gaten type. Er is ook porno waarin zeer expliciet maar toch respectvol gesekst wordt met veel aandacht voor het genot van de vrouw. Uit onderzoek blijkt dat mannen én vrouwen zulks erg opwindend vinden. Wie is de EU om zich hiermee te bemoeien?

In dit licht is een verbod op alle vormen van porno een draconische maatregel. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen harde xxx-noten gekraakt hoeven te worden. Zo blijven de werkomstandigheden van porno-actrices een bron van zorg. In de Volkskrant Magazine vertelde porno-actrice Bobbi Eden hoe ze op de set geweld moest gebruiken om te voorkomen dat ze voor het oog van de camera verkracht werd. Veel vrouwen in de business zijn slachtoffer geweest van seksueel geweld. Hoe vrijwillig acteren zij? En in wat voor films? Wat zegt het over een samenleving als op Google de zoekopdracht ‘virgin rape porn’ 31,6 miljoen resultaten teruggeeft? Simpelweg oproepen tot een verbod doet geen recht aan deze vragen. In een reflex roepen dat de EU van onze porno af moet blijven evenmin.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Vrouwen en mannen zijn niet echt gelijk, tot ze ook gelijk zijn in de dood.’ Waar ik deze uitspraak  hoorde weet ik niet precies meer. Ik denk dat het zo’n Amerikaanse actieserie was, vol moedige soldaten die in verre woestijnen sterven voor democratie en vrij toegankelijke olievoorraden. De scène herinner ik me wel: twee grijzende mannen treurden om een gesneuvelde soldate die in vroeger tijden onder hen gediend had. Haar dood kwam harder aan dan dat van haar mannelijke collega’s. Iets wat deze heren van een zekere leeftijd opvatten als teken dat de vrouwenemancipatie binnen het leger in ieder geval wat hen betreft nog niet voltooid was.

Ik moest hieraan denken toen ik in de Elsevier las dat defensieminister Hennis alle gevechtsfuncties van het Neerlands leger wil openstellen voor vrouwen. Dus ook het Korps Mariniers, en de Onderzeedienst.

Ik vind dat stoer van de minister, te meer omdat er nogal wat vooroordelen zijn over vrouwen in het leger. In het Elsevierartikel waarin gewag werd gemaakt van Hennis’ voornemen stond gelijk een fraai voorbeeld. ‘De theorie is dat de aanwezigheid van vrouwen de samenwerking tussen mannen in gewelddadige omstandigheden kan vertroebelen. Ieder lid van de eenheid moet dan zijn taak uitvoeren, maar de aanwezigheid van vrouwen stelt het mannelijke oerinstinct in werking. Mannen beschermen dan eerst de vrouwen en vergeten hun taak. Dit bedreigt de overlevingskansen van de eenheid.’

Als dit waar zou zijn, dan zou het echt linke soep zijn om zomaar een stel wijven los te laten in de frontlinie. Gelukkig valt het met dat beschermende oerinstinct van de man wel mee. Vorig jaar bleek uit onderzoek dat bij scheepsrampen mannen de grootste overlevingskansen hebben. Zodra de zooi begint te zinken begeven zij zich als hazen naar de reddingsboten. Slechts wanneer de kapitein bereid is om het met geweld af te dwingen, geldt: vrouwen en kinderen eerst.

Maar er zijn natuurlijk meer zorgen over piemelloze soldaten. Nadat het Amerikaanse leger besloot vrouwen toegang te geven tot alle gevechtsfuncties, stond in het wetenschapstijdschrift New Scientist een overzicht van eigenschappen die ze ongeschikt zouden maken voor het betere knokwerk. Misschien zijn ze niet sterk genoeg, is een veelgehoord maar slap argument: iemand die het fysiek niet trekt, laat je niet toe in je eenheid, ongeacht sekse.

Vrouwen zouden bovendien te teerhartig zijn, en onhandigerwijs medelijden krijgen met de vijand. Dat blijkt niet het geval: in de ‘juiste’ omstandigheden is iedereen (m/v) in staat tot meedogenloos en gewelddadig handelen, concludeerden psychologen in 2004. Raken vrouwen dan wellicht sneller getraumatiseerd? Ook niet. Amerikaanse damessoldaten die in Irak of Afghanistan in gevecht raakten, hadden naderhand niet vaker psychische problemen dan hun mannelijke mede-militairen.

Eigenlijk staat maar één ding de legervrouw in de weg: de legerman. Uit een enquête onder 3800 defensiemedewerkers uit 2006 bleek dat vier procent van de vrouwen in de werkkring seksuele dwang had meegemaakt (tegen nul procent van de mannen). Ik hoop dat Hennis dit ook aanpakt, zodat vrouwen niet alleen in alle eenheden maar ook viezerik-vrij kunnen meevechten. Omdat ze dus gelijk zijn, in het leven en in de dood.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Lieve nieuwe paus,

Het zijn spannende tijden. U staat op het punt om herder te worden van meer dan een miljard christenen, die met grote belangstelling zullen kijken wat u gaat doen. Nu ben ik zelf geen lid van deze grote goddelijke fanclub, maar ik houd wel erg van de mensheid en dus wil ik u toch graag iets vragen. Over naastenliefde.

Bij uw voorganger liep dit een beetje in de soep. Zo was er dat akkefietje in 2008 waarbij het Vaticaan oppositie voerde tegen de VN-declaratie die een einde wilde maken aan het discrimineren en vervolgen van homoseksuele mannen en vrouwen. Afgelopen januari was er de Keulse bisschop die artsen onder druk zette om verkrachte vrouwen niet te helpen met sporenonderzoek en een morning-after pil. Hulp zou immers leiden tot een gesprek over zwangerschapsafbreking en dat mag niet. En dan was er nog de kersttoespraak, waarin Benedictus nét niet letterlijk zei dat homoseksualiteit in strijd is met de natuurlijke orde, en een bedreiging voor de toekomst van de mensheid bovendien.

Ik vraag me in alle ernst af wat Jezus daarvan zou denken. En wel hierom. Vorige week las ik een bijzonder boek: ‘The cross in the closet’, van Timothy Kurek. Tim is een zeer conservatief-christelijke jongeman uit Nashville, Tennessee. Hij gelooft dat het zijn pad is om de woorden uit de Bijbel zo letterlijk mogelijk na te leven. Dus wanneer hij een homo ziet, dan spreekt hij hem vol vuur aan: of deze flikker niet weet dat zijn keuze God een doorn in het oog is, en dat hij naar de hel gaat als hij niet terugkeert naar het rechte, heteroseksuele pad.

Dan komt een vriendin uit de kast. Huilend ligt ze in zijn armen, omdat haar zeer gelovige ouders haar nu nooit meer willen zien. Daar begint Tims twijfel. Is dit wat Jezus zou willen? Deze haat, dit verdriet? Hij besluit zijn geloof op de proef te stellen met een experiment. Een jaar lang leeft hij als homo. In dat jaar leert hij de homo’s die hij verafschuwde kennen als mensen zoals hij, op zoek naar hoop, liefde en geluk. Hij leert de pijn kennen die al die afwijzing uit naam van de Heer veroorzaakt. Hij leert van homo’s houden.

Zijn grootste openbaring komt wanneer hij in New York de Vaticaanse ambassade binnenloopt. Op de muur daar staat geschreven: ‘Het pad naar vrede’. Maar die vrede is een leugen, realiseert hij zich: ‘Kan ik zeggen dat ik Jezus volg en tegelijkertijd ruzie maken met Zijn kinderen? Verlossing is geen country club, je hebt niet het recht om iemand de toegang te weigeren.’ Hij redeneert verder. Als de mens in Gods evenbeeld geschapen is, wie zijn wij dan om te zeggen dat dit voor sommige mensen niet geldt? Zou de zoon van God, die at met prostituees en tollenaren, mensen die houden van iemand van hetzelfde geslacht haten en uitsluiten? Toen Jezus zei dat ‘heb uw naaste lief zoals uzelf’ één van de belangrijkste geboden is, zei hij niet: PS: dit geldt niet voor homo’s.

Als een jongen uit Nashville tot zoveel liefde en begrip kan komen, dan moet dat voor Uwe Heiligheid toch een pauselijke peuleschil zijn. Daarom mijn vraag: zou u die paus kunnen zijn die zijn hand uitsteekt naar homo’s, lesbo’s, queers en transgenders, en ze welkom heet in de schoot van God? Ik denk namelijk dat dat is wat Jezus gedaan zou hebben.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Geef duidelijk je grenzen aan. Niet alleen naar huis fietsen na het uitgaan. Draag schoenen waar je op kunt wegrennen als dat nodig is. Zorg dat je altijd je telefoon bij je hebt. Liefst een niet al te kort rokje. En zo, lieverd, trap je een man in zijn ballen. Voor het geval dát.

Dit is wat we onze dochters leren over verkrachting: hoe je kunt proberen het te voorkomen. Een verstandige boodschap, doorgaans omkleed met woorden als ‘maar het is natuurlijk nooit jouw schuld als het toch gebeurt’. Woorden die ik ongetwijfeld ook tegen mijn dochters zal spreken als ze wat ouder zijn. Aangezien in Nederland een op de negen vrouwen ooit in haar leven wordt verkracht, kun je maar beter pragmatisch zijn en je dochters leren hoe ze moeten schoppen waar het zeer doet.

Maar er ontbreekt iets aan deze boodschap, realiseerde ik me toen ik een foto zag van een Amerikaanse studente die een groot bord omhoog hield: ‘Ik heb het feminisme nodig, omdat mijn universiteit tijdens de introductie voor eerstejaars wel onderwijst hoe je kunt voorkomen dat je verkracht wordt maar geen cursus heeft: niet verkrachten.’

Dat zette me aan het denken. We vertellen meisjes ontzettend veel over verkrachting, maar wat leren we jongens eigenlijk? Ik vroeg eerst rond onder familie en kennissen. ‘Seksueel geweld? Ja, daar kregen de meisjes op school wel les over. Wij jongens mochten die les rugby’en’, vertelde een vriend.

Ook instanties die jongeren voorlichten over seksuele aangelegenheden richten zich vooral op meisjes. Zo staat de tekst over seksueel geweld van een voorlichtingsfolder van het seksualiteitscentrum Rutgers WPF – ‘En dan ga je… vrijen!’ – volledig in de jij-vorm. De websites van verschillende Centra voor Jeugd en Gezin idem dito: ‘Als je bent verkracht, voel je je erg vernederd, vies, machteloos en diep ongelukkig. Je denkt dat je meer had kunnen doen om de verkrachting te voorkomen’, dat soort werk. Alleen het mogelijke slachtoffer (niet altijd maar vaak een meisje) wordt aangesproken, niet de potentiële dader (niet altijd maar vaak een jongen).

In een column in Trouw concludeerde ik daarom onlangs: ‘We leren jongens niet dat ze niet moeten verkrachten. Dat ‘nee’ nooit ‘ja’ is. Dat alles behalve expliciete instemming betekent dat je hem er niet in hangt, wat je achtergrond of normen en waarden ook zijn. De onderliggende boodschap: niet verkracht worden is hoofdzakelijk de verantwoordelijkheid van de vrouw.’

Die stelling werd me niet door iedereen in dank afgenomen. Feministisch verantwoorde moeders vlogen in de pen om me te vertellen dat zij hun zoons heus leerden dat nee is nee. Hoezo leren we onze zonen niet om niet te verkrachten? Wat een aantijging. Natuurlijk leren we ze dat.

Maar is dat aan alle keukentafels zo? Ik sprak met meer ouders. Praten over seks met een puberzoon bleek niet voor iedereen even gemakkelijk. Een moeder met zoons van 13 en 15 vindt het al moeilijk genoeg om het over condooms te hebben, laat staan over verkrachting. ‘Ik kom niet veel verder dan ze te vertellen dat ze respect moeten hebben, dat een meisje zich gemakkelijk en veilig moet voelen bij hen. Dat alles om liefde draait. Als volwassen vrouw weet ik dat dit waardeloze antwoorden zijn, maar als iemand iets beters weet? Dit blijft een heel erg moeilijk onderwerp.’

De vaders zijn over het onderwerp ‘seksueel geweld’ veelal kort van stof. Op de vraag hoe ze hun zoon hierover voorlichten hoorde ik met name variaties op: ‘Nooit. Doen. Begrepen?’ En daarmee is de kous wel af.

Andere ouders maken er een langjarenproject van. Ze beginnen al wanneer zoonlief een peuter is te praten over fysieke grenzen. Dit is mijn lichaam, dit is jouw lichaam. Niemand mag iets met jouw lijf doen wat jij niet wilt. En jij mag niets doen wat de ander niet wil. In de hoop dat dit lesje lichamelijke soevereiniteit ook nog volstaat wanneer hun zoon botergeil en ladderzat op de achterbank van de auto ligt met een meisje dat bij nader inzien toch alleen maar wil zoenen.

Dat klinkt misschien wat karikaturaal, maar het is precies dit soort situaties waarin het mis gaat. Vrijwel elke jongen weet dat hij niet met een mes uit een bosje mag springen om een meisje te verkrachten, maar er zijn meer dan genoeg onduidelijke, grijze seksgebieden waar met jongens niet of nauwelijks over wordt gepraat. Seks hebben met een stomdronken meisje, kan dat? Mag je je vriendinnetje vingeren als ze slaapt? Als iemand je de hele avond heeft zitten opgeilen, kun je dan gevoeglijk aannemen dat ze zin heeft in seks of moet je dat eerst nog vragen? En wat nou als je middenin het voorspel zit en zij besluit dat ze alsnog wil stoppen?

Het is een illusie om te denken dat jongens op de een of andere manier automatisch wel meekrijgen wat ze in zulke situaties moeten doen. Hoogleraar antropologie Peggy Sanday van de Universiteit van Pennsylvania stelt vast dat veel jongens bijvoorbeeld neuken met een dronken meisjes niet als verkeerd zien. Ze wijst in haar artikelen op de Steubenville-verkrachtingszaak, waarin een laveloos meisje door twee plaatselijke footballhelden van feestje naar feestje werd gesleept en herhaaldelijk werd verkracht. ‘Vrienden’ legden een en ander vast op twitter en facebook. Het besef dat hier iets vreselijks gebeurde was helemaal zoek, niet alleen op de avond zelf maar ook naderhand. Een footballcoach verklaarde bijvoorbeeld: ‘Het is geen verkrachting want je niet weet of ze het wilde of niet.’

Wanneer jongens niet expliciet worden voorgelicht kunnen ze de grenzen van het toelaatbare heel anders inschatten. Zoals deze jongen, die anoniem een verhaal op de website Reddit plaatste. Ten tijde van de Steubenville-verkrachtingszaak dook het herhaaldelijk op in de Amerikaanse media omdat het scherp duidelijk maakt wat er in het hoofd van de dader gebeurt: ‘Ik was een eerstejaars student en met een meisje dat naakt bij me in bed kroop en toen nee zei. Ik denk dat ze alleen oraal wilde. Ik was extreem geil en al bijna klaar om het te doen, dus ik negeerde haar en deed het gewoon. Ze realiseerde zich wat er gebeurde en probeerde haar benen tegen elkaar te klemmen, maar het was te laat en ik was veel sterker dan haar. Ze bleef nee fluisteren, maar ik negeerde haar.’ De man in kwestie voelt zich, nu hij wat ouder is en vader is geworden van een dochter, er best rot over. Maar hij noemt zichzelf geen verkrachter en verklaart ook: ‘Een erectie heeft geen geweten.’

Nederlandse jongens zijn wat dat betreft niet anders. Marianne Cense van Rutgers WPF onderzoek naar de seksuele gezondheid van jongeren. Uit dat onderzoek blijkt dat jongens, wanneer je het ze op de man af vraagt, allemaal netjes zeggen dat je niet over iemands grenzen heen mag gaan. Maar een besef van wat die grenzen zijn, daar schort het bij sommige jongens aan. Cense: ‘Zoals een jongen die denkt: ze zegt wel nee, maar ze lacht erbij, dus het zal wel goed zijn. Of de jongen die zei: ja, het meisje stapte in de auto met drie jongens. Wat denkt ze dan dat er gaat gebeuren?’

Voor ouders die nog denken dat deze jongens zeldzame uitzonderingen zijn heb ik een onaangename verrassing. In een Amerikaans onderzoek werd aan 1882 mannelijke studenten gevraagd of ze weleens iemand hadden gedwongen tot seks (of dat hadden geprobeerd), en of dat ze het ooit hadden gedaan met iemand die te dronken of te stoned was om nee te zeggen. Ruim 6 procent zei ja op tenminste één van die vragen. Samen bleek die 6 procent verantwoordelijk te zijn voor maar liefst 439 verkrachtingen of pogingen daartoe. Ik durf te wedden dat hun ouders of leraren dat nooit achter deze jongens hadden gezocht.

Er moet dus iets gebeuren aan onze collectieve keukentafels. Er moet expliciet en uitvoerig met zoons gepraat worden over seks en verkrachting. Dat vereist een kleine cultuuromslag. Uit onderzoek blijkt namelijk dat ouders sowieso meer met meisjes over seks praten dan met jongens. Cense: ‘Dat komt doordat dit soort gesprekken meestal worden gevoerd omdat ouders zich zorgen maken over bepaalde risico’s. Zwangerschap of verkrachting bijvoorbeeld. En daar zijn meisjes toch kwetsbaarder voor.’ De jongens moeten het, op wat SOA- en condoomvoorlichting en een paar korte waarschuwende woorden van vader na, veel meer zelf uitzoeken.

Op school gaat het qua jongensvoorlichting iets beter. Voor het voortgezet onderwijs zijn lespakketten ontwikkeld waarin grenzen stellen én respecteren uitgebreid aan bod komt. De hoop is dat zulke lessen pubers leren ‘nee’ te zeggen, ook als de norm is om ‘ja’ te doen. ‘Meisjes vinden het het moeilijk om als ze A hebben gezegd, geen B te zeggen’, legt Cense uit. ‘Jongens vinden het lastig om te zeggen: nee, dat meisje is dronken, dat doe ik niet.’

Maar met goede bedoelingen en dito lesmateriaal zijn we er nog niet. ‘Veel leraren vinden seksuele weerbaarheid erg belangrijk, maar ook een lastig onderwerp. Je merkt dat leraren soms heel verlegen worden van seksuele voorlichting. Ze zijn huiverig om over seksueel geweld te praten’, zegt Cense.

En de ouders? Voor hen heeft schrijfster Stassa Edwards een paar stevige adviezen. Ze was pas bevallen van een jongetje toen in de VS de Steubenville-verkrachtingszaak speelde. De kranten stonden er vol van, maar er was één vraag die Edwards niet los liet: hoe voorkom ik dat mijn zoon een verkrachter wordt? En hoe voorkom ik dat in een maatschappij waarin seksueel geweld zo normaal is geworden dat omstanders een verkrachting niet proberen te stoppen maar vastleggen op sociale media?

Het is duidelijk dat de voorzichtige manier waarop we jongens voorlichten over seks en verkrachting een complete en totale mislukking is, schrijft Edwards in een artikel op de website van het Amerikaanse tijdschrift Ms Magazine. Zo hekelt ze de aanpak waarin ouders hun zoon leren over verkrachten na te denken in termen van ‘stel je voor dat het voor dat het jouw zus of moeder was’. Edwards: ‘Dit impliceert dat vrouwen die geen familie zijn minder mens zijn en daarom hun slachtofferschap verdienen.’

Edwards veegt ook de vloer aan met de gedachte dat het volstaat om je zoon simpelweg te leren dat nee is nee. ‘Zulke taal impliceert dat de afwezigheid van een luid en krachtig nee gelijk is aan een ja.’ Het gevolg: een cultuur waarin een jongen, zolang een meisje niet keihard ‘nee’ zegt, denkt dat hij kan doen wat hij wil. Terwijl het zoveel beter zou zijn als het andersom zou zijn: dan jongens leren te vragen of een meisje dit wel wil (en vice versa natuurlijk), en het feest alleen bij een duidelijk ‘ja’ doorgaat.

Ik kan me voorstellen dat ouders maar moeilijk kunnen geloven dat hun zoon de grenzen van zijn lief niet zou respecteren. En natuurlijk zijn niet alle jongens zo. Sterker nog: de meeste jongens zijn tedere goedzakken en hebben dat stevige keukentafel- of schoolklasgesprek over verkrachting helemaal niet nodig. Maar sommigen wel. We weten niet wie. En daarom moeten we allemaal met onze zoons over verkrachting praten.

20130218-152332.jpg

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Wie weinig geld heeft in een land als Nederland, hoeft zich geen zorgen te maken over schoon drinkwater, vaccinaties of toegang tot gezondheidszorg. En toch heeft armoede ook in een rijk land grote gevolgen voor iemands gezondheid.

Tweeënvijftig. Dat is hoeveel gezonde levensjaren een Nederlander bij zijn geboorte kan verwachten als hij zijn hele leven lang arm blijft. De welgestelden kunnen er daarentegen gemiddeld ruim zeventig tegemoet zien. Ruwweg betekent dit dat waar een laagopgeleide vijftien jaar van zijn werkende leven om ziektes en aandoeningen heen moet klussen, de hoogopgeleide na zijn pensionering nog drie jaar zonder kwakkelen met de caravan door Europa kan trekken.

Dit verband tussen armoede en gezondheid wordt voor een deel verklaard door the usual suspects: mensen met een laag inkomen eten ongezonder, bewegen minder, zijn vaker te zwaar en roken meer. Maar dat is niet het hele verhaal. Het RIVM becijferde dat roken een Nederlander gemiddeld 4,6 gezonde levensjaren kost. Obesitas kost 5,1, weinig bewegen nog eens 0,9. Deze factoren verklaren dus maar een deel van het verschil tussen een mensen met een laag en een hoog inkomen, dat achttien gezonde levensjaren telt. In andere ontwikkelde landen is het beeld hetzelfde. Ook los van riskante gewoontes gaat armoede ten koste van gezondheid.

De basis voor dit effect wordt waarschijnlijk al in de jeugd gelegd. Vorige maand publiceerde geneticus Michael Kobor van de Universiteit van British Columbia samen met collega’s een onderzoek naar de biologische effecten van armoede in het vakblad PNAS. Wat blijkt: bij mensen die als kind in armoede leefden zijn andere genen actief dan bij mensen die in weelde werden grootgebracht. De genen waar het om gaat zijn onder meer betrokken bij het immuunsysteem; ze bepalen voor een deel hoe het lichaam reageert op ziekte. Conclusie: wie voor een dubbeltje geboren is, wordt qua gezondheid waarschijnlijk nooit een kwartje.

Hoe vergaat het volwassenen uit de laagste klasse? Hoogleraar en arts Suzanne Conzen van de Universiteit van Chicago doet onderzoek naar de armste zwarte vrouwen in haar woonplaats.In de wijken waar ze wonen is zware criminaliteit aan de orde van de dag, schrijft een journalist van het tijdschrift New Scientist, die er ging kijken. De straten worden beheerst door gangs, geweld en moord zijn haast routine. De vrouwen zijn altijd op hun hoede, waardoor ze vaak lijden aan chronische stress. Een sterk sociaal netwerk hebben ze vaak niet: buurthuizen zijn gesloten, cafés zijn niet veilig. Zelfs de kerk is uit hun wijk vertrokken.

Een paar jaar geleden begon het Conzen op te vallen dat vrouwen uit deze wijken veel vaker overleden aan borstkanker dan rijkere blanke vrouwen met dezelfde soort tumoren. ‘Meerdere factoren spelen een rol’, mailt ze, ‘waaronder toegang tot de gezondheidszorg.’ Zwarte vrouwen komen in de VS doorgaans later bij een arts, waardoor hun kanker ook later wordt ontdekt en de overlevingskansen minder gunstig zijn. Maar dat verklaart slechts een deel van het verschil, voegt Conzen eraan toe. ‘Een andere belangrijke factor is de blootstelling aan niet-aflatende stress.’

Conzen verwijst naar haar collega en universiteitsgenoot Martha McClintock, die haar op het idee bracht dat stress en sociaal isolement de zwarte vrouwen uit Chicago parten zou spelen. McClintock experimenteert met eenzame knaagdieren. Ratten die normaal gesproken in groepen leven zette ze apart van elkaar in een kooitje. Dit had een markant effect op de vrouwtjes: niet alleen werden ze erg onrustig en gestresst, ze gingen ook eerder dood aan tumoren.

Geïnspireerd door deze studie startte Conzen een onderzoek waarbij 230 arme vrouwen hun speeksel lieten testen op het stresshormoon cortisol. Bij vrouwen uit de achterstandswijken van Chicago weken de niveau’s van dit hormoon af van wat normaal is: een teken dat de chronische stress van armoede en onveiligheid zijn tol eist. McClinktock heeft in haar lab muizen met dezelfde cortisolverstoring. Daar maakt die verstoring genen actief die ervoor zorgen dat tumoren efficiënter voedingsstoffen opnemen en dus sneller groeien. Als dit ook bij mensen zo werkt, verklaart dat waarom arme vrouwen in Chicago vaker aan dezelfde soort borstkanker overlijden dan rijke.

Niet alleen een gevaarlijke wijk kan zorgen voor chronische stress, ook armoede an sich kan dat. In hun boek ‘The spirit level’ vertellen hoogleraren epidemiologie Richard Wilkinson en Kate Pickett (Universiteit van York) over hun onderzoek naar inkomensongelijkheid en gezondheid. Juist een grote kloof tussen arm en rijk knaagt volgens hen aan het aantal gezonde levensjaren van de mensen uit de lage klasse. De meeste mensen hebben een sterke neiging om zichzelf te vergelijken met anderen: hoe tevreden en gelukkig we zijn hangt mede af van wat een ander heeft. Heeft die ander altijd meer kansen, meer geld, een betere baan, een groter huis, dan kan dat zorgen voor chronische stress.

Om hun punt te onderstrepen vergelijken Wilkinson en Pickett landen waar de inkomensongelijkheid groot is, zoals de VS en Groot-Brittannië, met landen waar die relatief klein is, zoals Japan en Finland. (Nederland zit hier zo’n beetje tussenin). Hun constatering: in de ‘grote kloof-landen’ hebben mensen een kortere levensverwachting, ze zijn vaker obees en lijden vaker aan psychische en lichamelijke klachten. Bovendien is er een verband tussen ongelijkheid en geweld op straat. Dit kan enkele demografische eigenaardigheden verklaren, zoals het feit dat mensen uit Cuba of Costa Rica ongeveer even oud worden als de veel rijkere Amerikanen. Of dat een man uit Harlem, New York minder kans heeft om de 65 te halen dan een man uit Bangladesh.

Rest de vraag wat er gedaan kan worden om het gezondheidstij van de arme medemens ten goede te keren. Wilkinson en Pickett zijn helder in hun advies: ‘Gelijkheid is beter voor iedereen.’ Nivelleren dus, zoals het huidige kabinet Rutte II van plan is. Conzen is wat minder macro-economisch in haar advies. ‘Wij verwachten dat als we de chronische stressreactie wat kunnen temperen, bijvoorbeeld door arme mensen sociale steun te bieden in hun dagelijks leven, we ze betere kansen kunnen geven.’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Dus ik wilde praten over verkrachte vrouwen. Over hoe ze vaak anonieme slachtoffers blijven, maar het verdienen om mensen van vlees, bloed en dromen te zijn. Over hoe de verantwoordelijkheid om niet verkracht te worden in onze samenleving voornamelijk bij meisjes en vrouwen wordt gelegd. Over er een zweempje schuld over ze ligt als het toch gebeurt. Over hoe ik dat had beleefd nadat mij zoiets was overkomen op mijn achttiende, toen ik onverhoopt alleen was met de dronken vriend van mijn vriendje.

Ik had me van te voren natuurlijk mentaal schrap gezet. Een paar keer figureren op afvoerputje der internet GeenStijl is wat dat betreft reuze leerzaam. Dus toen tussen de vele warme, steunende reacties door een of andere sneuneus zei dat mannen zich niet kunnen voorstellen dat iemand seks met mij zou willen en dat mijn verhaal dus vast niet waar was, haalde ik mijn schouders op. Toen mensen twijfelden of het cijfer van 11,7 procent verkrachte vrouwen wel klopte, was ik voorbereid en stuurde eenieder die dat wilde een linkje naar het degelijke onderzoek van de zeer respectabele instituten RIVM en Rutgers WPF waaruit dit percentage was gebleken.

Een paar keer werd ik echter toch van mijn stuk gebracht door de reacties. Bijvoorbeeld toen Sylvia Witteman – een columniste die ik tot voor kort bewonderde om haar geestigheid – ervaringen als de mijne ‘alledaags’ noemde en bagatelliserend twitterde: “Ja, verkracht worden is heel erg. Een dronken vent van je af meppen is ook niet leuk, maar niet daarmee te vergelijken.” Of toen een reageerder wat mij was overkomen “een mislukte vrijpartij” noemde. Of toen iemand poneerde dat ik, door in eerste instantie niet hard op te treden tegen het dronken gepotel van de vriend van m’n vriendje, de verkrachting zelf had uitgelokt. “De Amerikanen hebben daar een mooi woord voor: een ‘cockteaser’ heet zo’n vrouw daar.”

Het waren klassieke voorbeelden van wat psychologen ‘blaming the victim’ noemen: we geven het slachtoffer de schuld van wat er is gebeurd. Aan de basis van dit opmerkelijke gedrag ligt een algemeen menselijke en grotendeels onbewuste behoefte aan een rechtvaardige wereld. Mensen hebben het nodig dat goed volk (zoals zijzelf) goede dingen overkomen, en dat slechte dingen alleen gebeuren met slechte mensen. Het is beangstigend om te denken dat de wereld ook anders, willekeuriger, in elkaar zou kunnen zitten.

Wanneer een goed persoon toch iets slechts overkomt kun je twee dingen doen om het geestelijk ongemak dat dit oplevert te verminderen. Je kunt het slechte wat minder slecht maken, bijvoorbeeld door verkrachting te bagatelliseren. Of je kunt het ‘goede’ slachtoffer wat minder goed maken, bijvoorbeeld door te betogen dat ze het er per kort rokje of te weinig assertiviteit zelf naar gemaakt heeft.

Natuurlijk heeft niet iedereen die neiging altijd even sterk. Maar afgaand op wat ik de afgelopen week heb meegemaakt, is de groep die het nodig heeft om ten koste van een verkrachte vrouw hun eigen wereldbeeld te herstellen een stuk groter dan ik eerder had gedacht. De reacties van deze fuifnummers zijn het bewijs van mijn gelijk: vrouwen krijgen in onze ‘moderne’ cultuur inderdaad de schuld van hun eigen verkrachting. Nu weet ik zeker dat we hierover moeten praten.

 Deze column verscheen op 29 januari 2013 in Trouw. Het is het vervolg op deze column, die een week eerder verscheen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.