‘Denkend aan Holland / zie ik breede rivieren / traag door oneindig / laagland gaan’, zeg ik tegen m’n dochters, terwijl we naar de IJssel bij Zutphen kijken. ‘Een gedicht van Hendrik Marsman’, leg ik uit. ‘Ik weet niet meer hoe het verder gaat.’
De IJssel is nu natuurlijk helemaal geen breede rivier. Het is een vrij lullige vaargeul, met drooggevallen kribben en water dat is gezakt tot onder het laagste punt van de peilschaal. Een deel van de bedding ligt bloot, de aarde gebarsten. En zo is het bijna overal in Europa. De bron van de Theems droogde op, de Loire is een sloot, de Rijn een pierebadje. De Po verdween op sommige plaatsen helemaal; een journalist liep bij Turijn van de ene oever naar de andere zonder natte voeten te krijgen. In de Elbe zakte het water tot onder de hongerstenen; rivierkeien waarin honderden jaren geleden tijdens droogtes waarschuwende woorden zijn gegraveerd: ‘Als je mij ziet, huil dan.’
Thuis zoek ik Marsmans gedicht op. Ik was vergeten dat het over rampen ging: ‘De lucht hangt er laag / en de zon wordt er langzaam / in grijze veelkleurige / dampen gesmoord, / en in alle gewesten / wordt de stem van het water / met zijn eeuwige rampen / gevreesd en gehoord.’
‘Eeuwige rampen’. Marsman zal, aan het begin van de vorige eeuw, gedoeld hebben op het altijd aanwezige gevaar van grote overstromingen. Maar nu hoor ik iets anders in die woorden. Want de huidige droogte staat niet op zichzelf. Samen met bosbranden, hittegolven, moessons die uitblijven of juist halve landen laten overstromen is het deel van een groter, overkoepelend onheil: de klimaatcrisis. Het is allemaal in essentie dezelfde ramp. Een decennialange wereldramp in slow motion.
Rivieren tonen de ernst van de situatie. Neem de Colorado-rivier, eens machtig genoeg om de Grand Canyon te vormen. Door klimaatverandering valt er minder sneeuw bij haar bron in de Rocky Mountains, verdampt er meer water uit de rivier, is er meer droogte waardoor er meer water wordt onttrokken voor irrigatie en drinkwater. De Colorado haalt nu vaak zelfs de zee niet meer. Ze loopt gewoon dood, ergens in een dor landschap, misbruikt en uitgeput.
Zal dat het lot van onze rivieren zijn? De gletsjers in de Zwitserse Alpen zijn sinds 1931 meer dan gehalveerd, lees ik, en sinds 2016 verloren ze nog eens 12 procent van hun massa. Pepijn Keppel schreef in de Groene Amsterdammer over wat het verdwijnen van die gletsjers betekent voor de Rijn. Gletsjers houden rivieren in balans. In natte, koude jaren bestaat de Rijn uit veel regenwater, maar smelten de gletsjers minder hard. In warme, droge jaren smelten ze juist sneller en compenseren zo voor het gebrek aan neerslag. Dat evenwicht is nu al zoek. Zouden de gletsjers verdwijnen, dan zijn de gevolgen niet te overzien. Keppel: ‘Het systeem dendert in elkaar […] Een kettingreactie waardoor het leven zoals we dat nu kennen zal veranderen, hoewel niemand precies weet in welke mate of wanneer.’
Ik vrees voor de toekomst van mijn dochters, en hun kinderen. Is dit hoe het zal zijn? Elke zomer iets droger, iets heter, iets dodelijker, tot er een landschap overblijft dat ze niet meer herkennen? Waarin rivieren de zee niet halen, beddingen droogvallen, water alleen stroomt als het regent? Zal dat onze nalatenschap zijn: een eeuwige ramp?
Het is moeilijk om naar een armzalige rivier te kijken en iets anders te voelen dan verslagenheid. Maar gedeprimeerd naar gebarsten aarde staren is een luxe. Als we willen dat onze kleinkinderen nog rivieren en gletsjers hebben, mogen we nu niet opgeven.
Honderd jaar geleden had de Colorado-rivier een grootse delta, vol vogels, vissen en smaragdkleurige wateren. Laat dat iets in je wakker maken. Heimwee. Een verlangen. Vastberadenheid. Denk aan breede rivieren. Voel het stromen. Laat het kolken. Hoe schraal alles ook lijkt, het is nog niet te laat. Het is pas echt een ramp als we ons erbij neerleggen.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.