dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

‘Denkend aan Holland / zie ik breede rivieren / traag door oneindig / laagland gaan’, zeg ik tegen m’n dochters, terwijl we naar de IJssel bij Zutphen kijken. ‘Een gedicht van Hendrik Marsman’, leg ik uit. ‘Ik weet niet meer hoe het verder gaat.’

De IJssel is nu natuurlijk helemaal geen breede rivier. Het is een vrij lullige vaargeul, met drooggevallen kribben en water dat is gezakt tot onder het laagste punt van de peilschaal. Een deel van de bedding ligt bloot, de aarde gebarsten. En zo is het bijna overal in Europa. De bron van de Theems droogde op, de Loire is een sloot, de Rijn een pierebadje. De Po verdween op sommige plaatsen helemaal; een journalist liep bij Turijn van de ene oever naar de andere zonder natte voeten te krijgen. In de Elbe zakte het water tot onder de hongerstenen; rivierkeien waarin honderden jaren geleden tijdens droogtes waarschuwende woorden zijn gegraveerd: ‘Als je mij ziet, huil dan.’

Thuis zoek ik Marsmans gedicht op. Ik was vergeten dat het over rampen ging: ‘De lucht hangt er laag / en de zon wordt er langzaam / in grijze veelkleurige / dampen gesmoord, / en in alle gewesten / wordt de stem van het water / met zijn eeuwige rampen / gevreesd en gehoord.’

‘Eeuwige rampen’. Marsman zal, aan het begin van de vorige eeuw, gedoeld hebben op het altijd aanwezige gevaar van grote overstromingen. Maar nu hoor ik iets anders in die woorden. Want de huidige droogte staat niet op zichzelf. Samen met bosbranden, hittegolven, moessons die uitblijven of juist halve landen laten overstromen is het deel van een groter, overkoepelend onheil: de klimaatcrisis. Het is allemaal in essentie dezelfde ramp. Een decennialange wereldramp in slow motion.

Rivieren tonen de ernst van de situatie. Neem de Colorado-rivier, eens machtig genoeg om de Grand Canyon te vormen. Door klimaatverandering valt er minder sneeuw bij haar bron in de Rocky Mountains, verdampt er meer water uit de rivier, is er meer droogte waardoor er meer water wordt onttrokken voor irrigatie en drinkwater. De Colorado haalt nu vaak zelfs de zee niet meer. Ze loopt gewoon dood, ergens in een dor landschap, misbruikt en uitgeput.

Zal dat het lot van onze rivieren zijn? De gletsjers in de Zwitserse Alpen zijn sinds 1931 meer dan gehalveerd, lees ik, en sinds 2016 verloren ze nog eens 12 procent van hun massa. Pepijn Keppel schreef in de Groene Amsterdammer over wat het verdwijnen van die gletsjers betekent voor de Rijn. Gletsjers houden rivieren in balans. In natte, koude jaren bestaat de Rijn uit veel regenwater, maar smelten de gletsjers minder hard. In warme, droge jaren smelten ze juist sneller en compenseren zo voor het gebrek aan neerslag. Dat evenwicht is nu al zoek. Zouden de gletsjers verdwijnen, dan zijn de gevolgen niet te overzien. Keppel: ‘Het systeem dendert in elkaar […] Een kettingreactie waardoor het leven zoals we dat nu kennen zal veranderen, hoewel niemand precies weet in welke mate of wanneer.’

Ik vrees voor de toekomst van mijn dochters, en hun kinderen. Is dit hoe het zal zijn? Elke zomer iets droger, iets heter, iets dodelijker, tot er een landschap overblijft dat ze niet meer herkennen? Waarin rivieren de zee niet halen, beddingen droogvallen, water alleen stroomt als het regent? Zal dat onze nalatenschap zijn: een eeuwige ramp?

Het is moeilijk om naar een armzalige rivier te kijken en iets anders te voelen dan verslagenheid. Maar gedeprimeerd naar gebarsten aarde staren is een luxe. Als we willen dat onze kleinkinderen nog rivieren en gletsjers hebben, mogen we nu niet opgeven.

Honderd jaar geleden had de Colorado-rivier een grootse delta, vol vogels, vissen en smaragdkleurige wateren. Laat dat iets in je wakker maken. Heimwee. Een verlangen. Vastberadenheid. Denk aan breede rivieren. Voel het stromen. Laat het kolken. Hoe schraal alles ook lijkt, het is nog niet te laat. Het is pas echt een ramp als we ons erbij neerleggen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik wil deze column niet schrijven. Ik wil ook gewoon doen alsof corona voorbij is. Ik wil leuke dingen doen en mensen zien alsof het geen besmettingen regent. Ik wil een meisje zijn dat een leeuw ziet aanstormen en niet wegrent, maar haar handen voor haar ogen doet en zegt: ‘Ik zie niets, dus er is geen leeuw’. En dan niet opgegeten worden.

Maar corona is nog niet voorbij. Veel mensen, ons kabinet incluis, mogen dan doen alsof er niets aan de hand is, er is wel een golf gaande. De rioolwatermetingen stellen niet gerust: we spoelen per 100.000 mensen ongeveer evenveel virusdeeltjes door als eind januari, toen we tienduizenden positieve tests per dag telden, de café’s nog dicht waren en er overal scholen sloten omdat iedereen en z’n moeder corona had.

Nu heeft ook iedereen en z’n moeder corona, las ik in de krant, maar praten we er niet meer over. ‘Er is een geheimzinnige stilte gevallen rondom uitbraken op scholen’, zei Bart Bolkestein, die de besmettingen in het onderwijs bijhoudt. ‘Het lijkt erop dat mensen niet meer willen horen dat het virus opkomt. Ze zijn er klaar mee, dat gevoel.’

Ik ben er ook klaar mee. Maar ik ben nog steeds kwetsbaar; een van de vele chronisch zieken voor wie dit virus geen griepje is. De kans is groot dat we na een besmetting lang moeten herstellen of zelfs nooit meer de oude worden. En mensen die al ziek of gehandicapt zijn, weten vaak beter dan wie dan ook hoeveel je dan te verliezen hebt. Dus blijf ik voorzichtig en zeg ik mijn werkafspraken buiten de deur af. Zonder kleine, zinvolle maatregelen als een mondkapjesplicht en afstandsregels kan ik me tijdens een golf niet veilig op drukke plekken en in het openbaar vervoer begeven.

Als ik op Twitter mijn verdriet en frustratie daarover deel, komen honderden mensen niet het volstrekte gebrek aan zinvol coronabeleid bekritiseren, maar mijn persoonlijke keuze. ‘Haha blijf je toch lekker thuis met je dikke bange bek, we dont care.’ ‘Zo ziet een #Corona #angststoornis eruit.’ ‘Vervelend als je hele leven beperkt wordt hè, Asha? Ik heb al 2 jaren ingeleverd voor jou.’ ‘Je kunt toch niet verlangen en verwachten dat de hele maatschappij zich moet onderwerpen aan maatregelen om kwetsbaren te beschermen?’

Nee? Blijkbaar niet. Ik moet denken aan het interview van Maarten Keulemans met Ernst Kuipers, waarin het over van alles ging, van sectorenbeleid tot de r in de maand, maar de minister over de veiligheid van risicogroepen tijdens een coronagolf veelzeggend zweeg. Geen woord over mondkapjes, afstand houden, thuisblijven bij klachten. Toen Keulemans later ging navragen hoe dat eigenlijk zat, werd duidelijk waarom: de regering vindt dat kwetsbaren zichzelf maar moeten beschermen. We kunnen in het najaar misschien een booster krijgen en de rest is eigen verantwoordelijkheid. ‘Uitgangspunt is dat de regering de samenleving zoveel mogelijk wil openhouden, ook als het virus weer oplaait. En ja, dat is extra moeilijk voor kwetsbare mensen, maar je kunt medische kwetsbaarheid nu eenmaal niet wegnemen.’

Er zijn honderd dingen die ik daarop zou kunnen zeggen. Dat ‘medische kwetsbaarheid’ altijd een optelsom is van de staat van je lichaam en de manier waarop de maatschappij daarmee omgaat. Dat veel zieke en gehandicapte mensen niet zozeer kwetsbaar zijn, maar kwetsbaar worden gemáákt door de achteloosheid van de regering en de corona-is-voorbij-medemens. Dat er in deze pandemie geen onkwetsbare mensen bestaan: iedereen kan doodziek worden of long covid krijgen. Dat wanneer een minister het in de steek laten van zieke mensen tot beleid verheft, hij iets onherstelbaar kapot maakt in een samenleving. Dat een beschaving niet zou moeten draaien om het recht van de sterkste, maar om zorg voor elkaar.

Ik zou zoveel kunnen zeggen, maar eigenlijk wil ik deze column niet schrijven. Het lijkt me veel leuker om te doen alsof corona voorbij is. Maar die luxe heb ik niet.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘No farmers, no food’, staat er op een spandoek in een weiland achter de IJsseldijk tussen Zwolle en Deventer. Iets verderop is een galg opgericht met een opgeknoopte boerenpop eraan en een bord eronder met iets over stikstof en overheid. Woensdag blokkeerden trekkers op weg naar Stroe in mijn wijk de kruispunten: ‘D66-dictatuur zet de boer tegen de muur.’

Deze boeren voelen zich gediscrimineerd door de aangekondigde stikstofmaatregelen, maak ik op uit een interview met Mark van den Oever, leider van de Farmers Defence Force. Hun standpunt: we zijn in de steek gelaten, we zijn vastberaden en we gaan niet meegeven. Maar, vraag ik me af, wat verdedigen de vooral-veehouders van deze Defence Force eigenlijk?

Verdedigen ze de toekomst? Van den Oever heeft het graag over ‘al die onzin over stikstof’ – de modellen deugen niet en de natuurschade is kullebul – maar dat maakt het nog niet waar. Te bos en hei kunnen onderzoekers, en eigenlijk iedereen met werkende oogbollen, gewoon zien hoe de natuur lijdt. Bomen sterven, zeldzame bloemen en planten verdwijnen, en daarmee de dieren die van hen afhankelijk zijn.

Het AD schetst op basis van gesprekken met wetenschappers een apocalyptisch toekomstbeeld. Het is 2122. Het stikstofbeleid is mislukt. Er zijn bijna geen insecten meer. Bij de laatste Nederlandse commerciële fruitteler bestuiven arbeidsmigranten de appelbloesems met een kwastje. Groente en fruit eten is enkel nog weggelegd voor de rijke elite. Zonder natuur valt er weinig te boeren.

Verdedigen ze onze voedselvoorziening? Het is natuurlijk waar: boeren zorgen voor ons eten. Maar de manier waarop ze dat nu doen, is onhoudbaar. Om iets te noemen: in ons kleine landje, waar natuur en landbouw noodgedwongen bij elkaar op de lip zitten, produceren boeren voor zo’n 80 procent voor de export. Zo zijn we de grootste vleesexporteur van de EU. De veehouderij importeert het voer, exporteert de karbonaadjes, en de mest, plas en milieuschade – à 5,5 miljard euro per jaar – blijven hier.

Dit is slechts één voorbeeld, maar het hele systeem piept en kraakt. Experts waarschuwen voor een grote wereldwijde voedselcrisis, waarbij de prijzen zo hoog worden dat veel mensen hun eten niet meer kunnen betalen. Journalist George Monbiot beschrijft hoe de internationale voedselmarkt in handen is van enkele grote, machtige spelers. Om kosten te drukken worden landen vaak superexporteurs van het ene product (zoals wij van vlees) en superimporteurs van het andere. Voorraden zijn klein. Het is een kwetsbaar systeem, dat niet meer de veerkracht heeft om schokken – oorlog, corona, mislukte oogsten – een beetje elegant op te vangen. We moeten fundamenteel anders gaan boeren.

Verdedigen ze hun eigen portemonnee? Dat zou ik begrijpen. Niemand wil gepiepeld worden door de regering. Dus als boeren willen strijden tegen een naaigrage overheid die met al te magere uitkoopregelingen komt: zet hem op. Maar ik vraag me tegelijk af of ze, excusez le mot, de juiste naaier in het vizier hebben.

Boeren worden ‘in de bankschroef gehouden’, vertelt boer Poppe Braam. ‘Producenten van kunstmest, bestrijdingsmiddelen en veevoeders houden een systeem in stand waarin boeren zoveel mogelijk voedsel voor weinig geld maken.’ Supermarkten idem.

Terwijl zeker de kleinere boeren worstelen, zetten zuivel- en veevoergiganten als Royal A-ware en Royal de Heus miljarden om, lees ik in de NRC. Maar ze zien de bui hangen: minder stikstof is minder vee is minder miljoenenwinsten. Dus zaaien ze, terwijl ze hun geld tellen, twijfel over stikstofcijfers, mikken ze op het vertragen van de maatregelen en jutten ze de boeren op. Die dragen vervolgens precies het grootkapitaalstandpunt uit. Hoewel verder uitstel van stikstofmaatregelen eigenlijk niet in het belang is van de boer – het probleem verdwijnt niet, dus moet er dan later alleen maar drastischer worden ingegrepen – feliciteert ook Van den Oever zijn Farmers Defence Force met de ‘tijdswinst die we geboekt hebben’.

Wat deze boeren verdedigen? De status quo. Maar die is onverdedigbaar.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Samenkomen om de aarde te redden’. Dat stond er 30 jaar geleden op de cover van het Amerikaanse tijdschrift Time. Op dat moment kwamen leiders uit de hele wereld samen in Rio de Janeiro voor de Earth Summit: een grootse conferentie die het begin van een nieuw tijdperk moest inluiden. Een einde zou er komen aan wat toen nog het broeikaseffect heette, aan het uitsterven van diersoorten, aan ontbossing. Ik heb er vaak aan gedacht deze week: als dat toen was gelukt, hadden we er nu in de categorie ‘zitten met gebakken peren’ aanzienlijk beter voorgestaan.

De tijd was er rijp voor, in 1992. Twintig jaar eerder waren er spijkers met koppen geslagen in Stockholm: het beschermen van het milieu en de natuur was nu een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van alle landen samen. In 1987 had de wereld eendrachtig besloten om de stoffen uit te bannen die een gat in de ozonlaag maakten. In Rio zouden leiders een ‘Earth Charter’ tekenen, schreef Time destijds; een ronkend manifest – het blad vergeleek het met de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring – waarmee landen zich eens en voor altijd zouden verbinden aan een groene toekomst.

Het liep anders. Nog voordat de wereldleiders bijeen kwamen, ging de Earth Charter van tafel en werd het vervangen door, aldus Time, ‘een houterig geschreven verklaring vol met het soort vrome beloftes die wereldleiders vaak maken maar nooit nakomen’, aangevuld met slappe compromissen en vooral geen bindende afspraken, bijvoorbeeld over het terugdringen van de CO2-uitstoot.

Wat was er veranderd? De politieke daadkracht in Stockholm en over de ozonlaag had de industrie overrompeld, stelt journalist Amy Westervelt. Bij deze internationale afspraken was grote bedrijven niets gevraagd; als ze al genoemd werden, was het om ze aan te wijzen als verantwoordelijken voor vervuiling en andere ongein. Dat zou hun niet nog een keer overkomen, dus in 1992 had de industrie inmiddels een dikke lobbyvinger in de milieupap gestoken.

Voorafgaand aan de Earth Summit kwamen het fossiele-energie-minnend grootkapitaal alvast met een eigen handvest. Dat bewees volop lippendienst aan duurzaamheid, al stond er natuurlijk niets in dat tot echte verandering zou leiden, stelt mediawetenschapper Melissa Aronczyk vast. Maar door het alvast naar voren te schuiven, verhinderden de bedrijven dat er strenge wetten kwamen die hun winsten in gevaar zouden brengen.

En dat was precies de bedoeling. In 1989 hadden auto- en oliebedrijven, waaronder Shell en Exxonmobil, de Global Climate Coalition opgericht. Het doel van deze lobbygroep, volgens socioloog Robert Brulle: om op klimaatgebied aan te dringen op vrijwillige inspanningen en bindende afspraken zo lang mogelijk uit te stellen. Zo verkocht de coalitie, met veel succes, het – onjuiste – idee dat het al te snel terugdringen van de CO2-uitstoot de economie grote schade zou toebrengen. En ze zaaide twijfel over klimaatwetenschap, ondanks dat een Exxon-memo in 1981 al repte over de ‘catastrofale effecten’ van de langetermijnplannen van het bedrijf, en dat een intern Shell-rapport in 1986 besprak hoe de opwarming van de aarde tot ‘verwoestende overstromingen’ en onbewoonbare landen zou leiden.

De coalitie bestaat niet meer, maar grote fossiele bedrijven hebben nog steeds veel invloed, schrijft Westervelt. Zoals bij het IPCC, waar niet alleen wetenschappers aan de rapporten meeschrijven, maar ook mensen die werken voor bijvoorbeeld ExxonMobile, Chevron en Saudi Aramco. En op de klimaattop in Glasgow waren vorig jaar meer olie- en gaslobbyisten dan de delegaties van de acht kwetsbaarste landen samen.

Dertig jaar na Rio is dit de tussenstand: de fossiele industrie maakt gigawinsten, ze blijven nieuwe olie- en gasvelden aanboren en de CO2-uitstoot stijgt nog steeds. Elke maand is er weer slecht klimaatnieuws, waren de oceanen nog warmer, smolten de ijskappen nog verder, steeg de zeespiegel nog sneller. Het is echt de hoogste tijd dat onze leiders stoppen met bedrijven uit de wind houden en gaan doen wat ze in 1992 al beloofden: samenkomen om de aarde te redden.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Energie gaat over meer dan het licht aandoen. Het gaat om het hebben van een veilige plek’, lees ik op de website van Shell Energy. ‘De wereld om ons heen verandert snel, maar wij veranderen mee. Met Shell zijn we al een tijdje bezig met de energietransitie. In onze wind- en zonneparken wekken we hernieuwbare energie op. Nu nemen we de volgende stap: met Shell Energy brengen we energie voor thuis!’

Er zijn mensen die hierin vooruitgang zien: het is toch puik van Shell dat ze nu ook de wind en de zon omarmen, of niet dan? Zelf zie ik schijnheilige groene praatjes die naïeve particulieren ertoe moeten nopen groene energie te gaan afnemen bij een van de meest verwoestende olie- en gasbedrijven ter wereld. De grote winnaar lijkt mij hier Shells imago.

Ben ik te cynisch? Eerder deze week zag ik hoe veiligheidsconsultant Caroline Dennett zeer publiekelijk haar langlopende samenwerking met Shell opzegde omdat ze ‘gewoon geen deel meer kan uitmaken’ van Shells ‘dubbelspraak’ over het klimaat. Shells veiligheidsbeleid draait om ‘geen schade doen’, zegt ze, en dat klinkt eerbaar, maar ze falen compleet. Ze weten heel goed hoe schadelijk het winnen van olie en gas is, vervolgt ze, maar ‘wat ze ook zeggen, Shell is de productie van fossiele brandstoffen niet aan het afbouwen. Ze zijn aan het uitbreiden.’

Dat klopt. Volgens hun eigen cijfers schroeft Shell de investeringen in olie en gas dit jaar op van 6 naar 8 miljard dollar. Hiermee gaan ze gezellig mee in de vaart der fossiele volkeren, blijkt uit een onderzoeksjournalistiek artikel dat The Guardian eerder deze maand publiceerde. De industrie is op korte termijn van plan om hun olie- en gaswinning uit te bouwen met projecten die samen evenveel zullen uitstoten als China in een heel decennium. Er staan 195 ‘koolstofbommen’ op stapel; gigantische nieuwe projecten die tot ze leeg zijn meer dan een miljard ton CO2 zullen uitstoten.

Het is goed om hierbij in het snotje te houden dat wetenschappers becijferden dat als we, zoals afgesproken, in 2050 wereldwijd netto geen CO2 meer willen uitstoten, er helegaar geen nieuwe olie- en gasvelden aangeboord zouden moeten worden. Zelfs van de bestaande velden zal een flink deel van de fossiele rommel in de grond moet blijven zitten.

Die oliebedrijven, schrijft The Guardian, gaan de komende tien jaar dus elke dag 100 miljoen dollar uitgeven aan het exploiteren van nieuwe velden vol olie en gas die we nooit zullen kunnen verbranden als we de opwarming van de aarde tot 2 graden willen beperken. Dit lijkt een vorm van verstandsverbijstering, maar dat is het natuurlijk niet. Het is wat in het Engels een ‘calculated guess’ heet; een beredeneerde gok, op basis van twee gegevens.

Ten eerste: fossiele brandstoffen leveren zo onmeunig veel geld op dat de financiële bonsbaas van oliegigant BP afgelopen februari nog zei dat het ‘zeker mogelijk is dat we zoveel gaan verdienen dat we niet meer weten wat we ermee aanmoeten.’ Ten tweede: overheden maken bepaald geen haast met wetten en regels die de productie van olie en gas beperken. De bedrijven wedden op het falen van de politiek, zei Mike Coffin van Carbon Tracker tegen The Guardian. ‘Als regeringen niet ingrijpen, lopen de bedrijven binnen terwijl de wereld brandt’, concludeert de krant.

En dat geldt niet in de laatste plaats voor Shell, die in het artikel opduikt in allerlei buitengewoon deprimerende lijstjes: de top vier van grootste investeerders in het ontdekken van nieuwe olie- en gasvelden, de top tien van bedrijven die op korte termijn het hardst willen uitbreiden, de top drie van bedrijven die per dag het meest uitgeven aan de allergevaarlijkste projecten die de temperatuurstijging van onze aarde over het randje van 2,7 graden opwarming kunnen duwen.

Dus, beste Shell, vertel ons vooral nog eens hoe ‘energie gaat om het hebben van een veilige plek’ en hoe ‘de wereld verandert, maar wij veranderen mee’.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het is nooit een goed idee om het recht op abortus voor lief te nemen. En al helemaal niet nu het Amerikaanse Hooggerechtshof op het punt staat om na vijftig jaar alsnog hun basis voor dit recht, de uitspraak Roe v. Wade, terug te fietsen. In 26 staten zullen zwangeren dan geen baas in eigen buik meer zijn.

Sommigen sussen: dat zou in Nederland nooit gebeuren. Er zijn immers juist versoepelingen van de abortuswet in de maak. En die mensen die demonstreren met bordjes met ‘Kies het leven!’ erop, die ogen zo gevaarlijk niet. Maar feit is dat abortus hier nog steeds onder het strafrecht valt, wat ook ons recht kwetsbaar maakt, en dat de anti-abortusbeweging in Europa aan invloed wint.

Een beweging die bovendien veel meer wil dan het ongeboren leven beschermen. Sterker nog: leven is bijzaak. Casper Albers schreef terecht: zonder toegang tot veilige en legale abortus sterven er mensen door complicaties bij illegale abortus of de zwangerschap, of door zelfdoding. ‘Als je pro-life bent dan ben je voor het recht op abortus’, concludeerde hij.

Maar anti-abortusactivisten zijn niet pro-life, ze zijn pro-man. Of, zoals journalist en advocaat Jill Filipovic zegt: ‘De ‘pro-life’-beweging gaat in de kern over vrouwenhaat.’ Ze wijst op een peiling waaruit blijkt dat lui die tegen abortus zijn over het algemeen ook weinig zien in vrouwelijke leiders, de #MeToo-beweging, gendergelijkheid, enzovoorts.

Achter de anti-abortusagenda gaan diepere conservatieve wensen schuil, denkt Filipovic, die vooral draaien om de terugkeer naar een wereld die bestaat uit gezinnen met een vader aan het hoofd en een gezeglijke moeder-de-vrouw in de keuken en de slaapkamer. Het gaat over vrouwen bezitten, schrijft journalist Laurie Penny in hun boek Sexual Revolution; over vrouwen als dingen, die je kunt dwingen om te gehoorzamen en te baren. Hen wijst op een Republikeinse politicus die in Texas een wet wilde invoeren die op abortus de doodstraf zou zetten. ‘Tot zover ‘pro-life’.’

En het draait niet alleen om onderdanige vrouwen, maar ook om kleur. ‘Beleid rondom abortus en geboortebeperking is altijd samengegaan met racistische ideeën’, stelt Penny. ‘Extreem-rechtse bewegingen hebben altijd een obsessie gehad met de seksuele controle over ‘hun’ vrouwen.’

Zo staat er in het uitgelekte conceptvonnis waarin het Amerikaanse recht op abortus sneuvelt een huiveringwekkende voetnoot over ‘het veiligstellen van een ‘binnenlandse aanvoer van adopteerbare kinderen’ als extra reden om Roe v. Wade te schrappen’, las ik in de Groene Amsterdammer. Dichter bij huis keerde Thierry Baudet zich tegen abortus – ‘het vernietigen van nieuw leven (in de baarmoeder) om te voorkomen dat de vrijheid van het individu verstoord wordt’ – in een essay waarin hij ook schrijft over het ‘demografische verval’ van Europa, over hoe onze samenlevingen te zwak zijn om ‘massa-immigratie’ te weerstaan, en hoe we moeten kiezen: teruggrijpen op onze tradities of ‘vervangen worden’.

In die hang naar tradities staat hij niet alleen. ‘Een groep ultraconservatieve christenen wil in Europa de klok terugdraaien’, schreef Lisa Peters in de Groene Amsterdammer. ‘Ze zijn tegen abortus, het homohuwelijk en echtscheiding, met maar één doel: herstel van de ‘natuurlijke orde’.’ Een ‘ideaal Europa’ waarin niet alleen vrouwen en alle mensen met een baarmoeder hevig de sigaar zijn, maar ook ‘sodomie’ strafbaar is, trans mensen geen rechten hebben, en naast abortus ook de pil en ivf verboden zijn.

Dit zijn ook precies de dingen die het Amerikaanse Hooggerechtshof nu op de helling dreigt te zetten. In het conceptvonnis schrijft rechter Samuel Alito namelijk dat voortaan alleen rechten ‘die geworteld zijn in de historische traditie van deze natie’ door het hof gewaarborgd moeten worden. Conservatieve politici voelen zich gesterkt en gooien al balletjes op over een verbod op condooms, anticonceptie buiten het huwelijk, en zelfs een totaalverbod op abortus.

‘Alito wil de twintigste eeuw herroepen’, concludeerde een Amerikaanse journalist. En hij niet alleen. Dus blijven wij wakker, en nemen we niets voor lief.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.