dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

De Tweede Wereldoorlog is te lang geleden. We zijn dingen aan het vergeten.

Dat dacht ik toen ik de brief van schrijver en komiek Stephen Fry las, waarin hij oproept tot een boycot van de Olympische Spelen in Sochi. Hij vergeleek het homohatende Rusland van nu met het Duitsland van 1936, waar Hitler ondanks zijn toen al bepaald onaangename houding tegenover Joden toch eervol olympisch gastheer mocht zijn. De vergelijking heeft iets treffends, zeker aangezien toentertijd slechts weinigen echt ongerust waren over Duitsland. Alleen linkse sneuneuzen zoals Churchill waren anti-Hitler. We konden rustig slapen.

Fry’s boycotvoorstel is voor de Nederlandse regering natuurlijk bepaald onaantrekkelijk. De handelsrelaties met Rusland zijn veel te belangrijk. Toen Rutte afgelopen april in eigen huis de kans had om Poetin eens even flink over de knie te leggen, kwam hij al niet verder dan de Russische homosituatie ‘aanstippen’ – alsof het om een wratje ging, in plaats van een grove mensenrechtenschending.

Emancipatieminister Bussemaker durft iets meer: zij wil in Sochi homorechten ‘aan de orde stellen’. Dat werkte in China immers ook zo, ehm, goed. Haar voornemen riep bij de optimisten evenwel visioenen op van roze schaatspakken en een openingsceremonie vol regenboogvlaggen. Dat gaat niet gebeuren. Want tegen die tijd verklaren we ongetwijfeld dat ‘het nu over de sport moet gaan’. En bovendien: zulke politieke uitingen mogen niet van het IOC.

Ondertussen verwijdert Rusland zich van het westen. Het land houdt de democratische schijn nog maar met moeite op. Houdt grote legeroefeningen. Levert wapens aan Syrië. Poetin stak een Snowden-vormige middelvinger op naar Obama. Geweld tegen homo’s wordt gedoogd. Neonazi’s voelen zich zo vrij om homojongens anaal te martelen met bierflesjes en purschuim dat ze zichzelf in hun triomfantelijke filmpjes niet eens onherkenbaar maken. Waarom zouden ze ook? Met de nieuwe anti-homowet verleent de staat weliswaar geen juridische maar wel ideologische steun aan hun daden.

En wij? Wij staan erbij, en kijken ernaar. Lekker schaatsen, straks. Vier keer goud voor Sven.

Ik herinner me beelden uit Syrië, van een paar maanden geleden. Het regeringsleger had een clusterbom gegooid op een dorpje. De camera vond het dode lichaam van een vrouw. Ze was van mijn leeftijd. Naast haar zat een overlevende, een peutermeisje. Ze had haar handje op het been van haar moeder gelegd. Heel stil. Zo had ze daar de hele ochtend gezeten.

En ik dacht: nu gaan we iets doen. Nu gaat de NAVO die hele godvergeten Syrische luchtmacht naar het stenen tijdperk bombarderen. Of op zijn allerminst een no-flyzone instellen. Maar er gebeurde niets. Syrië verdween van de voorpagina’s. Afgelopen donderdag meldde het NOS-journaal haast terloops dat er daar dagelijks 200 mensen sterven. En wij staan erbij, en kijken ernaar.

De lessen die we hadden moeten leren van de Tweede Wereldoorlog zijn langzaam in vergetelheid aan het raken. Dat je een leider die minderheden opjaagt niet gewoon zijn gang laat gaan. Dat we de banaliteit van het kwaad zouden herkennen aan de honderden kleine stapjes in de verkeerde richting, en niet pas als het groots en meeslepend misloopt. Dat we zeiden: dit mag nooit meer gebeuren.

Nou, het gebeurt dus. Staan we erbij en kijken we ernaar?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik heb weinig goede herinneringen aan het baren van mijn dochters. De eerste keer had ik na ruim twintig uur vol weeënstormen geen persdrang. Het ziekenhuis bestelde een man met een vacuümpomp. Nummer twee kwam per spoedkeizersnee ter wereld omdat ze overdwars lag. Fijn was anders.

Ik moest hieraan denken toen ik las over de vroedvrouw Laura van Deth, die sinds vorige week haar vak niet meer mag uitoefenen van de tuchtrechter omdat ze in vier zaken zo onprofessioneel heeft gehandeld dat het gevaarlijk werd voor de moeders en baby’s onder haar hoede. Die moeders hadden haar actief opgezocht, want Van Deth durfde tweelingen en stuitliggingen wel thuis te halen, achter de rug van de gynaecoloog om, en in weerwil van een protocol dat zulke riskantere bevallingen richting ziekenhuis dirigeert.

Dat deze mevrouw bij Van Deth terecht kwam, is niet zo verwonderlijk. Je hoeft niet lang op internet te zoeken om de afkeer tegen te komen die de verloskundige heeft van dokters en ziekenhuizen. Zo schrijft ze op het blog ‘Baas over eigen buik’: “De nieuwe religie is die van de medische wetenschap die cijfers publiceert waarvan we opgewonden raken en angstig. (…) We weten zelf niet meer hoe het van binnen voelt en wat wij nodig hebben. Maar diep van binnen weten we het nog wel, alleen is de medische wetenschap er niet op gericht dat je als zwangere zelf iets voelt of weet.”

Nou verdenk ik persoonlijk de medische wereld niet van een of ander complot tegen het gevoelsleven van de zwangere vrouw. Maar andere vrouwen doen dat blijkbaar wel, en voor hen stond Van Deth dan klaar. Haar argument: iemand moet deze vrouwen toch helpen bij hun nadrukkelijke wens?

Daarmee doet Van Deth alsof ze onderdeel van de oplossing was, terwijl ze in feite onderdeel was van het probleem. De vroedvrouw had immers met haar anti-medische houding die wens al op voorhand een zekere legitimiteit gegeven, net zoals de vereniging Kritisch Prikken dat doet voor ouders die hun kind niet willen laten vaccineren. Zo droeg Van Deth bij aan het vergroten van de afstand tussen moeder en medische hulp; hulp die de baby misschien het leven redt. En waarom? Om, en ik citeer uit Van Deth’s blogpost, “op onze eigen manier te kunnen baren”.

Het is een groot goed dat dit in Nederland meestal gewoon kan. Ik ben hartstochtelijk voorstander van de grote keuzevrijheid die zwangere vrouwen hebben in waar en hoe ze hun nageslacht op de wereld zetten. Maar die vrijheid is niet absoluut.

Want laten we niet vergeten waarom je baart. Niet primair omdat het zo’n Gedenkwaardig Levensmoment is, waarin je wensen en persoonlijke overtuigingen gereflecteerd worden – dat is de bonus, de slagroom op de taart. Je baart om het kind van A naar B te krijgen, en wel op zo’n manier dat kind en moeder de beste kans hebben om deze reis ongeschonden te doorstaan. Als dat betekent dat je als zwangere vrouw op medisch aanwijzen moet bevallen op een manier die je niet zo prettig vindt: helaas pindakaas. Niet alles gaat zoals je wilt. Het is de taak van een vroedvrouw om daarop te wijzen. Daarin faalde Van Deth al voordat het baren begon.

Dus dan is je bevalling niet zo leuk als je had gehoopt. Dat was het voor mij ook niet. Ik kan daar prima mee leven. Want aan het eind van de rit nam ik beide keren een gezonde dochter mee naar huis. Als ik het met Van Deth thuis had geprobeerd was dat anders geweest. Dan had ik tenminste één van mijn kinderen niet in hun bedje gelegd, maar in een kist.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Dit is merkwaardig. De prinses Merida-pop van de Disney cadeauwinkel ziet er heel anders uit dat de pré-adolescente tomboy die we kennen uit de film Brave. Haar vuurrode warhoofdhaar heeft een make-over gehad, en bestaat nu uit soepel vallende kastanjebruine krullen. Haar taille is smaller geworden; zo smal dat de gemiddelde vrouw zo’n resultaat zonder korset niet bereiken zal. Merida’s borsten daarentegen zijn een stuk groter dan in de film. Op zijn minst cup C.

Deze verwulpste versie is de nieuwe Merida. Onlangs maakte Disney bekend dat dit is hoe ze haar plek zal gaan innemen tussen de andere prinsessen waarmee de multinational jaarlijks voor vier miljard dollar aan broodtrommels, dekbedovertrekken, paraplu’s en alle andere denkbare roze gebruiksvoorwerpen verkoopt. Het kwam Disney op inmiddels meer dan 200.000 digitale protesthandtekeningen te staan van mensen die de prinses liever in ongepimpte vorm de wereld zouden zien veroveren. Even leek het erop dat Disney als reactie daarop de originele stoere prinses in ere zouden herstellen. Maar helaas: in de laatste merchandiseronde bleek ze wederom een geseksualiseerde versie van zichzelf. (Disney zegt zelf overigens geen verschil te zien.)

En Merida is niet de enige. De ooit zo zedige smurfin ging voor het Amerikaanse modeblad Harpers Bazaar ‘op de foto’ in kinky kniehoge rode laklaarzen. Bij Playmobil zijn damespoppetjes tegenwoordig voorzien van lippenstift en make-up, en hun boezems zijn minstens twee cupmaten groter dan een generatie geleden. Nieuw in de categorie ‘Barbie en aanverwante artikelen’ zijn de enkel in fashion geïnteresseerde La Dee Da Dolls, speciaal voor kinderen van vijf tot negen, die zo extreem mager zijn dan in de echte wereld hun beentjes en nekjes zouden breken onder het gewicht van hun gigantische waterhoofd.

Zelfs My Little Ponies, altijd al onrealistisch pastelkleurig maar vroeger in ieder geval nog min of meer paardvormig, hebben sinds enige tijd sexy lange benen, en grote, zwaar opgemaakte ogen waarmee ze kleuters zwoel aankijken. Dit alles is onder meer te koop in Intertoys-filialen, die bij de ingang speciaal voor meiden een hoek met make-up en mode-accessoires hebben ingericht, waardoor hun winkel op het eerste oog meer weg heeft van een goedkope modeboetiek dan van een plek waar je eventueel ook een houten treintje zou kunnen komen.

Maar het meest in het oog springt Lego. In de jaren tachtig maakten ze nog een poster met een roodharig sproetenmeisje in een spijkerbroek erop die trots een fantasiebouwwerk van groene, blauwe, gele en witte blokjes naar voren hield. De tekst: ‘What it is, is beautiful’. Wat het nu is, is… anders. In het vroeger zo genderneutrale Lego-schap in de speelgoedwinkel prijken nu lila doosjes met Friends erin, een lijn die Lego eind eind 2011 lanceerde om zes- tot twaalfjarige meisjes aan te spreken. Hier geen ruimteschepen of politiestations, maar een schoonheidssalon en een huis dat je kunt inrichten met leuke accessoires, uitgevoerd in voor Lego’s doen abnormaal veel roze steentjes.

In één van die doosjes woont Olivia. Ze heeft – net als haar vriendinnen – een minirokje aan. Haar gezicht is opgemaakt; roze lipgloss, dikke zwarte wimpers die mascara doen vermoeden. Haar lange haar is keurig gestyled. En onder een strak topje prijken ook hier twee borstjes. Op de bijbehorende website kunnen kinderen een game spelen waarin je Olivia in dezelfde outfit moet hijsen als haar vriendinnen. Doe je dat goed, dan verdien je ‘geld’, waarmee je kleren kunt kopen (aantal likes: 533288). Zelfs een game met dieren erin gaat over uiterlijk: je kunt huisdieren een make-over geven (‘vind ik leuk’ x 263288). Ter vergelijking: de jongenslijnen van Lego gaan bijna allemaal over vechten en actie. ‘De Ninja’s hebben de staf gestolen en gaan ervandoor. Je moet een truck bouwen en de staf terughalen!’

=

Is het eigenlijk niet raar, dat speelgoed voor meisjes van een jaar of vijf, zes tegenwoordig sexy moet zijn, met borstjes, make-up en een pre-occupatie met mode? Nee hoor, vindt Charlie Hemmes van Spinmaster, het bedrijf dat de PR voor La Dee Da Dolls doet. De poppetjes zijn inderdaad broodmager, niet als ongezonde knipoog naar de gewichtstechnisch nogal verziekte modewereld, maar om zich te onderscheiden van de ietsjes normaler geproportioneerde Barbie. Bovendien gaf het bespottelijk grote hoofd lekker veel ruimte voor uitgebreide oogmake-up en een flinke bos haar om te kammen en vlechten. Dat doen meisjes immers graag. Hadden ze zich niet op een andere manier kunnen onderscheiden, bijvoorbeeld door – roep eens iets geks – de poppen voor de verandering eens gewoon mensvormig te maken? Ja, dat had gekund, geeft Hemmes toe. Maar dan waren ze niet ‘fashion’ meer. Dus zijn ze zo.

En ook Judith Weingart, woordvoerder van Playmobil, vindt de sexy dameslook in het meisjesspeelgoedschap heel gewoon. ‘Normale vrouwen hebben van nature borsten, dus waarom zou een Playmobil-vrouw geen borsten hebben?’ mailt ze. Op zich een goed punt, maar het neemt niet weg dat de vorige generatie Playmobil-dames het prima deed zonder buste. Weingart noemt de technische ontwikkelingen de reden van de borstvergroting. Het is nu mogelijk om zonder fikse extra kosten veel verschillend gevormde poppetjes te maken. Vandaar de tietjes. Omdat het kán.

Bij Lego zijn de Friends heel wat minder per ongeluk ontstaan. Al vele jaren is het Deense bedrijf bezig om een groep meisjes aan te spreken die de blokken eerst links lieten liggen. Niet de ‘what it is, is beautiful’-meisjes, maar de meisjesachtige meisjes, die de blokken niet zagen zitten wegens gebrek aan roze glitterigheid. Lego claimt de beste bedoelingen, bij monde van woordvoerder Roar Rude Trangbæk: ‘Traditioneel gezien zijn de gebruikers van Lego jongetjes tussen de vijf en negen. Er zijn ook meisjes die er graag mee spelen, maar niet zoveel. We hadden er belang bij om producten te maken die ook meisjesachtige meisjes aan zouden spreken. Niet alleen vanuit commercieel oogpunt, maar ook omdat we er erg in geloven dat bouwen met blokken goed is voor kinderen. En dat wilden we ook graag aan die meisjes aanbieden.’

Trangbæk geeft toe dat deze verkoopstrategie in het verleden enkele malen spectaculair gefaald heeft. Zo was er een soort Lego waarmee meisjes armbandjes konden maken, of oorbellen. Geen succes. En ook de roze suikertaarten-lijn Belville was binnen twee jaar uit de schappen verdwenen. Er was niets te bouwen, en de algemene consensus was dat de poppetjes een beetje eng waren.

Friends is Lego’s ultieme poging om het nu eens goed te doen. Dus stuurde de flopvrezende Lego antropologen naar gezinnen, om te observeren hoe meisjesachtige meisjes nou eigenlijk echt spelen. Maar liefst 3500 meisjes en moeders werden betrokken bij een miljoenen kostend wereldwijd onderzoek. (Op de vraag waarom er geen vaders meededen, antwoordt Trangbæk dat vooral moeders Lego voor hun kinderen kopen.) Uit deze studie bleek wat de meisjesachtige meisjes willen: met realistische figuurtjes vriendschapssituaties naspelen, en wel op een manier die wat volwassener is dan ze zelf zijn. Daarom hebben de Lego Friends-poppetjes borstjes. Het zijn tieners. En dat is een doorslaand succes. The Guardian meldde dat de halfjaarlijkse winst van het bedrijf na de introductie van Lego Friends steeg van ruim 192 miljoen euro naar 260 miljoen euro. Het huis van Olivia – uiteraard met roze dakpannen – was in 2012 wereldwijd de best verkochte doos.

=

Dat roept weer een nieuwe vraag op. Want waarom willen kleine meisjes eigenlijk zo graag pubertje spelen? En dan ook nog met een schoonheidssalon, make-up en poppetjes met sexy lijfjes? Onderzoekers wijzen naar het ‘growing up fast’-fenomeen: de kindertijd houdt eigenlijk op bij twaalf. Daarna zijn pubers vooral bezig met volwassen zijn. Die norm is behoorlijk dwingend, blijkt uit een Britse studie waarin vierhonderd jonge tieners bevraagd werden. Een meisje van elf beschrijft hoe ze een modeblad las en vanaf dat moment dacht: ja, zo moet ik ook zijn. Dit ‘growing up fast’-proces werkt door op de jongere kinderen. Die houden zich op hun beurt bij voorkeur niet meer bezig met kinderachtigheid als glijbanen en zandbakken, maar met tienerdingen. Op deze manier is mooi en sexy zijn al vroeg een thema in een meisjesleven.

De Amerikaanse vereniging van psychologen, de APA, waarschuwde in 2010 in een rapport dat deze vroege seksualisering tot allerhande problemen kan leiden, zoals een vergroot risico op depressie, eetstoornissen, een verstoord lichaamsbeeld, weinig zelfvertrouwen en riskant seksueel gedrag. En, zoals schrijfster Peggy Orenstein opmerkt in haar boek Cinderella ate my daughter: de fases van ons leven verwateren behoorlijk wanneer meisjes proberen te lijken op volwassen vrouwen, en volwassen vrouwen zoveel mogelijk proberen te lijken op meisjes.

=

Stel dat je hier als ouders of meisje aan wilt ontsnappen: is er een uitwijkmogelijkheid? Judith Weingart mailt trots een aantal voorbeelden van Playmobil waarin de vrouwen iets potigs doen: politie-agent zijn, of piraat. ‘Playmobil is een van de weinige soorten speelgoed die aantrekkelijk zijn voor jongens en meisjes’, meldt ze. De verhouding kleine consumentjes ligt ongeveer op zestig procent jongens, veertig procent meisjes. Desalniettemin kan zelfs Playmobil het niet laten om de seksen hier en daar expliciet de goede kant op te dirigeren. Op hun voorkant van hun doos met een prinsessenkasteel erin staat een foto van twee spelende meisjes in roze truitjes. Het politiebureau is voorzien van een foto van twee stoere jongetjes. Dat we ons niet vergissen.

Ook bij Lego is het glashelder wat de bedoeling (j/m) is. Toen de Lego Friends-lijn anderhalf jaar geleden gelanceerd werd, maakte Jørgen Vig Knudstorp, de CEO van Lego, glashelder wie altijd hun voornaamste klanten waren geweest, en voor wie de Friends bedoeld waren: ‘We willen een hand uitsteken naar de andere vijftig procent van de wereldbevolking.’ Dat past bij hun beleid: al vanaf de jaren negentig richt Lego haar marketing voor de reguliere dozen, waarin de poppetjes in meerderheid nog gewoon geel en vierkantig zijn, exclusief op jongetjes. Vrouwelijke karakters waren in de reguliere dozen nauwelijks te vinden. De Lego Friends dozen flipperden juist de andere kant op: bijna alleen maar meisjespoppetjes.

Het was dit onderscheid waar veel protest op kwam na de introductie van de Friends-lijn. Dat protest werd aangevoerd door de feministische actiegroep Spark. In een online petitie riep ze Lego op om deze genderkloof in hun advertenties en websites te dichten, zodat jongens en meisjes zich allebei zouden thuisvoelen bij zowel de gewone Lego als de Friends-lijn. ‘Meisjes houden ook van creatief zijn en verhalen verzinnen over avonturen en goed en kwaad en dingen die opgeblazen worden. Maar [op deze manier] zullen meisjes snel gaan geloven dat ze liever een stoombad hebben, en kleine plastic tietjes. Geef ons dromen die verder reiken dan winkelcentra en schoonheidssalons!’

Meer dan 60.000 mensen tekenden de petitie. Lego was maar matig onder de indruk. Weliswaar nodigden ze Spark uit voor een gesprek, maar harde toezeggingen over het veranderen van hun marketingsstrategie deden ze niet. Spark stelde vorige maand dan ook teleurgesteld vast dat het ondanks een paar positieve veranderingen – Lego voegde onder andere een karateschool en een vliegtuig toe aan haar Friends-lijn – treurig gesteld staat met de seksegelijkheid in blokjesland. Zo lanceerden de Denen ondanks hun eerdere beloftes meer vrouwelijke poppetjes aan de reguliere lijnen toe te gaan voegen onlangs de nieuwe sets uit de Chima-lijn, met meer dan twintig mannelijke karakters, en één (1) vrouw. In totaal is nog steeds slechts elf procent van alle gewone Lego-figuurtjes vrouw.

=

Ook dat past in een trend. Speelgoed dat gewoon voor beide seksen tegelijk is, bestaat bijna niet meer. Enkele Playmobildozen uitgezonderd, is iets óf voor de jongetjes, óf voor de meisjes. Een recente Hema-folder is wat dat betreft tekenend. Op de ene pagina stond ‘Voor de broertjes’, met een bal, skeelers en een speelwigwam. Dit is blijkbaar allemaal niet voor meisjes geschikt. Ernaast stond een bladzijde ‘Voor de zusjes’, met onder meer een roze theeservies.

Dit is niet altijd zo geweest. Elizabeth Sweet, socioloog aan de Universiteit van Californië in Davis, deed onderzoek naar de genderkloof in speelgoedland en stelt vast dat deze aan het toenemen is. ‘In 1975 werd maar weinig speelgoed expliciet naar gender op de markt gezet, en bijna zeventig procent van alle speelgoedadvertenties liet helemaal geen speciale genderaanduiding zien’, zegt ze. Vaak werden stereotypen zelfs uitgedaagd, en zag je een jongetje speelgoedstrijken, of een meisje als piloot.

Sinds de jaren negentig is dat aan het veranderen, en zie je dat de advertenties weer ruwweg net zo roze-blauw gekleurd worden als in de jaren vijftig. ‘En vandaag de dag is het nog extremer’, aldus Sweet. ‘Het is zelfs ongelooflijk moeilijk geworden om speelgoed te vinden dat niet expliciet of subtiel, door het gebruik van kleur bijvoorbeeld, voor de ene of de andere gender bestemd is.’ In de speelgoedwinkel is het alsof de tweede feministische golf nooit gebeurd is. En omdat speelgoed kinderen belangrijke informatie geeft over hoe de wereld werkt, vreest Sweet oprecht dat een hele generatie hierdoor zal opgroeien met minder gevoel voor gelijkwaardigheid tussen de seksen dan hun ouders.

=

Blijft het daarbij? Is de feministische strijd om speelgoedland voorgoed verloren? Misschien niet. Een nieuwe, aan Spark gelieerde, actiegroep genaamd Brave Girls Campaign heeft op Cuuso.com een voorstel gedaan om aan het reguliere Lego-universum een vrouwelijke astronoom, chemicus en paleontoloog toe te voegen. Cuuso is een website van Lego zelf waar particulieren hun ideeën kunnen neerzetten. Als zo’n idee meer dan 10.000 stemmen krijgt, overwegen ze het in productie te nemen. Het voorstel van de Brave Girls haalde dit afgelopen juni op haar slofjes.

Optimisten zien een soort kerend tij in al deze initiatieven om Lego een geëmancipeerd koekje van eigen deeg te geven. Blijkbaar zijn er vele tienduizenden mensen die hun buik vol hebben van die kloof die er momenteel bestaat tussen jongens- en meisjesland.

Ook Sweet ziet de ergernis over de roze-blauwe speelgoedscheiding groeien. ‘Ik zou graag denken dat we een soort kantelpunt aan het bereiken zijn, nu het genderonderscheid bij kinderspeelgoed zo extreem is.’ Maar verandering zal niet zomaar komen, denkt ze. De strijd tegen de genderkloof in speelgoedland is onderdeel van een groter gevecht voor meer gelijkwaardigheid tussen de seksen. Maar het bestrijden stereotypen over mannen en vrouwen, en jongens en meisjes creëert het een hoop weerstand – zowel van de speelgoedindustrie als van de rest van de samenleving. En, voegt Sweet eraan toe, laten we niet vergeten dat jongere generaties dus zijn opgegroeid met al dit gendergebaseerde speelgoed, en dat ze dit zien als iets natuurlijks. ‘Dus hoewel ik goede hoop heb dat de speelgoedkloof ontmanteld kan worden, denk ik niet dat het gemakkelijk zal gaan.’

Wie toch vandaag aan het ontmantelen wil slaan, kan ondanks de prinsessen-voor-meisjes en politie-voor-jongens misschien toch bij Playmobil slagen. Zij durven het aan de stereotypen wat uit te dagen en hebben in hun collectie, naast vrouwelijke piraten en agenten ook een papa met een kinderwagen, en een vader met een baby en een aankleedkussen. ‘Kinderen kunnen mannen en vrouwen vinden in allerlei verschillende rollen’, zegt Weingart. ‘Ook een vader die de luier verschoont.’

Van Lego is helaas weinig concreets te verwachten. Zij zien het niet als taak om de genderverhoudingen wat uit te dagen, meldt Trangbæk. ‘We zien het niet als onze rol om te zeggen: je moet met dit spelen, of met dat.’ Hun marketingstrategie zal dan ook niet noemenswaardig veranderen. Olivia blijft een meisje met een minirokje, lipgloss en borstjes, en reguliere Lego blijft vooral een jongetjesding. ‘Al is het mooie van Lego is natuurlijk wel dat je alles zelf kunt vormgeven’, zegt Trangbæk. Ter illustratie mailt hij een plaatje van een, toegegeven, bijzonder fraaie raket, geheel gebouwd met Lego Friends-blokjes. ‘En als je een vrouwelijke astronaut wilt, dan neem je gewoon het mannelijke figuurtje en geef je hem meisjeshaar?’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Meestal leidt het woord ‘voetbalvrouwen’ bij mij niet tot emancipatietechnische vrolijkheid. Maar vorige week wel. Het Nederlands vrouwenelftal speelde namelijk tegen topfavoriet Duitsland, en 770.000 mensen keken er live naar op Nederland 3. Kranten maakten ruimte om over de wedstrijd te berichten – bijna alsof het over mannenvoetbal ging, behalve dan dat het bericht in deze krant kleiner was dan het dubbelverslag van een verder tamelijk oninteressante etappe in de Tour de France. Maar toch: vrouwenvoetbal werd uitgezonden, bekeken en besproken. En de dames speelden nog gelijk ook.

Voorafgaand aan dit duel las ik in de Volkskrant dat voetbal de snelst groeiende sport onder meisjes is. In 1998 waren er iets meer dan zestigduizend speelsters lid van de KNVB, nu bijna 130.000. De reden: sinds er in Nederland een profcompetitie is voor vrouwen, hebben de meiden wat te dromen.    Zoals de 14-jarige voetbalster Aïscha Daniels: ‘Later hoop ik Ajax te halen, of Oranje.’

Dat dromen is belangrijk. Vorig jaar schreef ik op deze plek over hoe er in de Indiase provincie West-Bengalen bij de dorpsraadverkiezingen zetels werden gereserveerd voor vrouwen. Nog afgezien van het feit dat dit helemaal niet leidde tot de vaak gevreesde vloedgolf van incompetente excuustruzen – integendeel – bleek dat het vrouwenquotum een extra positief effect had op Indiase meisjes. Hun ambities groeiden; ze gingen langer naar school, en besteedden minder tijd aan het huishouden. Er was iets te bereiken voor ze, nu ze niet meer tegengehouden konden worden door een glazen plafond.

Het nadeel van vrolijke dromen is dat de wereld soms zo ruw lijkt als je wakker wordt. Zoals afgelopen donderdag, toen ik tijdens het kijken van Nederland-Duitsland even keek wat er op de sociale media zoal werd gezegd over de wedstrijd. Veel was het niet, en van de mensen die het er wel over hadden, spraken de meesten niet over het spel van de oranje leeuwinnen. Wel hierover: ‘Heerlijk, lekkere wijven op het voetbalveld’. En: ‘Ruilen die vrouwen ook van shirt na de wedstrijd?’ Iemand  gaf elf redenen om naar de wedstrijd te kijken, waarvan er tien foto’s waren van speelster Anouk Hoogendijk, veelal in lingerie, of terwijl ze schaarsgekleed zat te zweten. Dat ze ook kan voetballen was pas reden elf.

Het uiterlijk van een sportvrouw doet er meer toe dan haar prestaties. En wee de vrouw die wel succesvol is maar niet beeldschoon, zo bleek uit een verzameling twitterberichten op de blog Public Shaming. Ze gingen over Marion Bartoli, en waren verstuurd op het moment dat zij glorieus Wimbledon stond te winnen van de langbenige blondine Sabine Lisicki. Een bloemlezing: ‘Iemand die zo lelijk is als Bartoli verdient het niet om te winnen.’ ‘Marion Bartoli is een vette lelijke stinkende kleine slet.’ ‘Bartoli jij dik lesbisch uitziend stuk stront, laat Lisicki winnen godverdomme.’ En dit zijn niet drie spelden in de digitale hooiberg. Er waren honderden van dit soort tweets. Zelfs de BBC-commentator merkte op dat Bartoli niet moeders mooiste was. Waarop zij antwoordde dat ze nooit had gedroomd van een carrière als supermodel. Maar wel over het winnen van Wimbledon.

Dat is een dapper van Bartoli, want we leven in tijden waarin meisjes van jongs af aan wordt ingeprent dat hun uiterlijk is wat telt. In Vrij Nederland schreef ik over de trend dat meisjesspeelgoed tegenwoordig sexy moet zijn. Lego-poppetjes voor meisjes van zes jaar hebben borstjes. Van roze blokjes kun je een schoonheidssalon bouwen. My little ponies hebben sexy lange benen en opgemaakte ogen. Speelgoedwinkels hebben een meisjeshoek vol make-up.

Geen voetbal is er te bekennen. Maar wat hoop ik dat de al die KNVB-meiden toch blijven dromen van eer en glorie bij Ajax en Oranje.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Er zijn mensen die medelijden hebben met Heleen Mees. Die geld willen inzamelen om haar borgsom te betalen, zodat ze de gevangenis kan verlaten waar het New Yorkse OM haar in heeft gestopt op verdenking van stalking en seksuele intimidatie. Opzij-hoofdredacteur Margriet van der Linden sprak op twitter van ‘poor Heleen’.

Het heeft natuurlijk ook iets tragisch. Zo heb je een gepassioneerde affaire met topeconoom Willem Buiter, en zo ben je de afgewezen geliefde. En niet alleen dat: je bent onmachtig om je gierende vurigheid een halt toe te roepen, en de hele wereld is er getuige van.

Die wereld bestaat bovendien niet enkel uit medelijdende toeschouwers. Er is ook leedvermaak. Mensen die ervan genieten een sterke vrouw te zien vallen. Die Mees wegzetten als een gestoord wijf, waar geen zinnig man ooit zijn jongeheer in had moeten hangen. Of als hoer, zoals Jan Dijkgraaf, die op zijn blog stelde dat ze de negentien jaar oudere econoom neukte omdat hij haar kon helpen promoveren.

Hoer, gek, slachtoffer. Alledrie typeringen die duidelijk maken dat deze zaak boven alles draait om gender.

Bij wijze van experiment heb ik gisteren geprobeerd de berichtgeving rondom Mees met andere ogen te lezen. Alsof het niet over Heleen ging, maar over Henk. Henk Mees, invloedrijk Nederlander in New York, ex-minnaar van de prominente wetenschapper en gezinshebbende Wanda Buiter. Nadat zij de relatie verbrak kon Henk haar niet loslaten. Daarbij overschreed hij elke denkbare hartzeergrens. Meer dan duizend mails stuurde hij haar, met subtiele doodswensen (afbeeldingen van dode vogeltjes), minder subtiele doodswensen (‘Ik hoop dat je vliegtuig neerstort’) en seksuele intimidatie (foto’s waarop Henk zich aftrekt). Maar daar stopt Henk niet. Hij benadert Wanda’s gezin, richt zich tot haar man en zelfs haar kinderen. Zij vraagt hem te stoppen, maar hij laat zich nu door niets en niemand meer tegenhouden. Pas als het OM ingrijpt heeft Wanda eindelijk rust.

Zou Van der Linden over ‘arme Henk’ hebben getwitterd? Zou Dijkgraaf hebben geconcludeerd dat Henk met Wanda vree om er een academische titel te verkrijgen?

Ik denk het niet. Want Henk Mees was één van de zovelen geweest. Stalking is nogal een mannenmisdaad. Van de daders is tachtig tot negentig procent vent. Dus is Henk geen uitzondering. Alweer een man die seksueel intimideert. Alweer een man die niet weet wat het woord ‘nee’ betekent. Alweer een man die een vrouw te stuipen op het lijf jaagt. Zoals schrijver Margareth Atwood zei: ‘Mannen zijn bang dat vrouwen ze zullen uitlachen. Vrouwen zijn bang dat mannen ze zullen vermoorden.’

Die uitspraak legt meteen de ironie van de zaak Heleen Mees bloot. Aan de ene kant wordt ze verdacht van een misdrijf waaraan vooral mannen zich schuldig maken. Ergens is dat heel geëmancipeerd van haar: ze liet zich door haar gebrek aan Y-chromosoom niet tegenhouden om seksueel te intimideren. Hiermee is ze onderdeel van een trend: er komen steeds meer vrouwelijke zedendelinquenten.

Aan de andere kant laten de reacties zien dat de samenleving nog lang niet klaar is voor vrouwen die op dezelfde manier over de schreef gaan als mannen. Het idee dat de vrouw bij een zedendelict vrijwel altijd het slachtoffer is zit heel erg diep. De mensen die daar niet aan willen, geven maar weinig alternatieve lezingen ten beste, die nog bijzonder stereotiep zijn ook: ze is een hoer, of een gek.

En dat terwijl de conclusie eigenlijk zo voor de hand ligt: vrouwen zijn net mannen. Ten goede, maar ook ten kwade. En zo maakte Heleen Mees, zelfs terwijl ze de wet overschreed, toch nog een feministisch punt.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Mijn oudste dochter is lesbisch. Sinds ze bijna twee jaar geleden de wondere wereld van het basisonderwijs betrad, hebben haar kleuterverliefdheden zich enkel gericht op meisjes. Ze was dagen van slag toen haar oogappel Lyanne van school ging, vertelde opgetogen hoe Louise in haar oor had gefluisterd van ‘ik ook op jou’, en is vastbesloten om te gaan trouwen met Anne. Ze heeft me zelfs al gevraagd hoe je, bij gebrek aan manlief, aan de zaadjes komt om een baby mee te maken. (Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid.) Conservatieve klasgenootjes die haar vertellen dat je als meisje op jongens hoort te vallen, worden getrakteerd op een trotse verhandeling over het homohuwelijk, en hoe je zelf mag weten op wie je verliefd wordt.

Dit weerhoudt BSO-leidsters, juffen en andere loslopende volwassenen er echter niet van plompverloren aan te nemen dat haar lesbische gevoelens tijdelijk zijn. Wanneer een en ander ter sprake komt is er doorgaans een meewarige blik, gevolgd door een goedbedoelde opmerking als: ‘Maak je geen zorgen, hoor. Als ze eenmaal in de puberteit komt, zul je zien, dan valt ze gewoon weer op jongens.’

Nou heb ik me nooit bezorgd gevoeld over mijn dochters liefdesvoorkeuren. Maar waar ik me wel zorgen over maak is het reflexmatige gemak waarmee homoseksualiteit wordt weggestopt. En niet alleen in kleuterschoolkringen, maar in de hele maatschappij. Een lezeres van deze krant stuurde me vorige week een geïrriteerde e-mail naar aanleiding van mijn column over al dan niet lustige vrouwen: ‘Wat jammer nou weer dat LESBISCHE vrouwen niet lijken te bestaan!!!!!’ Nou had ik daar wel wat redenen voor: medisch lustonderzoek wordt vrijwel altijd onder heteroseksuele vrouwen gedaan, de sociale norm om desnoods tegen heug en meug te vrijen en het stereotype dat mannen meer seksuele trek hebben dan vrouwen doen vooral opgeld in heteroland. Maar toch, een hand in eigen boezem is nodig. Heteronormatief was het wel.

Zo zelden kom je lesbiennes of homo’s gewoon eens per ongeluk ergens tegen, zonder dat hun seksuele oriëntatie onderwerp van gesprek is. Een Trouw-artikel over relatietherapie anderhalve week geleden: alleen hetero’s. Beeldmateriaal in kranten en tijdschriften: slechts sporadisch zomaar eens twee verliefde mannen of vrouwen. Vakantiefolders: foto’s van gelukkige gezinnen te over, maar nooit eens met twee papa’s of twee mama’s. De enige uitzondering die me recent opviel was – toevallig – mijn eigen artikel van afgelopen zaterdag, waarin ik de levenslustige Eline interviewde over vooral haar leven en ook nog hoe ze ooit verkracht was. Dat ze lesbisch is, heb ik terloops vermeld maar verder niet tot onderwerp van het stuk gemaakt. Waarom ook; het is zoiets vanzelfsprekends, en er waren talloze interessantere dingen over Eline te melden dan dat het tamelijk willekeurige feit dat haar lief een vrouw is.

En zo zou het eigenlijk altijd moeten zijn. Sinds ik een lesbische dochter heb kan de homo-emancipatie me niet snel genoeg gaan, en die emancipatie is pas voltooid op het moment dat iemands seksuele oriëntatie compleet onopmerkelijk is. Dat iemand zegt: ‘Ik ben homo’, en de aanwezigen collectief de schouders ophalen over deze volstrekte non-informatie. Maar helaas: zo ver zijn we nog lang niet.

Naschrift: op deze column kwamen heel erg veel reacties. Ik schreef daarop een vervolgcolumn (hieronder) en een blogpost (link hier)

Vervolgcolumn: Het is verbazingwekkend hoeveel ongemak een lesbische kleuter kan veroorzaken

Dit is hoe het ging. Mijn dochter en ik keken naar de jeugdserie Spangas. Charley en Odette kusten elkaar, en vroegen zich vervolgens af hoe mensen zouden reageren op hun lesbische verkering. Waarop mijn dochter vroeg: ‘Mama, wat betekent lesbisch?’ En ik zei: ‘Dat je als meisje verliefd wordt op andere meisjes.’ Zij: ‘Oh, dan ben ik ook lesbisch, want ik ben altijd verliefd op Anne!’ (Mijn dochter is net de regering uit George Orwell’s boek 1984; ze is nu verliefd op Anne, dus was ze altijd verliefd op Anne.)

Het is verbazingwekkend hoeveel ongemak een lesbische kleuter kan veroorzaken. Voor de duidelijkheid dan maar: er was geen – ik herhaal: géén – complot van mijn kant om mijn dochter lesbische gevoelens aan te praten zodat ik goede homosier kon maken in de krant, de suggesties van  vele twitteraars, mailers en natuurlijk de immer genuanceerde vrinden van GeenStijl ten spijt. Evenmin stop ik mijn meid in een hokje waar ze van mij niet meer uit mag. Als ze over acht jaar thuiskomt met Herman of Ibrahim, dan beloof ik plechtig niet eens mijn wenkbrauwen op te trekken.

Maar veel belangrijk dat dit stukje keukentafeltoelichting zijn de misverstanden die ik tegenkwam over homoseksualiteit. Zo schijnt het rare idee te bestaan dat oriëntatie enkel en alleen gaat over seks, en dat kinderen er daarom dus nog geen hebben.

Niets is minder waar. Volgens de heersende wetenschappelijke theorie ontstaat homoseksualiteit voor de geboorte, onder invloed van de testosteron die rondwaart in de baarmoeder op het moment dat enkele beslissende hersengebiedjes worden aangelegd. Dit is beslist niet het hele verhaal, maar wel een belangrijk deel ervan: er is vaak een aangeboren factor.

Veel homo’s en lesbiennes die ik spreek – en dat zijn er nogal wat, aangezien ik al een paar jaar bezig ben met een boek over het onderwerp – vertellen me dan ook dat ze hun hele leven al hebben geweten hoe de vork in de spreekwoordelijke steel zat. Dat ze op de kleuterschool al verliefd waren op klasgenootjes van hetzelfde geslacht. Nee, dat heeft nog niets met seks te maken. Maar homo’s zijn net hetero’s: de eerste schreden op het relatiepad hebben vaak meer te maken met vlinders in je buik dan met vlinders in je kruis.

Rest de vraag wat je hier als ouder nou mee moet. Het serieus nemen? Net zo serieus als de veel minder bewuste, haast automatische aanname dat kindlief wel ‘gewoon hetero’ zal zijn? Of moet je doen alsof er niets aan de hand is, het wegwuiven, meegaan in de gedachte dat deze kleuterhomoseksualiteit wel van tijdelijke aard zal zijn?

Ik wil dat laatste niet doen. En wel hierom: hoewel veel hetero’s lijken te denken dat uit de kast komen een noodzakelijk slotstuk is van een zoektocht naar de eigen seksuele identiteit, iets waar een kind récht op heeft zelfs, is dit een enorme misvatting. Het tegendeel is waar: een coming out is vaak moeilijk, soms zelfs traumatiserend. Niet-hetero’s schreven me hoe fijn ze het als kind hadden gevonden als hun ouders niet hadden geprobeerd hun oriëntatie onder het karpet te schoffelen, maar gewoon hadden geaccepteerd. Als ik mijn dochter die pijn kan besparen door nu luid, duidelijk en onbeschaamd haar lesbische kant te omarmen, doe ik dat. Niet uit politiek correctheid. Maar uit liefde.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.