De politiecellen in Apeldoorn blijken een onverwacht goede akoestiek te hebben, ontdekte ik een paar weken geleden. Eerder die dag had ik samen met andere klimaatactivisten van Extinction Rebellion de lobby van het plaatselijke ING-kantoor bezet. Agenten hadden gevraagd of we wilden weggaan. ‘Natuurlijk’, zeiden wij, ‘zodra de CEO aankondigt dat de bank meteen stopt met het financieren van de fossiele industrie.’ Dat vonden ze niet goed, dus moesten we mee naar het bureau, waar ik in de spirit van Johan Cruijff – elk nadeel heb zijn voordeel – een liedje van de Dixie Chicks zong, over hoe we een voorbeeld zijn voor onze kinderen.
‘And I hope’, zong ik, ‘for more love, more joy and laughter / I hope, you’ll have more than you’ll ever need / I hope, you’ll have more happy ever afters / I hope, you can live more fearlessly / And you can lose all your pain and misery / I hope, I hope’. Ik hoop dat mijn kinderen een leven zullen hebben vol liefde en plezier, zonder angst en pijn.
Er zijn momenten dat die kans klein lijkt. Klimaatrampen en -ellende waren ooit zelden nieuws, toen af en toe, en inmiddels elke dag; bosbranden, droogtes, overstromingen, orkanen, honger, dood. Maar wanneer vrienden of lezers me vragen waarom ik het doe – lobby’s bezetten, de A12 blokkeren – dan is mijn antwoord altijd: omdat ik nog hoop heb.
Om te beginnen: een kleine kans is ook een kans. En activisme is altijd een gok. Het is een manier om te wedden op de toekomst, schrijft historica Rebecca Solnit in haar boekje Hope in the dark. Want dit is de crux: we weten niet wat er zal gebeuren. En die onzekerheid biedt ruimte om te handelen. Optimisten weten zeker dat het allemaal goed komt, zonder dat ze zich daarvoor hoeven inspannen, betoogt Solnit, en pessimisten weten even zeker dat we gedoemd zijn; beiden hebben voor zichzelf een excuus om niets te hoeven doen.
Maar de geschiedenis leert ons twee dingen: de tijden veranderen voortdurend en de strijd van activisten kan wel degelijk verschil maken. Burgers hebben superkrachten, stelt Solnit, en keer op keer zijn hun geweldloze acties krachtiger gebleken dan de onwil van overheden of grote bedrijven. Keer op keer hebben vastberadenheid, eenheid, opoffering, vindingrijkheid, geduld en moed het gewonnen van de staat en het grote geld.
Boven mijn bureau hangt een briefje met een citaat van schrijver Alice Walker: ‘De meest gebruikelijke manier waarop mensen hun macht weggeven is door te denken dat ze geen macht hebben.’ Ik kijk daarnaar wanneer mensen me vertellen dat activisme zinloos is. En ik denk aan alle helden die bleven geloven in hun macht: de suffragettes, de burgerrechtenactivisten, de anti-racistische strijders, de voorvechters voor homo- en transrechten. Iedereen die ooit opstond tegen onrecht en onderdrukking en zei: de manier waarop we nu leven is ondraaglijk en onhoudbaar, en voel in mijn botten dat het beter kan.
Over elke strijd is op een zeker punt gezegd dat het belachelijk of zinloos was, schrijft Solnit. Verzet wordt meestal pas populair wanneer het ver weg is, of lang geleden, of idealiter allebei. Maar rebelleren is geen populariteitswedstrijd. Het is iets dat je doet uit noodzaak en liefde voor het leven.
Doet dus, want, schrijft Solnit: hoop is geen lot waarmee je op de bank gaat zitten omdat je voelt dat je de loterij zult winnen. ‘Hoop is een bijl waarmee je in een noodgeval de deur inslaat.’ Hoop moet je de deur uitduwen. ‘Hoop roept op tot actie; actie is onmogelijk zonder hoop’, stelt ze. ‘Door te hopen geef je jezelf aan de toekomst.’
Alice Walker zei: ‘Activisme is de huur die ik betaal voor leven op de planeet.’ En die planeet heeft ons nodig. Onze kinderen hebben ons nodig. De toekomst heeft ons nodig. Dus demonstreer. Bezet. Blokkeer. Spreek je uit. Sta op voor je idealen. Strijd voor een betere wereld. En als iemand je vraagt waarom je dat doet, zeg dan: omdat ik hoop heb. Ik hoop, ik hoop.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.