dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Van verkiezingsdag hadden we in huize Ten Broeke een feestje gemaakt. We stemden, we aten taart. Ik schreef op Facebook: ‘Vandaag kan het. De revolutie zou kunnen uitbreken, niet met geweld, maar vreedzaam, stembiljet na stembiljet. Mensen zouden het rode potlood kunnen oppakken en alleen nog maar liefde en hoop kunnen voelen, geen angst of hebzucht of egoïsme. Ik ben nergens meer bang voor, zouden ze kunnen denken: laat ik stemmen op een partij die groots en meeslepend durft te dromen van een betere, groenere, eerlijker en rechtvaardiger wereld.’ Ik wandelde in de natuur; het rook naar ontluikende lente, de zon scheen terwijl ik Imagine van John Lennon neuriede – you may say I’m a dreamer, but I’m not the only one.

Ik wist best dat ik mezelf voor het lapje hield. Dat was een bewuste keuze. Het is een zware tijd geweest, van geklooi met coronavaccins, een halfbakken lockdown, versoepelingen terwijl de besmettingscijfers oplopen. Ik dreigde neerslachtig en cynisch te worden, dus bouwde ik voor mezelf een dag vol hoop en vertrouwen in. Vol vrolijke lichtheid. Soms moet je zelf de slingers ophangen.

Een dag later is er de kater van gewoon weer wakker worden in precies hetzelfde land als de afgelopen jaren, maar dan net weer een tandje schraler en onverdraaglijker. Mark Rutte, onze teflonpremier aan wie niets blijft plakken, heeft de VVD wederom naar de winst gegrijnsd. Hij hoefde er nauwelijks iets voor te doen: een snufje semi-oprecht berouw over de toeslagenaffaire, gevolgd door de lachende (maar onjuiste) vaststelling dat er ook veel goed is gegaan. Dat ons coronabeleid een puinhoop is, werd hem nauwelijks voor de voeten gegooid. Dat zijn klimaatplannen schrijnend tekortschieten, daar danste hij omheen.

En dat er onder zijn verantwoordelijkheid vluchtelingen op de Griekse eilanden leven in de diepste ellende, in vieze, overstromende kampen waar baby’s door de ratten worden gebeten? Daar feliciteerde Rutte zichzelf mee. Hij voerde het zelfs aan als reden om niet op de PVV maar op de VVD te stemmen: Wilders kon er enkel verwoed over twitteren, hij kon dit beleid ook echt uitvoeren. Zoals Jan Postma opmerkte op Twitter: ‘Dat je pitch twee dagen voor de verkiezingen is: stem niet op de fascist want hij levert niet en ik wel.’

Zo kom je in ons land dus aan de winst: zo hard naar rechts leunen dat je bruin ziet. En niet alleen de VVD. Volgens de voorlopige verkiezingsuitslag – terwijl ik dit schrijf, op donderdagochtend – komen er straks 29 fascisten in de Tweede Kamer. 17 voor de PVV, met hun plannen voor een ministerie van de-islamisering en het ontzeggen van allerlei grondrechten aan moslims. 4 voor JA21, een partij van mensen die zich enthousiast bij Baudet voegden nadat hij al uitgebreid had gesproken over homeopathische verdunning en een dominant blank Europa, en vervolgens in een ietsiepietsie nettere verpakking voor zichzelf begonnen.

En 8 voor het Forum voor Democratie zelf; een verviervoudiging voor de partij die al nooit stiekem was over haar fascisme, maar waar het racisme en antisemitisme de afgelopen maanden wel heel schaamteloos tegen de plinten klotste. Iets dat inmiddels alweer zo genormaliseerd is dat de analyse van de NOS op verkiezingsavond luidde: ‘Als je zag in welke crisis ze zaten, is dat toch een hele prestatie.’

De winst van D66 zou tegenwicht moeten bieden aan dit rechtse geweld. Maar ik ben daar niet gerust op. Want laten we eerlijk zijn: D66 is het meegaande midden. Ze drukken zelden ergens echt een stempel op, zodat je, als het formatiepuntje bij het VVD-paaltje komt, meestal geen bal aan ze hebt, behalve misschien als je euthanasie wilt. En er is niemand om ze bij de les te houden, want de linkse oppositie is als een oude soufflé in elkaar gezakt.

En toch vertik ik het om mijn slingers weer op te bergen. Cynisch en somber worden kan altijd nog, dus ik houd mijn blik gericht op dat ene lichtpuntje in de verkiezingsuitslag: de zetel voor BIJ1. Een idealistische partij die juist antiracistisch is, waar rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid bovenaan staan. Het lijkt er nu op dat het deze keer gaat lukken. En dat geef me moed. Want elke weg begint met één stap. En ik geloof dat één idealist meer waard is dan duizend fascisten. Zeker als er achter die idealist tienduizenden hoopvolle, strijdbare mensen staan. You may say I’m a dreamer, but I’m not the only one.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ondanks de voorspelbare debatten met tandeloze stellingen en voorgekookte semi-snedigheden, ondanks de belegen politici die strooien met mooie beloftes die ze straks weer zullen inruilen voor een plekje op het pluche, ondanks dat houd ik van verkiezingstijd. Het is de belofte ervan, denk ik; de hoopvolle verwachting dat het tij kan keren, dat de revolutie binnen handbereik zou kunnen zijn. Verkiezingstijd is als lopen op een groot station wanneer de omroeper meldt dat de trein naar Parijs zal vertrekken vanaf spoor 14; het gevoel in je buik wanneer je beseft dat je niet per se naar huis hoeft te gaan; je zou vanavond ook langs de Seine kunnen lopen. Je doet het misschien niet, maar het kán. De mogelijkheid is er.

Het gevaar is dat de verkiezingen vooral over corona zullen gaan. De VVD lijkt daar zelfs op te mikken: tussen het RTL-debat door zag ik spotjes met zogenaamd gewone mensen die zogenaamd spontaan vertellen dat ze op Mark Rutte gaan stemmen want ‘ja, hij doet het toch maar’. En: ‘Omdat het einde van de coronacrisis nog niet in zicht is, en dan mag ie het afmaken ook.’ Gelukkig blijkt uit een peiling van EenVandaag dat kiezers slimmer zijn dan dat. Bijna 70 procent van het panel vindt dat het te weinig gaat over Nederland na de coronacrisis. ‘Klimaat, milieu en duurzaamheid’ is na gezondheidszorg het belangrijkste thema; voor jongeren staat het zelfs op 1.

In dat licht is het aardig om eens te kijken wat Mark-hij-doet-het-toch-maar-Rutte in het decennium dat hij met zijn kabinetten aan de macht was allemaal voor de bakker heeft gekregen. Milieudefensie kwam, attent, met een rapport. Onze natuur staat er slecht voor en onze CO2-uitstoot daalt te traag. De energievoorziening bestaat nog steeds voor zo’n 90 procent uit kolen, aardgas en aardolie – net als tien jaar geleden. Slechts 3 procent van de belastingen wordt gehaald bij vervuilers – net als tien jaar geleden. De staat geeft grote bedrijven jaarlijks minstens 3 tot 5 miljard euro subsidie op fossiel brandstofgebruik – net als tien jaar geleden.

Er is een oppervlakte van drie keer Nederland nodig voor al onze consumptie – net als tien jaar geleden. Onze stikstofuitstoot is superhoog, onder meer door ammoniak, want dat spul zit in mest en we hebben per hectare de grootste kakkende veestapel ter wereld – net als tien jaar geleden. Het aantal boerenlandvogels en vlinders is aan het dalen – net als … Afijn.

En ook buiten Nederland gaat het niet zo fluks. ‘Negen miljoen mensen sterven jaarlijks vroegtijdig door milieuvervuiling, een op de acht plant- en diersoorten dreigt uit te sterven en de opwarming van de planeet zal met de huidige trend maar liefst 3 graden bedragen aan het einde van de eeuw’, zo vatte Trouw een VN-milieurapport samen. ‘2021 moet het jaar worden waarin de mensheid zich verzoent met de natuur’, zei de secretaris-generaal van de VN eerder, tijdens een klimaattop in Parijs. ‘Tot nu toe zijn we de planeet aan het verwoesten. We hebben haar misbruikt alsof we een reserve hebben.’

Dit jaar staan er twee grote conventies gepland: over biodiversiteit in Kunming en een klimaattop in Glasgow. Daar moet het roer om, van het Grote Plunderen naar het Grote Herstel. Niet alleen moeten we nu écht-echt onze CO2-uitstoot fors terugdringen en bestaande natuur beschermen, maar, zo schrijft Graham Lawton in de New Scientist, we moeten verder gaan en op grote schaal natuur maken. Voor ons land betekent dit vooral dat we landbouwgrond laten verwilderen of liefdevol restaureren met inheemse planten, herstelde waterlopen en de herintroductie van wilde dieren.

Dit zijn de betere revoluties. Minder vee, meer bos. Minder koeien, meer bloemen. Minder gebouwen, meer beekjes. Minder vervuilen, meer bloeien. En het is nog goed voor de economie ook, stelt Lawson. Voor elke dollar die je uitgeeft aan het opkalefateren van een zielig ecosysteem krijg je er 10 terug, met name omdat natuur dingen levert die anders geld kosten, zoals schoner water en dito lucht, gewasbestuiving en CO2-opslag. Extragratisbonus is dat we dan in een land zullen wonen vol groen en wildernis om in te fietsen en wandelen, zodat we op mooie zondagen niet meer in polonaise door het bos hoeven te schuifelen.

Dit is het jaar, dit is het moment om de belofte daarvan in je buik te voelen. Om de opwinding te proeven. Om de revolutie te ruiken. En dan te gaan stemmen. Want het is nu niet aan Mark-dan-mag-ie-het-afmaken-ook-Rutte. Het is aan ons.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘De pandemie zet mensen tegen elkaar op’, schreef Daniela Hooghiemstra in haar column. Een intrigerende zin, vond ik, vooral omdat ze de pandemie handelend opvoerde; als iets met een eigen wil, een eigen macht over mensen. Ik proefde er bijna een wetmatigheid in: dat effect heeft deze crisis nou eenmaal op ons.

Natuurlijk zie ik het ook. Op sociale media en in het nieuws staan groepen hard tegenover elkaar. Er is een generatieconflict, waarbij een beetje door maar vooral uit naam van jonge mensen wordt gepleit voor minder coronamaatregelen, want onze kadetjes hebben het psychisch zwaar. Dat vonden ouderen en zieken niet zo’n kek plan, onder het mom van: joe, maar wij willen liever nog niet dood. Waarop weer anderen kwamen mopperen dat veiligheid niet bestaat; wanneer accepteren wij (lees: zij) nou eens dat sterven gewoon bij het leven hoort? Oh, en bijna iedereen was boos op de dikke mensen die dadelijk al het vaccin krijgen: vetzakken die een leven lang friet hebben gevroten en nu worden beloond voor slecht gedrag.

Maar is dit wie we zijn? Is dit wat een pandemie bijna onherroepelijk met ons doet? Ik vraag het me af. Het nieuws is immers geen afspiegeling van de dagelijkse realiteit; het meldt vooral conflict en ophef. En Twitter is van alles, maar ook een open riool waar klapharken voor de lol hun vuigste mening inkakken, en dus niet de echte wereld.

Ik moest denken aan het boek A paradise built in hell van Rebecca Solnit, waarin ze betoogt dat veruit de meeste mensen op een ramp of grote crisis reageren met altruïsme en solidariteit. Ze helpen geliefden, buren, vreemden. Ze vertelt over een grote aardbeving in San Francisco: de stroom viel uit, er waren naschokken, maar mensen kookten op straat hun ontdooiende vriezer leeg, voor zichzelf en wie het nodig had. We hebben geen woord voor het gevoel van dat moment, schrijft ze, waarin ‘het prachtige is gewikkeld in het verschrikkelijke, vreugde in smart, moed in angst.’ Maar het bestaat wel.

Ik herinner me dit van de eerste lockdown. Wie in zelfisolatie moest, kon via #coronahulp iemand vinden die boodschappen ging doen. Naaisters maakten mondmaskers en gaven die gratis weg aan mensen die weinig te makken hadden. En, zoals Solnit opmerkte in een Guardian-essay: thuisblijven is ook een solidaire daad. Het is een vorm van onzelfzuchtige gulheid om je contacten te beperken: je gunt anderen er betere overlevingskansen mee.

De grootste vijand van deze vreemde maar positieve droefblijdschap is misschien wel het neoliberale idee van ‘het nieuwe normaal’. Clarice Gargard schreef erover: ‘We zitten al bijna een jaar in ongekende crisis, maar toch lijken we als vanouds te moeten functioneren.’ Bazen, opdrachtgevers en leraren verwachten dat wij en onze kinderen presteren alsof er weinig meer aan de hand is. Eendracht is ingeruild voor eenzame stress aan je keukentafel.

Wat rest is de spanning; smart zonder vreugde. Het duurt lang. Het is zwaar. Je kinderen lachen minder. Zelfisolatie is inmiddels bijna ondraaglijk. Iedereen heeft een soort vooruitgeworpen heimwee naar het einde van pandemie.

Maar tegelijkertijd zijn we dezelfde mensen als tijdens de eerste lockdown. De meeste initiatieven van toen bestaan nog. Mensen doen nog steeds boodschappen voor kwetsbaren. Helpen gezinnen die nieuw zijn in Nederland met thuisonderwijs. Doen buiten bewegingsoefeningen met ouderen. Zijn een maatje voor wie teveel alleen is.

Een van de akeliger gevolgen van leven in een neoliberale maatschappij is dat collectieve problemen tot individueel issue worden gemaakt; eigen verantwoordelijkheid, iets dat je zelf moet oplossen, ook al is dat helemaal niet mogelijk. Dit gebeurt ook nu: veel mensen worstelen zich solo de pandemie door, en als dat logischerwijs niet superpuik gaat en de frustratie oploopt, nemen ze anderen de maat. Maar we moeten ons niet tegen elkaar laten uitspelen. Jong of oud, ziek of gezond, we hebben een gedeeld belang bij beter beleid: meer testen, grondiger indammen, sneller de kwetsbaren vaccineren.

Beliefs matter, schrijft Solnit. En dit is wat ik geloof: er is meer wat ons bindt dan wat ons scheidt. Er zijn meer helpers dan relschoppers, er is meer hoop dan conflict. We zijn goede mensen. We zijn taai en gul en we geven om elkaar. En op een dag, snel al, zullen we tegen elkaar zeggen: het is voorbij. Het was moeilijk, maar we zijn er nog. En dat hebben we samen gedaan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

De laatste tijd denk ik vaak aan de kikker van Al Gore. In de film An inconvenient truth, vijftien jaar oud alweer, vertelt hij dat een kikker die onverhoopt een pan kokend water inhupst, er onmiddellijk weer uit springt, omdat hij weet dat hij in gevaar is. Maar wanneer precies dezelfde kikker in een pan terechtkomt met lauw water dat langzaam aan de kook wordt gebracht, blijft hij zitten, zelfs als de temperatuur hoog oploopt. Het is natuurlijk een metafoor: wij zijn de kikker, de pan is de aarde. Wat Gore wil zeggen, is dat er iets schort aan hoe we nadenken over klimaatverandering. We reageren niet of nauwelijks, omdat het proces te langzaam gaat.

Het zijn de kikkers die Gore met deze metafoor tekort doet. Die blijken namelijk wel degelijk uit de pan te springen wanneer het water oncomfortabel heet wordt. Of mensen zo snugger zijn, valt nog te bezien. Een populaire theorie schrijft ons gebrek aan actie in de klimaatcrisis toe aan een onwillig oerbrein, dat geëvolueerd is om vooral op onmiddellijke onraad te reageren, niet op zaken die hachelijk zijn voor anderen, elders, in de toekomst.

Inmiddels moge duidelijk zijn dat deze theorie een probleempje heeft: de klimaatcrisis is niet langer iets van elders en ooit; het is hier en nu. IJskappen smelten in recordtempo. Weersomstandigheden waaronder gigantische, verwoestende bosbranden mogelijk zijn, komen vaker voor. In een artikel over het werk van fotograaf Kadir van Lohuizen is te zien hoe er op Kiribati niet meer is tussen de zee en de huizen dan zandzakken en boomstronken. Dichterbij: langdurige droogtes en hittegolven die vroeger vrijwel onmogelijk waren.

En wat doen we aan deze nijpende kwestie? Wat doen onze leiders? Ze hikken tegen toch al niet hemelbestormende klimaatdoelen aan, eikelen wat in de marge met een subsidietje hier en daar, en organiseren een internationale top, niet over hoe we alles op alles kunnen zetten om het tij alsnog te keren, maar over adaptatie; over aanpassing aan de opwarming van de aarde, niet over het voorkomen daarvan. Een top over dweilen met de gletsjer open.

‘Je vraagt je af: hoe werkt ons brein?’, zegt Van Lohuizen. Maar is dat de juiste vraag? Hoogleraar psychologie Michael Schmitt en zijn collega’s denken van niet. Het is te beperkt, stellen ze, om het gebrek aan klimaatactie enkel te wijten aan een onbehulpzame psyche. Zo verdonkeremaan je andere belangrijke factoren; sociale en economische structuren, de machtskwestie. Om iets te noemen: er zijn talloze mensen – klimaatactivisten, inheemse actievoerders – wier hersenen heel prima in staat zijn om klimaatgevaar te zien en in verzet te komen. Maar zij hebben in een kapitalistische wereld weinig macht; minder dan, zeg, bedrijven die superrijk worden van de verwoesting van de planeet en dus belang hebben bij de status quo.

Het probleem is niet dat wij kikkers zijn; het is dat we kikkers zijn in een kapitalistische samenleving, waar geld te verdienen valt aan het opwarmen van de pan.

In dat licht is het bijna cynisch dat premier Rutte de wereldleiders op de adaptatietop voorhield dat er dik te verdienen is aan klimaataanpassingen; een investering van 1,8 biljoen dollar kan in tien jaar meer dan 7 biljoen kan opleveren, spiegelde hij voor. Dit zit me dwars. Natuurlijk is aanpassing ook nodig; we hebben zelfs de morele plicht zulks voor armere landen te betalen, want zij hebben dit probleem niet veroorzaakt.

Maar wat als iemand straks roept dat álle aandacht naar adaptatie moet gaan, en de focus zodanig verschuift dat onze leiders de lust en moed verliezen om de uitstoot van broeikasgassen drastisch terug te brengen? Wat als ze ontdekken dat dweilen met de kraan open verdraaid lucratief is? Jammer voor de mensen in Bangladesh of Mozambique, maar goed voor BV Nederland? Wat als er straks nóg meer rijke lui zijn die er baat bij hebben om de opwarming juist niet te stoppen? Wat als onze leiders ons van dralen naar schoorvoeten zo de berustende acceptatie inrommelen: ach ja, de aarde warmt op, tja, nou, niks meer aan te doen. Wil er iemand nog een kekke nieuwe dijk kopen?

Theoretisch gezien is het natuurlijk mogelijk dat Rutte ons eens niet teleurstelt. Of dat groene idealen het groots en meeslepend winnen van de kapitalistische belangen van rijke mensen en machtige bedrijven. Mocht het echter anders lopen, onthoud dan: wij zijn misschien de kikkers – maar het is verdorie ónze pan.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Ik zit op mijn dak, in de hoop dat ik hier meer lucht krijg, omdat ik meer van de lucht kan zien. Het is, uiteraard, een grauwe dag: donkergrijze wolken aan een lichtgrijze hemel. Misschien is dat beter zo; ik voel me vaak bezwaard wanneer ik me rot voel bij stralend weer.

Om de zinnen te verzetten, denk ik aan micrometeorieten. In de New Scientist las ik er voortdurend heel fijn ruimtegruis op de aarde valt; wel 100 ton per dag. Als ik het stof op mijn dak op de juiste manier zou sorteren en zeven, en de stukjes van 0,2 tot 0,4 millimeter onder een microscoop zou leggen, zou ik misschien mijn eigen kosmische minibrokjes vinden. Als ik maar lang genoeg op dit dak blijf zitten, zitten er straks piepkleine meteorieten in mijn haar.

Ik heb de lockdownblues. Al tien maanden zit ik, als risicogroeper, in zelfisolatie. In die tijd zag ik bijna niemand en ging ik bijna nergens heen: soms even naar het bos, twee nachten afgeschermd kamperen. Ik raakte sinds maart zes mensen aan: mijn dochters, mijn lief, mijn moeder, een peuter die de straat op dreigde te rennen en een oude man die was gevallen in het tuintje voor zijn aanleunwoning.

Tien maanden is lang. Ik voel me als Bilbo in In de ban van de ring: dun, uitgerekt, als boter die over teveel brood is uitgesmeerd. Elk vers beetje stress – geldzorgen; nieuwe virusvarianten; mensen met maling aan zelfs de meest zinvolle coronamaatregelen; een overheid die wel de scholen sluit, maar niet de kantoren – maakt me rauwer, totdat de spanning bijna fysiek pijn doet, als een spijkerbroek die telkens langs een schaafwond op je knie schuurt.

Ik mis mijn vrienden. Ik mis buiten lopen zonder anderhalvemeter-radar aan. Ik mis zorgeloze dagen, waarin niet alles voorzichtig en voorbedacht is. Ik mis leven zonder angst als voortdurend aanwezige achtergrondruis. Ik verwijt mezelf dat ik niet gelukkiger ben. Niet sterker. Dat ik hier op het dak zit, in plaats van dat ik iets nuttigs doe.

Het aardige van micrometeorieten is dat het geen kleine stukjes van grote meteorieten zijn. In tegenstelling tot hun forsere zussen zijn ze bij hun ontstaan, bij de geboorte van ons zonnestelsel, niet verhit geraakt. Daardoor bevatten ze vaak water en koolstofverbindingen – de bouwstenen van het leven.

Het is kennis waar ik verder niets aan heb, maar ik ben toch blij dat ik het weet. Wetenschap helpt me ontsnappen, niet alleen aan de omstandigheden, maar ook aan zelfmedelijden en ronddwalen in de eigen navel. Het heelal is altijd groter dan alles, meteorieten zijn geruststellend losgezongen van alledaagse beslommeringen.

Zo’n mentale vlucht heeft voordelen, lees ik in een mooi essay van Ianthe Sahadat over escapisme. Als je machteloos staat, zoals in deze crisis, waarin we zijn overgeleverd aan de grillen van onvoorzichtige medeburgers en een labbekakkende regering, is het goed om jezelf af te leiden. Je zou zelfs kunnen mijmeren over betere tijden. Sahadat haalt een Duitse filosoof aan die escapisme als startpunt van de revolutie zag. Door in je gedachten uit te breken, kun je dingen anders gaan zien en een mooiere wereld bij elkaar dagdromen. Ze citeert ook Tolkien: ‘Een gevangene dient toch ook niet louter te denken aan cellen en cipiers?’

Ik zit op het dak en alles doet pijn. Maar misschien is dat oké. Ik herinner me wat Mona Eltahawy schrijft in haar essay On falling apart like a feminist: het niet de bedoeling dat we ongeschonden uit deze pandemie komen. We moeten weigeren om de mensen te zijn die we voor de crisis waren. We moeten verrijzen uit de angst en chaos, niet terugkeren naar een oud normaal.

Ik probeer te fantaseren over hoe dat zal zijn. Wat zal er gebeuren als dit straks over is? Als we zeggen: we hebben het gered? Zullen we nooit meer vergeten hoe waardevol onze gezondheidszorg is? Hoe kostbaar goed onderwijs? Hoe we best even zonder volle winkelstraten konden, maar niet zonder buiten, zonder natuur? Niet zonder lucht?

Iets wat ik niet wist: micrometeorieten zijn prachtig. In de New Scientist staan foto’s: een lijkt op een tropisch eiland omringd door turquoise zee, een ander doet denken aan zonlicht, gevangen in het oog van een draak. Ik verlaat het dak, knip het plaatje uit en hang het op mijn koelkast, zodat ik dit niet vergeet: al dat moois ligt gewoon op ons te wachten. Ook als we er niet zijn. Ook als we het niet kunnen zien. Er is zoveel moois dat we nog niet kunnen zien.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Af en toe vind ik het onzin dat ik vrijwel niks kan’, schreef wetenschapsjournalist Ellen de Bruin in de NRC. Ze kreeg in maart corona en bleef maanden ziek. ‘Op een ochtend probeer ik me eruit te sporten: ik doe vijf minuten mee met het televisie-gymklasje Nederland in Beweging. Daarna ben ik dagenlang totaal kapot.’

Het is een bekend symptoom van long covid: een kleine inspanning zorgt voor uitputting. En dan is er nog het doodop zijn, hartklachten, hoofdpijn, spierpijn, geheugenissues, concentratieverlies; het gevoel dat je brein is vervangen door een pak watten, dat er over je gedachten een mist hangt die maar niet optrekt. De Bruin: ‘Op woorden komen lukt niet – we willen shampoo op onze aardbeien, vragen ons af op welke suiker een tv-programma komt – en we beginnen dagelijks zinnen tegen elkaar waarvan we meteen al niet meer weten waar die heengingen.’

Ik heb kennissen die maanden na hun besmetting nog steeds dagen moeten bijkomen van een paar uur knutselen; wandelaars die nu na 500 meter slenteren geradbraakt op een hoop gaan. Het is nog niet duidelijk om hoeveel mensen het gaat. Schattingen lopen uiteen: 1 tot 10 procent is na drie maanden nog ziek.

Oud-huisarts Alfons Olde Loohuis doet het denken aan Q-koorts, waarbij ook een klein deel van de getroffenen langdurig ziek bleef: ‘Voorheen gezonde en fitte mensen werden een schim van zichzelf.’ Anderen zien overeenkomsten tussen long covid en ME: de inspanningsintolerantie, met name, maar ook de brain fog, pijn, bekaf zijn.

En niet alleen de symptomen lijken op elkaar; veel mensen met long covid lopen ook op tegen de muur van ongeloof en miskenning die ME-patiënten zo goed kennen. ME is niet zelden een invaliderende ziekte, maar uit de standaard bloedtests en scans blijkt vaak weinig alarmerends, waarop veel artsen de gemakzuchtige conclusie hebben getrokken dat niet hun kennis hier hapert, maar de psyche van de patiënt.

Joëlle vertelde aan De Correspondent dat ze na vermoedelijke corona last hield van hartproblemen. Er is geen test voor long covid; ze kwam terecht bij een fysiotherapeut die gespecialiseerd is in psychosomatische klachten. Die zei haar dat het een kwestie was van de knop omzetten. Een internist zei dat ze vast onbewust last had van stress. Zelf benadrukt ze dat ze psychisch altijd stabiel is geweest.

Het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde had een decembernummer over hypes. ME staat op de cover, onder de naam ‘chronische-vermoeidheidssyndroom’, als oude hype. Bij 2021 staat: ‘Aanhoudende covid-19-gerelateerde klachten?’ Een laf vraagteken, want de toon is gezet: het is niks, niet echt, het zal overwaaien. Of, zoals de Van Dale stelt: een hype is ‘iets nieuws dat tijdelijk sterk de aandacht trekt, maar weinig voorstelt.’

De suggestieve cover, die nergens in het blad onderbouwd wordt, staat niet alleen. In september al opperde ethicus Erwin Kompanje in de Volkskrant dat long covid ook tussen de oren kan zitten. ‘Begrijp me goed: hun klachten zijn ongetwijfeld echt. Maar misschien zijn ze wel depressief, hebben ze een burn-out, of gaat hun relatie helemaal niet goed.’ Een dag later meldde de krant dat covid hard lijkt toe te slaan in het brein. Het onderzoek staat nog in de kinderschoenen, uiteraard. Maar hoe kun je dan nu al beginnen met patiënten niet geloven als ze je vertellen dat hun lichaam iets mankeert, en niet hun geest?

In het vakblad JAMA noemt een patiënt het ‘medische gaslighting’. Artsen vertelden haar: je hebt geen long covid, het is gewoon angst, het is psychisch. Weer dat verhaal dat teveel ME-patiënten zo goed kennen.

Natuurlijk zijn er ook veel artsen die long covid nu wel serieus nemen. Maar laten we scherp blijven: de geschiedenis mag zich niet herhalen. Het is vreselijk om plotseling ziek te zijn en ook nog niet serieus genomen te worden. En bovendien staat weinig goed biomedisch onderzoek zo in de weg als de suggestie dat er eigenlijk met het lijf niks aan het snotje is. Bij ME heeft het lang geduurd voor we, dankzij een paar vastberaden onderzoekers, wisten van afwijkingen in onder meer het brein en immuunsysteem van patiënten.

Ik gun de mensen met long covid ook zulke bevlogen wetenschappers. Ik gun ze artsen die niet speculeren over hypes en relaties, maar die gedreven worden door echte nieuwsgierigheid. Die hun patiënten geloven. En die niet rusten tot ze weten wat er scheelt, en hoe ze het beter kunnen maken.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.