dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Dit is waarschijnlijk niet het beste moment om te bekennen dat ik al heel lang fan ben van Hans Spekman, maar ik doe het toch. Ik houd van zijn slecht passende flodderblousjes, van zijn haar dat altijd zit alsof het de afgelopen twee nachten onder een brug heeft geslapen, en van het feit dat hij zich daar prettig bij voelt. Ik houd ervan dat hij soms zodanig aan de linkerflank van de PvdA zit dat hij er bijna afvalt en zo in de armen van Emile Roemer terechtkomt.

En sinds afgelopen zaterdag houd ik nog meer van hem, omdat hij het lef had om in het AD zeer nadrukkelijk geen medelijden te hebben met mensen die zichzelf vanwege de ingrepen in de zorgpremie arm rekenden met een inkomen van 70.000 euro per jaar. ‘Nivelleren is een feest’, zei hij, en ondanks dat het ganse rechtse electoraat over hem heen viel, nam hij zijn woorden niet terug.

En terecht. Inkomensongelijkheid doet een land geen goed, zo schrijven hoogleraren in de epidemiologie Richard Wilkinson en Kate Pickett in hun boek ‘The spirit level’. Een grote kloof tussen arm en rijk heeft allerlei negatieve gevolgen. In landen waar de inkomensongelijkheid groot is – bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Portugal, Groot-Brittannië – is onder meer de levensverwachting korter, het aantal mensen met obesitas hoger en hebben meer mensen psychiatrische problemen.

Naast de gebruikelijke materialistische redenen waarom de armsten in een samenleving het moeilijker hebben – slechte behuizing, minder goede toegang tot zorg, gezond eten is duurder dan junkfood – zijn er ook psychologische redenen die er voor zorgen dat juist de mate van nationale ongelijkheid voor extra narigheid zorgt. Wilkinson en Pickett opperen dat leven ‘aan de onderkant’ stress met zich mee brengt. Mensen zijn door en door sociale dieren, en jezelf vergelijken met de ander zit in onze natuur. Wanneer iemand altijd minder heeft dan die ander – minder kansen, minder inkomen, minder mooie spullen, een minder groot huis – kan dat zorgen voor chronische stress. Niet bij iedereen, natuurlijk, maar de effecten zijn op groepsniveau wel degelijk meetbaar.

Dat arme mensen vaak in onveiliger wijken wonen, doet hier nog een stresstechnisch schepje bovenop: het is moeilijk ontspannen als je altijd op je hoede moet zijn. In Amerikaanse buurten waar veel gewelddoden vallen, overlijden mensen ook op jongere leeftijd aan ziekte. Chronische stress maakt mensen kwetsbaar, en hun gezondheid lijdt daar onder, soms tot de dood erop volgt.

Wie in een land als Nederland in de armste klasse geboren wordt, heeft gemiddeld twintig gezonde levensjaren minder in het vooruitzicht dan iemand uit een rijk, hoogopgeleid nest. In meer egalitaire landen als Noorwegen of Zweden is dat verschil kleiner, in superkloofland de VS aanzienlijk groter: een zwarte man in Harlem, New York heeft minder kans om de 65 te halen dan een man in Bangladesh, melden Wilkinson en Pickett.

Zo bekeken heeft Spekman groot gelijk: nivelleren is inderdaad een feest. Een klein deel van de welvaart verschuiven van de welgestelden naar de lage klassen is voor het welzijn van de armere groep een goed idee. Bovendien: als hun gezondheid opknapt, gebruiken ze minder zorg en kunnen de premies omlaag. En dat is dan weer een feest voor de portemonnee.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Zelfs als we weten waarom we struikelen, vinden we nog steeds een manier om te vallen.’ Deze prachtige zin is een citaat van Jonah Lehrer, voormalig journalistiek superster en bestsellerauteur, die als specialist in psychologie en hersenwetenschappen schreef voor de meest prestigieuze tijdschriften en kranten ter wereld. De afgelopen weken is hij met duizelingwekkende vaart van zijn voetstuk gevallen.

Het begon in juni, toen aan het licht kwam dat hij sinds zijn aanstelling bij het tijdschrift The New Yorker steeds hele alinea’s overschreef uit zijn eigen oude artikelen. Zelfplagiaat is tot daar aan toe, maar vervolgens onthulde journalist Michael Moynihan dat Lehrer in zijn meest recente boek ‘Imagine’ een aantal citaten van Bob Dylan uit zijn duim had gezogen. Hiermee geconfronteerd jokte Lehrer dat hij via Dylans manager toegang had gekregen tot een speciaal archief, waaruit de anekdotes en citaten kwamen. Moynihan groef verder, ontdekte dat dit niet waar was, waarop Lehrer zijn bedrog toegaf: “Ik raakte in paniek. Het spijt me heel erg dat ik heb gelogen.”

Onthulling op onthulling
En er was meer. Lehrers laatste twee boeken bleken vol neurowetenschappelijke fouten te staan. In meerdere artikelen had hij zelfverzonnen informatie toegevoegd aan bestaande anekdotes zodat ze beter in zijn verhaal pasten. Onthulling volgde op onthulling. Lehrer nam ontslag bij The New Yorker, zijn Amerikaanse uitgever haalde ‘Imagine’ uit de schappen. In Nederland besloot men het boek niet meer bij te drukken.

Maar veel interessanter dan de individuele boevigheid van Lehrer is hoe dit kon gebeuren. Er werd geopperd dat de faam die Lehrer ten deel viel als sterschrijver hem te veel was geworden. Om aan de verwachtingen te voldoen, zou hij begonnen zijn de journalistieke kantjes eraf te lopen en feiten te verzinnen om nog mooiere verhalen te kunnen vertellen. Ik zie gelijkenissen met de zaak-Diederik Stapel: alweer een hoogvlieger die onder de hoge druk bezwijkt en feiten inruilt voor beeldschone conclusies.

Ted-cultuur
Journalist Felix Salmon brengt Lehrers werkwijze in verband met wat hij de ‘Ted-cultuur’ noemt. In de beroemde Ted-talks geven schrijvers, wetenschappers en zakenlieden onder de slogan ‘ideas worth spreading’ vakkundig gelikte lezingen vol fraaie anekdotes over hun Ene Grote Idee. Elke lezing weer vallen alle puzzelstukjes op hun plek en oogt de wereld even heel wonderbaarlijk. De immense populariteit van Ted – de toplezing is online meer dan 11 miljoen keer bekeken – geeft aan hoeveel mensen behoefte hebben aan zo’n aangeharkt universum. Blijkbaar zitten slechts weinigen te wachten op het cognitieve ongemak van de realiteit, met haar rommeligheden en tegenstrijdige feiten. Dus worden de Ted-sprekers, en tot hun ontmaskering ook de Lehrers en Stapels van deze wereld, als helden onthaald.

De prijs is, aldus politicoloog Evgeny Morozov, dat de ‘ideas worth spreading’ verworden tot ‘ideeën die geen voetnoot nog kan ondersteunen’. Als de verleiding groot genoeg is, maken de bejubelde sprookjesvertellers in de Ted-cultuur de werkelijkheid ondergeschikt aan hun prachtige verhalen en grootse ideeën.

Met zijn kennis van de psychologie moet Lehrer geweten hebben hoeveel mensen op dit punt struikelen. Maar dat weerhield hem er niet van te vallen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Een paar weken geleden liep ik rond op Amsterdam Centraal. Het was een uur of zes ’s avonds, en ik had trek. Het is verbazingwekkend hoe lekker alles ruikt als je trek hebt. De kroketjes van de Smullers, de pizzapunten van de New York Pizza. Maar omdat ik tenslotte een boek aan het schrijven ben over de psychologie achter eten en overgewicht, riep ik mezelf tot de orde en liep naar de Julia’s, waar ik volkorenpasta bestelde. Met extra sla. Want niet-volkorenproducten, dat zijn gewoon lege calorieën. En groene groente is gezond.

 

Terwijl ik stond te kijken hoe een zwetende student mijn verantwoorde pastamaaltijd in elkaar knutselde, vroeg ik me ineens af: wat zouden mensen eten als ze zich helemaal geen zorgen hoefden maken over hun gezondheid?

 

Die vraag is moeilijk te onderzoeken in onze cultuur waar je zorgen maken over je gezondheid bijna een tweede natuur is geworden. Zo fit mogelijk willen we wezen, en in geen geval willen we ten prooi vallen aan de Vier Ruiters der Gezondheidsapocalyps: overgewicht, hoge bloeddruk, hoog cholesterol of diabetes. Het houdt ons bezig, niet alleen als individu, maar als samenleving als geheel. Gezondheidsadvies is overal, overheidsinstanties lichten ons voor over wat wel en niet ‘mag’. Een bevriende journalist zei hierover:

 

“Soms heb ik heimwee naar de tijd dat ik nog niet wist wat gezond of ongezond was. Nu word je gehersenspoeld om alleen maar gezond te denken. Ik doe bijvoorbeeld nooit meer hagelslag op mijn brood, of jam, want dan denk ik: geen voedingswaarde. Het wordt er niet leuker op.”

 

Wat is dan wel leuk? Twee bekers Ben & Jerry’s mint chocolade-ijs is leuk. Kip met rode saus en cake na is leuk. Twee pizza’s met peperoni en worst, een liter cola en een riant toetje is leuk.
Deze voorbeelden noem ik niet zomaar. Het zijn de laatste maaltijden van drie beroemde ter dood gebrachte moordenaars: Timothy McVeigh, John Allen Muhammed (aka ‘The Beltway Sniper’) en William Bonin, die in 1996 een dodelijke injectie kreeg wegens het verkrachten en vermoorden van veertien jongens en jongemannen.

 

Waarom deze voorbeelden? Iemand die dezelfde dag nog ter dood wordt gebracht, zo redeneerde ik, hoeft zich bij zijn maaltijdkeuze in ieder geval geen zorgen meer te maken over zijn gezondheid. Ik heb de lange lijsten ‘beroemde laatste maaltijden’ die op internet circuleren nagelopen, en er zat niet een maal bij dat ook maar bij benadering in de buurt van de schijf van vijf kwam.

 

De gezondste moordenaar bleek John Wayne Gacy, alweer zo’n gezellige vent, die 29 lijken had begraven in zijn kruipruimte. Zijn galgenmaal bestond uit gefrituurde garnalen, Kentucky fried chicken en een pond aardbeien. Ik weet het, het is nog steeds niet best. Het Voedingscentrum – alsof ze weet hebben gehad van de keuze van Gacy – meldt zelfs expliciet: “Garnalen zijn een gezonde keuze, behalve als ze gefrituurd zijn. Ze bevatten dan meer verzadigde vetten en calorieën.” Maar in ieder geval zat er bij het eten van Gacy genoeg fruit.

 

Genoeg fruit eten lukt in het dagelijks leven maar 26 procent van de Nederlanders. Genoeg groente is nog moeilijker: dat lukt maximaal 14 procent, blijkt uit cijfers van het RIVM. Waar we dan weer teveel van binnenkrijgen zijn drie dingen die we eigenlijk maar mondjesmaat nodig hebben: suiker, vet en zout. Je weet wel, die ingrediënten die in vrijwel alle echt lekkere dingen zitten: chocola, chips, dat soort werk.

 

En dan zit het ook nog in heel veel producten die niet op de lijst ‘echt heel lekker’ staan, maar waarvan de fabrikant heeft bedacht dat het handig is om ze voor ons onbewust wat aantrekkelijker te maken, zodat we hun product de volgende keer weer kopen. In een potje rode bietjes, bijvoorbeeld, zit zes klontjes suiker. Ik weet niet hoe het met u zit, maar ik bezuinig al jaren op de suiker in de thee, en ik voelde me behoorlijk genept toen ik las dat er in de door mij gezond veronderstelde groente meer suiker zit dan ik uitspaar door een halve week bittere thee te drinken.

 

Die voedingsfabrikanten doen dat natuurlijk niet zomaar. Ze weten dat er nauwelijks een product is dat er niet van opknapt als je er vet, zout en/of suiker aan toevoegt. Dat hebben we te danken aan onze prehistorische voorouders. In de tijd dat zij ronddartelden, was zout schaars, maar wel noodzakelijk om het lijf aan de gang te houden. Wie zout lekker vond, kreeg meer binnen en leefde langer. Bovendien waren hongersnoden eerder regel dan uitzondering. Liefhebbers van vet en zoet hadden betere overlevingskansen: wie daar veel van had gegeten, was immers dikker en had dus meer reserves om op te teren in tijden van schaarste. We zijn dus geëvolueerd om bij uitstek gemotiveerd te zijn om vet, zout en zout eten in handen te krijgen.

 

Dat geldt trouwens niet alleen voor mensen, maar voor alle zoogdieren. Een experiment met ratten illustreert fraai hoe ver dit mechanisme gaat. Om de rattenvariant van, zeg, een patatje mayo te verdienen – een slok van een vet en zoet drankje – moesten de beestjes hun neus een aantal keer in een gat steken. Om hun motivatie goed op de proef te stellen werd de prijs van het drankje steeds hoger, maar dat weerhield ze er niet van om voor het veertiende slokje hun neus maar liefst zevenenzeventig keer in het gat te duwen. Alleen voor cocaïne gaan ratten langer door. Maar, zo observeerden de onderzoekers, veel scheelde het niet.

 

De voedingsindustrie profiteert van dit mechanisme. In het boek Laat je niet volvreten van David Kessler valt te lezen hoe Unilever onderzoek deed naar deze kwestie: “Voor productontwikkelaars is het interessant om elementen aan een etenswaar toe te voegen waardoor die etenswaar heel begeerlijk en lekker wordt, zowel in eerste instantie als na herhaalde consumptie.” De ondervraagde consumenten lieten er vervolgens geen misverstand over bestaan welk voedsel het beste aan die omschrijving voldeed: vette en calorierijke producten.

 

Helaas zijn de dingen waar we echt van genieten bijna zonder uitzondering slecht voor onze gezondheid. Van ons huidige voedselaanbod worden we dik (en wij niet alleen trouwens: ik las laatst dat in Nederland twee miljoen katten en honden overgewicht hebben). Teveel suiker vergroot je kans op diabetes, teveel zout komt met een gratis risico op hoge bloeddruk en verzadigd vet leidt tot een hoog cholesterol. Van al die apocalyptische ruiters kun je een hartaanval of beroerte krijgen, en daar ga je vaak dood aan. En dat past dan weer niet zo goed bij het motto van deze Nacht van Kunst en Wetenschap: healthy aging, enzo.

 

Hier komen we bij een dilemma: als we alle kwalijkheden uit ons dieet schrappen, wordt de kans dat we gezond oud worden wat groter. Maar, zoals mijn collega-journalist zei, “het wordt er niet leuker op.”

 

Neem verzadigde vetten. Die zitten in allerlei heerlijks. Friet met mayonaise. Bossche bollen. Aardbeienijs. Gevulde koeken. Een berenhap met pindasaus. Loopt het water u al in de mond? Goed, dan ga ik nog even door. Paprikachips. Appelkruimeltaart. Slagroom. Roomboter. Brie. Cake. Zeg maar: alle dingen die het eten echt de moeite waard maken.

 

De lijst van dingen die van het Voedingscentrum cholesteroltechnisch wel mogen: mager vlees, magere zuivel, eieren, garnalen (mits niet gefrituurd), paling en orgaanvlees.

 

Waar leggen we de grens? Hoeveel genot moeten we eigenlijk we opgeven voor een gezonder leven? En willen we dat nog wel?

 

Schrijver AJ Jacobs heeft voor zijn boek ‘Drop dead healthy’ die grens opgezocht. Twee jaar lang heeft hij geprobeerd om de gezondste mens ter wereld te worden. Hij ging sporten, gezond eten, deed anti-stressoefeningen. Het was een fulltime baan, schrijft hij. Hij moest z’n groente stomen, vis grillen, hardlopen, nekoefeningen doen, mediteren, flossen, zonnebrandcrème opdoen, honden aaien, elk hapje dertig keer kauwen, de trap nemen in plaats van de lift, powernaps doen, de afstandsbediening ontsmetten… “Ik had geen sociaal leven meer”, schrijft hij. Aan het eind van de twee jaar concludeert hij dat zelfs gezond gedrag het beste met mate kan worden genoten. Zondigen met pizza en donuts moest gewoon kunnen.

 

Klopt dat? In de wetenschappelijke literatuur kwam ik een Cochrane Review tegen. De Cochrane Collaboration is een onafhankelijke non-profit organisatie van onderzoekers die belangeloos de beste onderzoeken op een gebied samenpakken en daar een wetenschappelijk verantwoorde conclusie uit trekken. Dat hebben ze ook over verzadigd vet gedaan. De conclusie komt hierop neer: als je duizend mensen neemt, die allemaal een heleboel verzadigd vet eten, dan gaan er acht vroegtijdig dood aan een hartaanval. Zouden diezelfde duizend hun verzadigd vet de deur uit doen en alleen nog maar ‘goede vetten’ eten, dan daalt dat aantal van acht naar zes.

 

Voor zout geldt eenzelfde soort genuanceerd verhaal. Of je veel zout eet of weinig maakt qua sterfte alleen maar uit voor mensen die al een hartaanval hebben gehad.

 

Over suiker is momenteel even wat minder goed nieuws te melden. Een paper in het hoogaangeschreven vakblad Nature meldde dat suiker net zo slecht voor je is als alcohol – wat natuurlijk niet gek is, aangezien alcohol van suiker wordt gemaakt – en dat we in westerse landen zo’n 500 kilocalorieën per dag binnenkrijgen enkel en alleen aan toegevoegde suikers. Aan de andere kant, zoals een wetenschapper uit Seattle opmerkte: “Ongeveer elke tien jaar wisselen we tussen vet en suiker als de grote boosdoener.” Na jaren aan ‘let op vet’ is suiker nu aan de beurt. Cijfers over sterfte als gevolg van suikerconsumptie zijn niet bekend. Maar het zou me verbazen als de nieuwe suikervijand veel slechter voor ons blijkt te zijn dan de oude vijand, verzadigd vet.

 

Volgens de Griekse filosoof Epicurus zijn genot en gezondheid onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wie niet gezond is, kan niet genieten, zei hij. Maar ook: wie niet kan genieten, is niet gezond.

 

Ons huidige gezondheidsdenken is heel erg gericht op het lichaam. We willen jong blijven, en fit, en zo laat mogelijk doodgaan. Maar de geest, het brein, wil ook wat (zoals we zagen, voornamelijk suiker, zout en vet). Het moet tussendoor ook nog een beetje leuk zijn. Heerlijk eten en drinken zijn voor de meeste mensen enorme bronnen van vreugde. Heel gezond, zou Epicurus zeggen, en omdat hij een oude Griek was, zou hij eraan toevoegen: maar wel met mate.

 

AJ Jacobs voegt daar nog een laatste advies aan toe, dat hij leende van zijn ‘gezondheidsgoeroe’ Oscar Wilde: “Wees matig in alles, inclusief matigheid.” Het steekt allemaal niet zo nauw als de onheilsprofeten van het Voedingscentrum zeggen. Af en toe een uitspattingen met veel vet, zout en suiker, alsof het je laatste dag op aarde is, daar ga je niet dood aan. Genieten is gezond. En dat moeten we ons nooit laten afnemen.

 

 

 

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Blanke mannen zijn een hobby van me. Vooral neoliberale exemplaren, met hun motto ‘ieder voor zich en de vrije markt voor ons allen’ vind ik mateloos interessant. Ze vormen in ons land een soort stam, net als de Aka-pygmeeën in Afrika, maar dan langer, met meer macht, en voor iemand met een beperkt reisbudget aanzienlijk gemakkelijker in het wild te bestuderen. Dat bestuderen gebeurt nog veel te weinig. Als groep gaan ze – in tegenstelling tot ‘de vrouw’ en ‘de allochtoon’ – slechts zeer zelden onder het vergrootglas, aangezien de blanke man in onze cultuur al honderden jaren de norm is.

Hoog tijd dus om deze stam en haar collectieve eigenaardigheden nader antropologisch te beschouwen. Het diversiteitsdebat is een boeiend beginpunt. Afgelopen vrijdag schreef Trouw uitgebreid over het treurig kleine aandeel allochtone bestuurder in Haagse maatschappelijke organisaties. Toch greep PVV-raadslid Machiel de Graaf dit gegeven aan om te melden dat wat hem betreft “diversiteit per definitie gelijk staat met discriminatie.” Diversiteitsmaatregelen zorgen er namelijk voor dat die arme witte kerels bij gelijke geschiktheid het onderspit delven. Er zijn zelfs blanke mannen die zichzelf daarom “de nieuwe minderheid” noemen. Waarom zo verongelijkt?

Voor de neoliberale blanke man is diversiteitsbeleid een bedreiging van zijn natuurlijke habitat: de vrije markt. Deze stam gedijt daar van nature goed, juist omdat zij als enigen niet gehinderd worden door discriminatie, onbewuste vooroordelen en stereotypen. Niemand die hen op verdenking van het zijn van een kutmarokkaan of een hysterisch vrouwmens een baan of promotie ontzegd. Of zoals E-Quality-directeur Joan Ferrier zei: “Er heerst met dit kabinet te veel een sfeer van: ‘Wees flink, doe mee, (..) dan kom je er vanzelf’. Zo werkt het voor de witte man van de middengroep. Maar niet voor al die anderen.”

Mijn favoriete stam ziet daar niet zo’n been in. Ze kijken nu eenmaal anders tegen de wereld aan. Psycholoog Paul Slovic ontdekte bijvoorbeeld dat blanke mannen risico’s consequent lager inschatten dan vrouwen of zwarte mannen. Roken? Luchtvervuiling? Klimaatverandering? Blanke mannen maken zich er gemiddeld minder zorgen over dan de rest. Dit is overigens geen obscuur resultaat: het blanke-mannen-effect is in vele onafhankelijke studies aangetoond.

De risicovertekening komt vooral voor bij individualistische, anti-egalitaire mannen. Volgens Slovic komt dit doordat hun status goeddeels afhangt van het negeren van maatschappelijke narigheid. Wie tonnen verdient bij Shell, zal zijn gedachtegoed daarop aanpassen: leve de vrije markt, weg met die klimaatveranderingsflauwekul. Voor wie macht wil, is discriminatie tegengaan minder belangrijk dan het feit dat diversiteitsbeleid een obstakel is op weg naar de top.

Helaas zijn het zelden de rechtse blanke mannen zelf die de prijs betalen voor het negeren van reële risico’s en onrecht. Totdat ze bij gelijke geschiktheid worden gepasseerd voor een vrouw of allochtoon. Ik wil mijn hobbystam dan ook graag adviseren hierover niet meer te jammeren, maar in plaats daarvan eens echt te voelen hoe rot het is om geen kans te krijgen in de oeps-toch-niet-voor-iedereen-vrije markt. Geen neoliberaal die daar niet van opknapt.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Is een budget van 50 per week genoeg om echt gezond te eten?

Afgelopen dinsdag schreef ik in mijn Trouw-column (link: http://www.trouw.nl/tr/nl/8367/Asha-ten-Broeke/article/detail/3083285/2011/12/20/Ongezond-eten-is-niet-alleen-een-keuze.dhtml) dat een bijstandsmoeder met drie kinderen ongeveer 50 euro per week te besteden heeft aan eten en dat het daarvoor niet mogelijk is om echt gezond te eten. De reacties vielen uiteen in twee groepen. Bijstandsgerechtigden lieten me weten dat ze die 50 euro een vrij ruime schatting vonden – als je kleine kinderen hebt die snel uit hun kleertjes groeien is het ondanks de kinderbijslag aanzienlijk krapper en in de schuldhulpverlening moet je het, ook met kinderen, met maximaal 30 euro doen, en daar moet ook nog wc-papier, afwasmiddel en waspoeder van worden gehaald. Aan de andere kant waren er mensen die zelf een vrij ruime beurs hebben, en die mijn suggestie dat je van 50 euro per week niet gezond kunt eten bespottelijk vonden. Er is immers de markt, de Aldi en Lidl, Euroshopperproducten, aanbiedingen. En daarmee lukt het best.

Ik heb het idee dat hoogopgeleide, goedverdienende Nederlanders – zoals de reageerders, en zoals ondergetekende – niet meer precies weten wat eten eigenlijk kost als je het zo zuinig mogelijk moet aanpakken. Zelf hoef ik me al sinds mijn studententijd geen zorgen meer te maken dat ik aan het eind van mijn geld een stukje maand overhoud, en het leek me dus informatief om eens op onderzoek uit te gaan naar de vraag wat echt gezond eten nu kost als je het zo goedkoop mogelijk moet inslaan.

Gezond definieer ik hier als: volgens het advies van het Voedingscentrum. Daar heb ik opgezocht wat mijn voorbeeldgezin elke week zou moeten eten volgens de Schijf van Vijf en aanverwante aanbevelingen. Dit is de lijst die daaruit kwam, per dag en per persoon:

– Vijf a zes sneetjes volkorenbrood met dieethalvarine
– 2 stuks fruit
– 30 gram kaas (anderhalve grote plak)
– 200 tot 250 ml melk (halfvol of mager)
– 200 tot 250 ml magere yoghurt
– 100 gram mager vlees, kip, vis of vleesvervanger (waarvan minstens 2 a 3x per week vis, waarvan minstens 1x per week vette vis als zalm of makreel)
– 200 gram aardappels, zilvervliesrijst of volkorenpasta
– 200 gram groente

Om ons te helpen om aan deze behoefte te voldoen, geeft het Voedingscentrum verantwoord dagrecepten. Nu had ik in mijn column al vastgesteld dat de receptkaarten van de Albert Heijn schrikbarend duur uitvallen: je bent voor vier personen zo’n 92 euro kwijt als je alle recepten van de Appie opvolgt. Dat is voor ons voorbeeldgezin dus beslist geen optie.

Het Voedingscentrum doet dat beter. Het recept van vandaag (pastinaak met komijn, ribkarbonades en aardappeltjes) maak je voor vier personen voor ongeveer 8 euro, mits je de pastinaak op de markt haalt en de karbonades bij de Aldi. Het dagrecept van morgen (tofu met sojasaus, honing, met witte kool, mihoen en kerrie) maak je voor 6 euro (waarbij ik ervanuit ga dat je niet speciaal voor die ene gelegenheid kerrie, sojasaus en honing hoeft te halen en dat je de mihoen bij de toko koopt). Deze twee recepten lijken representatief voor wat het Voedingscentrum op dit vlak te bieden heeft, hoewel ik erbij moet zeggen dat de ‘vette visdag’ duurder uitpakt omdat dit soort vissigheid nu eenmaal meer aan de prijs is dan varkensvlees of tofu. Het lijkt me een faire aanname dat een avondmaal voor vier personen volgens een recept van het Voedingscentrum in totaal gemiddeld zo’n 7,50 euro kost. Voor de hele week is ons voorbeeldgezin iets meer dan 50 euro kwijt om de hele week gezond te dineren.

Niet slecht. Maar het budget van maximaal 50 euro is nu wel op, en we hebben nog geen ontbijt, lunch of tussendoortjes gekocht. Mensen in de schuldhulpverlening zijn op deze manier bovendien budgetair gezien reddeloos verloren.

Dat roept de vraag op: kan het even gezond, maar goedkoper? Ja, dat kan. De goedkoopste manier om eten te halen is, volgens mijn steekproef, als volgt:
– Op de markt haal je seizoensfruit. Vandaag kon je er voor 1 euro een zak met 10 appels, peren of mandarijnen halen.
– Groente uit de vriezer (Aldi, Lidl of Euroshopper, dat ontloopt elkaar gemiddeld bijna niks. Vriezergroente is trouwens goedkoper dan groente van de markt, op een enkele superaanbieding na. Deze week kon je bij ons op de markt bijvoorbeeld een zak prei halen voor 1 euro. De rest van de groente was duurder dan de diepvriesvariant).
– Vlees en vis haal je het best uit de vriezer of aanbieding. In mijn voorbeeldweek komt alles uit de vriezer, behalve het magere rundergehakt, dat was in de aanbieding.
– Zilvervliesrijst is ook van het merk Euroshopper te koop. Volkorenpasta helaas niet, dus dat kocht ik van het AH eigen merk (Aldi en Lidl hebben beide bij mijn weten niet in het assortiment). Aardappels kun je halen waar je wilt, qua prijs maakt het weinig uit, zolang je maar geen voorgesneden, voorgeschilde dingen haalt, maar gewoon zo’n zak zelf te schillen zanderige piepers.
– Kaas, halvarine, zonnebloemolie en vloeibare margarine zijn allemaal in Euroshoppervariant of bij Aldi of Lidl verkrijgbaar.
– Melk is het goedkoopst in gesteriliseerde (houdbare) variant. Geen verse melk dus. Tussen Aldi, Lidl en Euroshopper zijn wederom alleen minimale verschillen. Dat geldt ook voor de magere yoghurt, behalve dan dat die alleen in verse variant te verkrijgen is (tenzij je er anderhalf stukje fruit en heel veel suiker bij wilt, maar dat is dan weer niet zo gezond)
– Volkorenbrood koop je het beste bij de Lidl, daar kost het zo’n 0,80 cent.

Voor allesbehalve het avondeten (dus brood, kaas, fruit, halvarine, olie, vloeibare margarine, melk, yoghurt) is ons voorbeeldgezin van een volwassene en drie kinderen elke week zo’n 23 euro kwijt.

Dan het avondeten. Deze week aten we volgens de voorschriften van het Voedingscentrum: Dit is het goedkoopste menu dat ik op basis van bovenstaande steekproefsgewijs verzamelde wijsheid kon samenstellen dat aan alle eisen voldeed:
– Maandag: zalm met zilvervliesrijst en spinazie (prijs voor vier personen: iets minder dan 7 euro)
– Dinsdag: kip met volkorenpasta en sperziebonen (5,70 euro)
– Woensdag: kabeljauw met aardappels en rode kool met appeltjes (4,25 euro)
– Donderdag: kip met aardappels en verse prei (4 euro)
– Vrijdag: tofu met volkorenpasta en sperziebonen (3,50 euro)
– Zaterdag: mager rundergehakt met stamppot van aardappels en boerenkool (5,60 euro)
– Zondag: een kerstmaal van garnalen met zilvervliesrijst en spinazie (5,75 euro)

De totale prijs van dit ‘bodemweekmenu’ voor ons voorbeeldgezin is iets meer dan 35 euro. Dat is aanzienlijk minder dan het budget dat je nodig hebt om volgens de recepten van het Voedingscentrum te knagen – een aanzienlijk minder dan ik zelf elke week uittrek voor mijn boodschapjes. Dat laatste is ook logisch. Want deze voor mij volkomen normale producten eet ons voorbeeldgezin namelijk allemaal niet: afgezien van de anderhalve plak kaas is er geen broodbeleg behalve halvarine (hoewel je natuurlijk je fruit op brood kunt doen), ze drinken naast de melk alleen maar water (dus geen thee en geen koffie), er zit geen saus bij de rijst of de pasta, geen kruiden over het vlees et cetera.

We kunnen het er denk ik over eens zijn dat we met bovenstaande zaken alleen het minimale aan gezonde voeding hebben ingeslagen. Maar spijtig genoeg blijkt het budget van 50 euro niet voldoende te zijn: de 35 euro voor het avondeten samen met de 23 euro die ons voorbeeldgezin nodig had voor brood, fruit, melk et cetera komt het totaal op 58 euro, dus 8 euro meer dan ze eigenlijk te besteden hadden.

Ter vergelijk: als ons voorbeeldgezin elke dag van de week een bord friet en twee frikandellen had gegeten, dan waren ze – inclusief het frituurvet – voor de hele week aan avondeten geen 35 maar 17 euro kwijt geweest. Voor het luttele bedrag van 1,63 euro haal je namelijk 2,5 kilo Euroshopperfriet uit de vriezer, en voor 1,69 euro heb je daar een whopping twintig Euroshopperfrikandellen bij. Zelfs als onze bijstandsmoeder plus drie kinderen dan de rest van de dag heel gezond volkorenboterhammen en fruit hadden gegeten, waren ze met 17 + 23 = 40 euro nog ruim binnen budget gebleven, en was er geld geweest voor een koekjes, koffie en misschien wel iets leuks voor de kinderen.

De eindconclusie van mijn ochtendje shoppen en middagje rekenen is dus treurig: een bijstandsuitkering geeft onvoldoende budget om echt gezond te eten, maar zelf te frituren junkfood kun je er met gemak van betalen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.