Soms is er een moment, vlak voordat de zon opkomt, dat alles blauw lijkt. Het is stil in het bos; de meeste nachtdieren zijn al gaan slapen, de dagdieren zijn nog niet wakker. Maar ik ben dat wel, onverwacht toch even op een camping aan de rand van de Veluwezoom, waar we corona-bestendig verblijven op een afgelegen plekje, geïsoleerd, de eigen mobiele poepdoos mee. Een paar nachten slechts, omdat we de gemeenschappelijke douchehokjes mijden en dus weer weg moeten zijn voordat onze lichaamsgeur hinderlijk wordt voor derden en bosdieren.
Het bos ruikt naar humus en de regen van gisteravond, en ik kijk hoe de kleuren veranderen van blauw naar goud; de eerste zonnestralen vallen tussen de bomen door. Een voor een beginnen de vogels te zingen, tot er tientallen klinken, elk met hun eigen melodie, en toch botst en schuurt er niets. Voor het eerst in maanden heb ik geen buikpijn, zijn mijn kaken niet op elkaar geklemd. Ik ben tevreden, dankbaar dat ik hier mag zijn, dat dit moois nog bestaat, gewoon doorgaat, dat er licht is, ondanks alles. Een dageraad in de natuur, troost voor wie een tijd verdrietig is geweest.
Onder de luifel van ons caravannetje lees ik boeken van vrouwen die zich door de natuur hebben laten helen. Zoals Amy Liptrot, die zichzelf na een verwoestende alcoholverslaving terugvindt op de Orkney-eilanden. In The Outrun vertelt ze hoe ze, in plaats van de meditatie die de AA aanbeveelt, gaat lopen in de heuvels. In beweging zijn kalmeert me, schrijft ze; ik vul de leegte met momenten van schoonheid. Verderop in het boek vertelt ze hoe een bruinvis steeds om haar haar boot heen dartelt, hoe een blauwe kiekendief een paar seconden lang naast haar auto vliegt.‘Ik ben in een vrije val geraakt, maar ik grijp deze dingen vast terwijl ik neerstort.’
Er zijn mensen die proberen de soelaas die de natuur kan bieden in cijfers te vangen. Wim Pijbes pleitte onlangs in Elsevier Weekblad voor meer en betere stadsparken. Deel van zijn argumentatie: ‘Medici benoemen de waarde van stadsparken als helende omgeving. (..) Twee uur per week in de natuur verlaagt de kans op astma en allergieën, verlaagt stress en verhoogt de levensverwachting.’ Een Brits rapport heeft hier zelfs eens een bedrag aan gehangen. Natuur, zo werd berekend, zorgt voor onder andere recreatie, gezondheid en troost, en dat zal in 2060 wel 290 pond per huishouden per jaar opleveren.
Ik zal niet de enige zijn wiens kullebul-o-meter daarvan uitslaat. Maar ook het andere rekenwerk laat me fronsen. Zo leggen de studies naar de gezondheidseffecten van groen en natuur wel verbanden, maar zonder echt te doorgronden wat oorzaak en gevolg is: maakt de natuur ons gezonder of zijn gezonde mensen vaker in de natuur? Is er nog een derde factor – rijkdom, opvoeding, hondenbezit – die én gezonder én natuurminnend maakt?
Of, nu we toch aan het fronsen zijn: neem die ‘twee uur per week’ die Pijbes noemde. Die komt waarschijnlijk uit die studie waarin bijna 20.000 mensen aangaven hoe lang ze de afgelopen week in de natuur waren geweest, en hoe ze hun gezondheid en welzijn ervoeren. De conclusie: wie minstens twee uur klokte, voelde zich beter. Maar nu het deel waar we de wenkbrauwen mogen optrekken: dit is volgens de wetenschappers een drempelwaarde, een harde grens. Met andere woorden: wie 120 minuten of langer in de natuur verpoost, plukt daar de vruchten van, maar wie na 119 minuten vertrekt, had net zo goed thuis kunnen blijven. Het is een fraai voorbeeld van hoe je de rijkdom van de menselijke ervaring met behulp van statistiek kunt vervormen tot iets dat lijkt op een hard feit, maar eigenlijk weinig meer met de werkelijkheid te maken heeft.
Hoe meer ik over zulke studies lees, hoe meer ik denk dat ze proberen iets te meten wat niet te meten valt. De zee, het bos, de bergen: ze kunnen balsem voor de ziel zijn. Maar hoe hang je daar cijfers aan? Hoeveel procentpunten gezondheidswinst ken je toe aan de vogels en de wind en de oceaan die een alcoholist hielpen het leven nuchter te omarmen? Hoe peil je de waarde van een dageraad in het bos die het hart helpt te helen van iemand met verdriet? Moet je dat kunnen tellen en berekenen? Is dat belangrijk?
Misschien niet. Misschien doen we de werkelijkheid meer recht als we gewoon toegeven dat in de natuur nog magie bestaat. En dat je magie niet kunt meten. Maar als je geluk hebt, kun je je er soms even door laten betoveren.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.