dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

De wereld heeft 160 miljoen mannen over. Wat moeten we ermee?

 

In China worden meer jongens geboren dan meisjes. Veel meisjes zijn nooit geboren, omdat hun ouders onder druk van de éénkindpolitiek besloten tot een abortus. Maar wat gebeurt er als al die extra jongens mannen worden?

‘Er zijn overal jongens’, vertelt een grootvader uit de Chinese stad Suining. Hij schudt somber zijn hoofd. ‘Iedereen krijgt zonen.’ Hij wijst naar een klein jongetje die net in een deuropening verschijnt. ‘Hij gaat het lastig krijgen als hij later een vrouw zoekt.’ In Suining worden er op elke 100 meisjes maar liefst 152 jongens geboren. Deze verhouding tussen jongens- en meisjesbaby’s, (de geboorteratio) is onnatuurlijk scheef. Normaal gesproken komen er per 100 meisjes zo’n 105 jongens ter wereld. Wetenschapsjournalist Mara Hvistendahl schreef er een boek over, Unnatural Selection. Ze woont in Peking en werkt voor bladen als Science en Scientific American. ‘In grote delen van Azië en zelfs in Zuidoost-Europa worden veel meer jongens dan meisjes geboren’, vertelt ze. ‘En daardoor zijn te veel mannen in de wereld.’ Het mannenoverschot is zo groot, dat de geboorteratio over de hele wereld uit balans is. Er zijn 160 miljoen mannen en jongens teveel; als je je de VS voorstelt zonder vrouwen, zit je in de goede orde van grootte. In Hvistendahls thuisland China is de geboorteratio 100 meisjes per 113 jongens, waardoor er nu 32 miljoen ‘extra’ jongens en mannen zijn. Door het gebrek aan vrouwen zullen veel van hen ‘overblijven’ op de huwelijksmarkt. Geen vrouw, geen gezin, geen seks. Er is nu al een overschot van miljoenen mannen, en hun aantal zal de komende jaren nog flink groeien. Hoe is dit zo gekomen? En wat zijn de gevolgen?

 

Bevolkingsgroei maakt bang

‘Het verhaal begint in de jaren vijftig’, vertelt Hvistendahl. ‘Voor het eerst waren er goede voorspellingen over de groei van de wereldbevolking voorhanden. En dat leidde in het Westen tot de grote angst dat het Westen overweldigd zou worden door niet-westerse populaties.’ Een bevolkingsexplosie moest gestopt worden, iets waar zowel Westerse regeringen als internationale organisaties als de VN zich intensief mee bezig gingen houden. Een van de landen die scherp in de gaten gehouden werd, was China met zijn bevolking van toen al ruim een half miljard. ‘Hoewel communistisch China zich in die jaren internationaal erg afzonderde, is het een misverstand te denken dat het land volledig geïsoleerd was’, vertelt Hvistendahl. ‘Het is geen toeval dat de Chinese regering aan het begin van de jaren zeventig begon te spreken over geboortebeperking, precies toen de hysterie over een bevolkingsexplosie in het Westen op zijn hoogst was.’ In 1980 voerde de Chinese regering de éénkindpolitiek in: elk koppel mocht voortaan niet meer dan één kind krijgen. Maar hoe handhaaf je zoiets? Boetes op het krijgen van meerdere kinderen was niet voldoende. De Communistische Partij accepteerde buitenlands geld om een grote propagandacampagne te starten waarin onder andere abortus werd geadviseerd aan zwangere vrouwen die al kinderen hadden. ‘Beter om het bloed te laten stromen als een rivier, dan een kind meer te krijgen dan is toegestaan’, stond als aanbeveling op een dorpsmuur. Ook in landen als India en Zuid-Korea waren het westerse organisaties als de Amerikaanse Ford Foundation die abortus introduceerden als geaccepteerde manier om het aantal kinderen binnen de perken te houden. Hvistendahl: ‘De angst was dat het met vrijwillige geboorteperkingsmethoden te lang zou duren om de gevreesde bevolkingsexplosie tegen te gaan.’ De abortusstrategie werkte. Maar er was iets waar de westerse organisaties en de Chinese regering niet op hadden gerekend: echografie.

 

Echo verklapt geslacht

De meeste westerse stellen die een baby verwachten willen van een echo vooral weten of hun kind gezond is. En oh ja, of het een jongetje of een meisje is. In landen als China en India is die tweede vraag echter veel belangrijker dan hier. ‘Sinds in de jaren tachtig echografie op grote schaal beschikbaar werd, gebruiken ouders het om het geslacht van hun kind te bepalen. Misschien niet bij de eerste zwangerschap, zeker nu niet, nu de éénkindpolitiek niet meer zo strikt wordt nageleefd als in de jaren tachtig. Maar het tweede kind moet toch echt wel een jongetje zijn. Is dat niet zo, dan volgt vaak abortus’, zegt Hvistendahl. Een Chinese moeder uit haar boek, die zelf haar tweede zwangerschap afbrak omdat het een meisje was, vertelt waarom: ‘Meisjes zijn goed. Ze zijn zacht. En ze zorgen voor je als je oud bent. Maar als je geen zoon hebt, leid je gezichtsverlies.’ Een zoon is noodzakelijk voor het voortzetten van de familienaam. In een land als China, waar status en familie zeer belangrijk zijn, is het ontbreken van een zoon voor velen een te groot gemis. Vroeger gingen families net zo lang door met kinderen krijgen, totdat ze tenminste één zoon hadden. Maar sinds de verplichte geboortebeperking kan dat niet meer. Dus selecteren ouders welke foetus ze houden, en welke niet. In feite is dit ‘kiezen’ illegaal: het is in China verboden om een echo te laten maken om het geslacht van je kind te weten te komen. Maar, zo vertelt Hvistendahl, het gebeurt toch erg veel. Vanuit de kofferbak van de auto, in een achteraf kamertje. ‘En wanneer aan de drie voorwaarden van toegankelijke abortus, beschikbare geslachtsbepalingstechnologie en geboortebeperking is voldaan, treedt sekseselectie op.’ Dat geldt trouwens niet alleen voor China. Landen als Albanië en op de Balkan kennen geen een-kindpolitiek, maar toch is ook hier de geboorteratio scheef. Het kindertal neemt af omdat de economische welvaart toeneemt: men werkt te hard om er enorme gezinnen op na te houden. Tegelijkertijd zijn ook hier jongens erg belangrijk als ‘stamhouder’. Het gevolg is dat hetzelfde gebeurt als in China: de zonen blijven, de dochters verdwijnen. Het mannenoverschot is een feit.

 

Man zoekt bruid

Naar schatting 15 procent van de Chinese mannen kan geen bruid vinden in hun eigen stad of streek. Niet omdat ze zelf impopulair zijn, maar omdat er bij lange na niet genoeg vrijgezelle vrouwen zijn. Dus proberen ze die ergens anders vandaan te halen: het Chinese platteland, of, omdat dit steeds moeilijker wordt vanwege het toenemende meisjestekort daar, uit buurlanden als Vietnam. ‘In Vietnam bestaat al meer dan twintig jaar een bloeiende handel in bruiden’, legt Hvistendahl uit. ‘Mannen die een onderdanige vrouw zochten, konden via bureaus en koppelaars op zoek naar een meisje uit de Mekong Delta. Tel daar de scheve geboorteratio bij op en er ontstond een ware huwelijksindustrie.’ De families van de uitgehuwelijkte vrouwen varen er wel bij: ze zijn rijker dan hun buren en wonen in de mooiste huizen. Over hun dochters maakt niemand zich zorgen: het wordt gezien als hun plicht om op deze manier te helpen voor hun familie te zorgen. Hvistendahl: ‘Wat me droevig maakt is dat de handel in bruiden al heel gewoon is geworden. Het is in sommige Vietnamese gemeenschappen normaal om je dochter te verkopen.’ Maar zelfs het importeren van bruiden uit Vietnam is niet voldoende om alle overgeschoten mannen van een vrouw te voorzien. Mensenrechtenorganisaties melden dat criminele bendes meisjes ontvoeren van de straten van Hanoi, de hoofdstad van Vietnam, om ze vervolgens te verkopen aan sekshuizen of aan Chinese mannen. Een somber verhaal. En het wordt nog somberder. Want sinds enige tijd zien bevolkingsdeskundigen dat ook de geboorteratio in Vietnam steeds schever begint te raken. Als deze ‘grootleverancier’ van bruiden en prostituees straks geen vrouwen meer levert, hoe moeten al die vrijgezelle jongemannen dan doen?

 

Vrijgezel is riskant

Op een heuvel net buiten de Chinese stad Nanjing ontmoette Hvistendahl enkele leden van de Patriottenclub. Een soort hobbyisten, omschrijft ze, die in een afgelegen stukje bos aan de gang zijn met legertenten en camouflagepakken. Voordat je hun ‘kamp’ bereikt, passeer je borden met teksten als ‘Verdedig het Moederland’ en ‘Verhoog je Waakzaamheid’. Aan de rand van het bos lopen twee mannen, die ‘Waaaa!’ roepen terwijl ze een nepgeweer met plastic kogels testen op een bord met nagemaakte bloedspetters. Hvistendahl heeft er gemengde gevoelens over. ‘Eigenlijk waren ze een beetje zielig. Het zag er allemaal nogal sullig uit. Maar dan lees je de nationalistische dingen die ze online zeggen… Dat is dan toch weer eng.’ In China bestaan er vele clubs als deze. De jongemannen spelen er oorlogsituaties na, en zijn daar bloedserieus over. Ze worden de fenqing genoemd, wat letterlijk ‘boze jeugd’ betekent. Hvistendahl vertelt hoe de fenqingin China met regelmaat Amerikaanse en Japanse winkels en restaurants kort en klein slaan. En ze denkt dat er in de toekomst meer moeilijkheden te verwachten zijn. ‘De geschiedenis leert ons dat plaatsen met een overschot aan vrijgezelle mannen niet prettig zijn om te wonen. Denk maar aan het Wilde Westen. Kijk, de meeste mannen willen het liefst gewoon trouwen en kinderen maken. En ik denk niet, zoals sommigen, dat er oorlogen zullen uitbreken omdat niet alle jongemannen een gezin kunnen stichten. Maar in India zien we dat de regio’s waar het meeste geweld is, ook precies de regio’s zijn waar het vrouwentekort het grootst is. Ik denk dat we, zeker in licht ontvlambare gebieden, door het mannenoverschot een toename in gewelddadige conflicten kunnen verwachten.’ Wat dat voor een instabiele regio als de Balkan zal betekenen? ‘De tijd zal het leren. Het is verontrustend.’

 

 

 

Meer informatie

Unnatural selection, Mara Hvistendahl, Public Affairs Books (2011): over ouders die voor zonen kiezen en de gevolgen van een wereld met te veel mannen.

Eeuwig zonder vrouwen, Amin Maalouf, De Geus (2005): roman over een wereld met een groot mannenoverschot.

Dit artikel verscheen eerder in Quest.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Werkende moeders opgelet: er dreigt een zorgvaderopstand. Volgens de Trouwbijlage Tijd van afgelopen zaterdag willen mannen op hun papadag niet langer in de rol van zorgende, empathische, ‘vermoederde’ watjes worden gedrukt, maar in plaats daarvan de boel gecontroleerd in het honderd laten lopen. Harde grenzen stellen en gezag uitdragen, en tussendoor de vrijheid geven om te rennen, te vallen en te ontdekken, dát is waar vaders goed in zijn.

In het Tijd-artikel komen drie experts aan het woord, die suggereren dat deze gloednieuwe keukentafelkloof voortkomt uit de hormoon- en hersenverschillen tussen de vaders van Mars en moeders van Venus. Hij heeft een iets minder ontwikkelde linkerhersenhelft. Er wordt iets gezegd over testosteron. Alle drie benadrukken ze dat mannen het van nature anders doen.

Zulke evolutiebiologische natuur-hormoon-hersenclaims geven gewicht aan het verschijnsel ‘gezaghebbende edoch vrijheidgevende papa’. De gedachte dat je beweegredenen worden bepaald door miljoenen jaren aan in het brein gebakken evolutie is nu eenmaal hip. Uit onderzoek blijkt dat een verklaring die het brein als oorzaak noemt overtuigender is dan dezelfde verklaring zonder hersenen. Als hersen- en gedragsonderzoek elkaar tegenspreken, krijgt het brein daarom voorrang.

Een mooi voorbeeld stond vorig jaar in alle kranten. Wetenschappers hadden ontdekt dat stedelingen gestresster waren dan plattelandsbewoners. Hun brein reageerde in een scanner namelijk heftiger op een lastige rekentaak. Dat de eigenaren van die gescande hersenen ook was gevráágd hoe gestresst ze waren, en dat hier geen verschil bleek tussen stad of dorp, was zelfs in de onderzoekspaper weggemoffeld, laat staan dat het in de krant stond.

Iets vergelijkbaars is er aan de hand met de verschillen tussen vaders en moeders. Ja, het is waar dat mannen meer testosteron in hun lijf hebben dan vrouwen. En inderdaad, herenhersenen zijn anders ingericht dan damesbreinen (hoewel het bewijs dat mannen een stumperd van een linkerbovenkamer hebben erg dun is, maar dat terzijde). De vraag is echter niet of die verschillen er zijn, maar of ze zorgen voor relevante verschillen in gedrag.

Gelukkig is er uitgebreid onderzoek gedaan naar het opvoedgedrag van vaders en moeders. Bij de grootste, een Canadese studie uit 1991, waren meer dan 30.000 ouders betrokken. De onderzoekers vroegen naar vrouwentalenten als warmte en koestering, en naar mannendingen als begrenzing, stimulering tot onafhankelijkheid en strengheid. Er was geen verschil tussen de papa’s en de mama’s. Daar sta je dan met je hersenen en hormonen en miljoenen jaren aan evolutie.

Het kan natuurlijk best zijn dat er aan de Nederlandse keukentafel anno 2012 nog het een en ander wringt. Misschien is een opstand zelfs wel gerechtvaardigd. Maar ik hoop dat het een opstand zal zijn tegen ouderwetse stereotypen over strenge vaders en gevoelige moeders die vermomd als biologische onveranderbaarheden toch telkens weer de krant halen. Het is al moeilijk genoeg om als zorgmoeder en werkende vader de hele ‘ik heb in mijn broek geplast’ / ‘maar ik lust geen wortels’ / ‘waar zijn m’n zwemspullen’-toko draaiende te houden, zonder dat je ook nog rekening moet houden met fabeltjes over ieders zogenaamd natuurlijke talenten (m/v).

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Acht uur op hakken, dat houd ik echt niet vol’, klaagt het meisje dat in de trein tegenover me zit. Ze is horecastudent en moet voor haar opleiding een dag gastvrouw zijn bij een niet nader gespecificeerd chique evenement. ‘Nette kleding, oké. Maar dit is toch niet te doen? Ik moet de hele tijd staan! Bovendien: de jongens hoeven dat ook niet’. Weigeren is geen optie, vertelt ze. Vorig jaar kwam een vriendin op keurige platte schoenen en die werd naar huis gestuurd met een onvoldoende.

Hoge hakken horen tegenwoordig bij het zakelijke standaarduniform van de vrouw. Niet alleen in de horeca, maar ook in de politiek, zo las ik afgelopen donderdag in Trouw. In het boek ‘Haagse hakken’ (de titel is al veelzeggend) vertellen politicae over hun succes. Uiterlijk speelt een belangrijke rol. ‘De Nederlandse vrouw die wat wil in de politiek, laat zichzelf zien’, staat er. Wat ‘jezelf’ is, is echter aan strenge regels gebonden. ‘Geen donker broekpak à la Angela Merckel of Hilary Clinton’ en over een voorkeur voor platte schoenen zegt een van de schrijfsters dat het maar de vraag is of vrouwen zich dat wel kunnen permitteren. Zonder hoge hak geen succes.

Eenzelfde boodschap stond in februari ook al in feministisch maandblad Opzij. In het artikel ‘Emancipatie op hakken’ (heb je ze weer) werd een beetje neergekeken op vrouwen die hun ‘erotisch kapitaal’ nog niet inzetten op de werkvloer. Door er aantrekkelijk bij te lopen, kun je als vrouw slim gebruikmaken van het feit dat mannen meer seks willen dan vrouwen en dus permanent seksueel gefrustreerd zijn. Als zij dan een kort rokje met een hoog hakje zien, zo is de gedachte blijkbaar, zijn ze zo met seks bezig dat je van alles gedaan krijgt. Hij wil iets van jou. Macht ligt dan voor het oprapen.

Deze redenering is allesbehalve modern. Toen evolutiepsychologen in de jaren ’60 en ’70 schreven over de positie van de seksen in de prehistorie, waren er precies twee zaken waarover de vrouw macht kreeg toebedacht: het opvoeden van de kinderen en de toegang tot seks. Mannen, zo luidde de theorie, wilden dit eerste liever niet, maar van dit laatste zoveel mogelijk. De kieskeurige vrouwen, echter, rantsoeneerden de seks vanwege het babytechnische nawerk. Deze strijd kennen we ook uit de rest van het dierenrijk, alwaar de mannetjes gedurende de evolutie allerhande trucs hebben opgepikt om zo succesvol mogelijk naar de baarmoeders van de dames te dingen. De pauw is een klassiek voorbeeld van zo’n ietwat uit de hand gelopen casanova.

Wanneer ik echter naar de foto’s van vrouwelijke politici en zakenmensen kijk, met hun goudkleurige pumps, strakke jurkjes, glimmende sieraden en felrode lippen, vraag ik me af: wie is hier nou de pauw? Wie dingt hier naar de gunsten van wie? Als je je uiterlijk en de seksuele frustratie van een ander nodig hebt om wat gedaan te krijgen, wie heeft er dan werkelijk de macht?

Begrijp me niet verkeerd: er is niets mis met een vrouw die graag hoge hakken of een kek jurkje draagt, omdat ze zich daar fijn in voelt. Maar zodra vrouwen zich lage schoenen en een broekpak niet kunnen permittéren, is erotisch kapitaliseren geen vrije keus meer, maar een modern korset. En laten we onszelf dan niet wijsmaken dat de hoge hak een symbool van macht en succes is.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Op mijn middelbare school stond het bangalijstje op de muur van de jongens-wc. Zo was er een meisje uit mavo-1, dat zich voor een gulden liet zoenen in het fietsenhok. Een ander meisje – een jaar ouder en met grotere borsten – verleende dezelfde dienst, maar dan tegen het fiks hogere bedrag van twee gulden en een sigaret (liefst Marlboro, eventueel Lucky Strike, geen Caballero). Naast het bangalijstje hielden de jongens in mijn klas nauwgezet bij wie volgens de meerderheid der stemmen de fijnste tieten, de fraaiste benen of de lekkerste billen had. Het is een wonder dat ze met al die administratiedruk nog tijd hadden om iets te leren.

De behoefte om de makkelijke en mooie meisjes lijstgewijs vast te leggen is er nog steeds, zo las ik vorige week in de krant. Blijkbaar tot ieders verbazing, want het toegesnelde journaille werkte zich binnen een paar dagen vrij efficiënt op naar een staat van morele paniek. Een meisje uit Pijnacker zou zelfmoord hebben gepleegd omdat ze op zo’n bangalijstje stond. Haar vriendinnen ontkennen dat stellig – volgens hen was ‘gewoon’ pesten de reden van haar tragische daad –, en zijn boos omdat de suggestie werd gewekt dat het meisje seksueel losbandig was. Scholen en politiekorpsen riepen meiden die op een bangalijst staan op om aangifte te doen: zeggen dat iemand een slet is, is een vorm van laster en dus strafbaar.

Het doet een beetje 19e-eeuws aan: meisjes die zich zorgen maken dat hun goede naam bezoedeld wordt door aantijgingen van onkuisheid. Je zou denken dat die meiden, ruim veertig jaar na de aanvang van de seksuele revolutie, de vrijheid zouden hebben om zonder risico op maatschappelijke afwijzing zo vaak en met zoveel mensen als ze willen te genieten van de wonderen van hun eigen geslachtsorganen. Jongens hebben die vrijheid in onze cultuur wel. Daarom is er geen mannelijke versie van het scheldwoord ‘slet’, en zijn er ook geen bangolijsten. En daarom sloeg tijdens de vorige nationale aanval van sekspaniek de term breezersletjes alleen op de meisjes, niet op de net zo goed breezerseksende jongens.

Wellicht komt dat doordat losbandigheid voor jongens en mannen als iets natuurlijks wordt gezien. Aan het begin van de jaren zeventig opperde een invloedrijke evolutiebioloog dat het voor oermannen een goed idee was om seks te hebben met zoveel mogelijk vrouwen: zo kon hij zijn genen zo wijd mogelijk verspreiden. Voor oervrouwen zat dat anders. Na een vrijpartij was er een gerede kans op zwangerschap, gevolgd door jaren aan kinderzorg. Zo’n enorme investering ga je niet aan met de genen van zomaar iemand: preutse kieskeurigheid is dus gewenst. Een vrouw of meisje met een flinke seksuele eetlust is dus tegennatuurlijk en moreel verwerpelijk.

Ondertussen hebben wetenschappers deze theorie genuanceerd. Het bleek bijvoorbeeld toch beter voor de bevruchtingskansen als een vrouw seks had met meerdere mannen. Een zekere mate van sletterigheid zit er wellicht dus van nature in. Tot nu toe hebben vrouwen deze optie binnen hun biologische erfenis nog niet echt weten te omarmen. Misschien komt dat nog: een dag dat we onze schouders ophalen over bangalijsten, omdat de seksualiteit van meisjes geen kwestie meer is van collectieve afkeuring maar van persoonlijke smaak.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Wat zoeken jongens in een meisje? Wat willen de meiden van een jongen? Een ideaal vriendje of vriendinnetje is lief, grappig en knap. Maar het allerbelangrijkste in de liefde is: de klik.

 

Het Slatink in Deventer is een typische middelbare school. Op de vloer ligt linoleum, de deuren zijn in primaire kleuren geschilderd en hier en daar staat in een hoek een ietwat noodlijdende plant. Buiten giet het van de regen, en daardoor komt er door de ramen zo weinig licht naar binnen dat het schemerig is. Het ruikt er naar stof en schoonmaakmiddel. Dan gaat er een opgewekte viertonige bel, en prompt slenteren de eerste brugklassers voorbij. Vrijwel zonder uitzondering dragen ze, haast als een uniform, een blauwe spijkerbroek en sneakers. Over hun ideale vriendje of vriendinnetje hebben ze nog nooit nagedacht. ‘Een lekker wijf’, oppert een jongen van 13 met heel erg veel gel in zijn haar. Zijn vrienden lachen. De jongen wordt rood. ‘Nee, grapje. Weet ik veel. Daar ben ik nog helemaal niet mee bezig.’

 

Een paar trappen verderop in het enorme schoolgebouw zit het lokaal van Monique Mulder. Ze is docent maatschappijleer en mentor van sommige van de leerlingen die vandaag praten over wat zij als 15- tot 17-jarige pubers zoeken in de liefde. ‘Ik ben zelf ook wel benieuwd waar ze mee komen’, vertelt ze tijdens de pauze. ‘Ik weet wel dat er wat meisjes in de klas zitten die absoluut niet van plan zijn om later huismoeder te worden.’ Ze wijst naar hun nu nog lege tafeltjes. ‘Interessante meiden, hoor. Die weten wat ze willen.’

 

Selecteren op uiterlijk

Toch is het een jongen die als eerste het woord neemt. Ismar, die sinds hij binnenkwam over zijn tafeltje gedrapeerd lag, gaat rechtop zitten en vertelt dat hij uiterlijk wel belangrijk vindt. ‘Iemand kan heel aardig zijn, maar als ik haar niet mooi vind, dan is er toch geen klik. Je moet elkaar wel knap vinden, ofzo. Anders wordt het niks.’ Je gaat dus eerst op uiterlijk af, om te kijken of je iemand beter wilt leren kennen. Ismar: ‘Dat is de selectieronde.’

 

Beter leren kennen? Op zoek naar een klik? Dat klinkt niet alsof jongens en meisjes alleen maar met uiterlijk bezig zijn. Dat is wel waar wetenschappers in de media tegenwoordig vaak voor waarschuwen. Pedagoog en seksuoloog Gerard Gielen bijvoorbeeld. In zijn boek Onaantrekkelijk? vertelt hij dat ‘door de overdreven [maatschappelijke] klemtoon op het uiterlijk jongeren een overdreven belang gaan hechten aan de buitenkant.’ De oorzaak is de schoonheidshype, aangewakkerd door het feit dat pubers tegenwoordig op televisie en in bladen steeds geconfronteerd worden met onrealistisch mooie jongens en onwaarschijnlijk sexy meisjes. Dat wakkert de zorg aan dat pubers uiterlijk veel belangrijker vinden dan het innerlijk.

 

Maar daar zijn de jongens en meisjes van Het Slatink het niet mee eens. Lars, een grappige en uitgesproken jongen met een scherpe tong, vat het genuanceerd samen: ‘Als er een beetje een redelijke vorm in zit en een geinig koppie, dan is het wel goed.’ Op de vraag wat belangrijker is, de binnenkant of de buitenkant, zeggen bijna alle pubers dat het innerlijk uiteindelijk toch meer telt.

 

Geen Justin Bieber

Dat wil echter niet zeggen dat ze geen ideeën hebben over hoe een mooie meid of jongen eruit ziet. Als Justin Bieber of Miley Cyrus? ‘Haha, nee man’, lacht Nancy, die zelf al meer dan twee jaar een vriend heeft. ‘Justin Bieber ziet er zo jong uit. Ik heb liever iemand die wat ouder is. Stoerder. Lang, beetje breed. Lief én macho.’

 

De wensen van Nancy komen ook naar voren in wetenschappelijk onderzoek. In de Verenigde Staten werden maar liefst 16.000 pubers van meer dan tachtig scholen geïnterviewd over wat zij zochten in een vriendje of vriendinnetje. De jongens hadden liever een meisje dat iets jonger en ook fysiek kleiner was, en de meiden gingen het liefst voor een lange, wat oudere jongen. Uit een ander onderzoek bleek bovendien dat de pubermeisjes, naarmate ze ouder werden, zich steeds meer aangetrokken voelden toch jongens die zich wat agressiever opstelden dat hun vrienden. De wetenschappers denken dat dit komt doordat de macho’s doorgaans meer status hebben dan de rustige jongens die goed hun best doen op school. Ook uit andere studies, waaronder een Nederlandse, blijkt dat sociale status een belangrijke rol speelt als het gaat om de vraag of je iemand ziet zitten of niet. De pubers van Het Slatink zijn het er echter niet mee eens. Populariteit en status? ‘Niet zo boeiend’, is het unanieme oordeel.

 

Het ideale lijf

Gewicht maakt wel uit. Uit een derde Amerikaanse studie blijkt dat dikke jongens en meisjes bepaald niet favoriet zijn. ‘Ondanks het feit dat in de VS de helft van de jongeren te zwaar is, wordt er gediscrimineerd op gewicht waar het gaat om partnervoorkeuren’, concluderen de onderzoekers enigszins verbaasd. Sterker nog: de jongeren knoopten het liever aan met iemand die een seksueel overdraagbare aandoening hadden, dan met een jongen en meid met obesitas.

 

De Deventerse tieners zijn wat milder gestemd dan hun Amerikaanse collega’s. Dikke jongens en meisjes worden niet op voorhand afgewezen. Maar echt ideaal is het ook niet. ‘Als een jongen echt heel dik is, met een enorme buik ofzo, dan blijft het denk ik eerder gewoon vriendschappelijk’, zegt Erna. Gizem knikt. ‘Ja, de ideale jongen moet wel een beetje sportief zijn. Gewoon fit, weet je.’ Erna: ‘Zoals Arie Boomsma. Maar dan mét haar en zónder baard.’ Gizem heeft er een uitgesproken mening over: ‘Ja! Een baard of een snor, dat is echt… iiieeeuw. Een beetje stoppeltjes mag wel.’

 

Een jongen – ‘Ik wil verder niet in het artikel, oké?’ – tekent met een groene stift zijn ideale vrouwenlichaam. Aan het hoofd wordt niet zoveel aandacht besteedt, maar de borsten en billen worden met zorg groot en rond gemaakt. ‘Een zandlopervorm, dat is wel mooi’, zegt Lars. Met hele magere meisjes hebben de jongens niets op. ‘Je moet wel wat hebben om vast te houden.’

 

Innerlijk telt meer

‘Je gaat eerst op het uiterlijk af, maar je valt op het innerlijk’, zegt Nancy. Erna is het met haar eens. Ze kijkt stellig als ze zegt: ‘Het gaat mij echt ten eerste om innerlijk. Het allerbelangrijkste zijn lief en betrouwbaar. Betrouwbaarheid zijn moet echt sowieso. En hij moet wel zorgzaam zijn. Maar niet té. Niet dat ie alles voor me wil doen ofzo.’ En de jongens? ‘Je moet wel samen kunnen lachen’, zegt Mica.

 

Dat humor belangrijk is, bleek ook uit een onderzoek waar twee Californische wetenschappers zesenveertig jongens en meisjes van gemiddeld vijftien jaar vroegen naar hun ideale partner. Bij iemand met wie ze alleen maar seks wilden en verder niks, telde vooral het uiterlijk. Maar zodra het ging om meer romantische relaties, hadden zowel jongens als meisjes twee hoofdvoorkeuren: een goed gevoel voor humor, en een redelijke portie intelligentie. Gizem onderschrijft dat. ‘Het is wel fijn als je allebei ongeveer even slim bent.’ En ook een brutaal grijnzende Joran is het ermee eens dat intelligentie ertoe doet. ‘Met een meisje dat heel dom is, is er niets aan.’

 

Maar wat betreft Gizem houden de overeenkomsten daar ook wel op. Ze gelooft stellig dat tegenpolen elkaar aantrekken, omdat het anders al snel saai wordt in een relatie. ‘Dezelfde interesses hebben lijkt me heel vervelend. Het moet wel een beetje spannend blijven, met een beetje conflict.’ Uit onderzoek blijkt juist dat jongeren die qua smaak en meningen veel overeenkomsten hebben, elkaar aantrekkelijker vinden. Al te grote verschillen in bijvoorbeeld muziekvoorkeur of levenshouding schrikken af. Dat vindt Erna ook ‘Als iemand van heavy metal houdt, dan gaat het echt niet door’, lacht ze. Ook Mica, die al af en toe iets riep maar niet echt meepraatte, doet nu zijn mond open. Hij vindt het delen van interesses wel belangrijk. ‘Ik heb liever iemand die een beetje van dezelfde muziek houdt. Stel, je woont in hetzelfde huis en zij houdt van, zeg maar, country. Dan heb je wel een probleem.’

 

Geëmancipeerde pubers

Samenwonen met een countryliefhebber is niet iets dat de Slatink-pubers erg zien zitten. Maar hoe zien ze de toekomst verder? Uit onderzoek van de Nationale Jeugdraad uit 2010 bleek dat jongeren van nu niet meer vinden dat vrouwen zodra er kinderen zijn helemaal moeten stoppen met werken. De meerderheid van de jongens en meisjes zegt echter wel dat de vrouw beter geschikt is om te zorgen dan de man, en dat een deeltijdbaan voor de vrouw dus de beste oplossing is. Niet erg geëmancipeerd dus.

 

Van de jongens is Mica veruit het meest conservatief. ‘Mijn ideale vriendin kan goed koken. Niet dat ik dat zelf niet kan. En nu heb ik ook nog m’n moeder. Maar voor later moet ze wel een beetje zorgzaam zijn.’ Joran kan dat niets schelen. ‘Het lijkt me wel wat om thuis te zijn met de kinderen terwijl m’n vrouw werkt. Ik ben wel goed met kinderen.’ Ook als er luiers verschoond moeten worden en nachten doorgehaald met zieke, huilende baby’s? ‘Ja, tuurlijk. Dat kan ik best. Geen probleem voor mij.’

 

‘Voor mij wel’, zegt Nancy. ‘Ik wil later bij een bank werken en ik ga echt niet de hele dag thuis bij de kinderen zitten.’ Gizem is het daar mee eens. ‘Ik ook niet. Ja, misschien stop ik wel even met werken als ze heel klein zijn, maar niet voor lang. M’n moeder kan wel op de kinderen passen, haha! Maar ik ga zeker weer werken. Vrijheid en zelfstandigheid zijn echt wel belangrijk.’ De meiden en jongens houden er serieus rekening mee dat veel huwelijken op de klippen lopen. En dan moet je wel je eigen boterham kunnen verdienen. Lars weet het nog niet. ‘Wie gaat werken of zorgen, dat zien we dan wel weer. Maar ik ben best goed met koters, dus waarom zou ik niet thuisblijven?’

 

Het gaat om de klik

Drie minuten voordat de bel gaat maken Nancy, Gizem, Erna, Mica, Lars, Joran en Ismar de balans op. Ja, natuurlijk is het belangrijk dat iemand er een beetje leuk uitziet. Maar het is niet het allerbelangrijkste, benadrukken ze nog eens. Humor, intelligentie, betrouwbaarheid, zorgzaamheid, een snufje stoerheid voor de jongens doen er toch meer toe. En zelfs dat is niet doorslaggevend, zegt Lars, tot grote instemming van de rest. ‘Want eigenlijk kun je helemaal niet zeggen: ze moet er zo uitzien, of ze moet zo’n karakter hebben. Het gaat er gewoon om dat je een klik hebt.’

*Joran en Mica heten in werkelijkheid anders

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

In mijn studententijd voltrok zich eens per maand, op vrijdagavond, een scheiding der seksen. Onze normaliter vrij gemêleerde vriendengroep splitste zich in tweeën. De mannen gingen pokeren en ‘zuipen’. De vrouwen gingen ‘kletsen’ onder het genot van een glas wijn. Al met al vond ik het een bevreemdende ervaring – niet in de laatste plaats omdat mijn persoonlijke voorkeur uitging naar het kaarten, maar ik daar vanwege mijn gebrek aan Y-chromosoom niet aan mee mocht doen.

 

Zo leerde ik een nieuw stereotype kennen: mannenvriendschappen zijn anders dan vrouwenvriendschappen. Mannen ondernemen meer en praten minder, en al helemaal niet over halfzacht gedoe als emoties. Dit niet-praten doen ze bij voorkeur in kuddeverband, met voetbal op televisie en koud bier in de koelkast. Vrouwen hoeven niet zo nodig iets te doen. Die willen vooral lekker op de bank met hun beste vriendin delen wat er in hun leven gebeurt en hoe ze zich daarover voelen.

 

Een vergelijkbaar beeld komt naar voren in de vele wetenschappelijk onderzoeken waarin mensen werd gevraagd te vertellen over hun vriendschappen. In 2011 maakte gedragswetenschapper Jeffrey Hall van de Universiteit van Kansas een meta-analyse van alle deugdelijke onderzoeken die tot op dat moment gedaan waren naar vriendschappen van mensen met hetzelfde geslacht: wat verwachten ze? Hoe ziet hun ideale vriendschap eruit? In totaal putte hij uit 37 publicaties, met tezamen bijna 9000 ondervraagden. En inderdaad: vrouwen vonden praten belangrijker dan het delen van hobby’s. De nadruk lag dan ook meer op intimiteit en openheid, terwijl de mannen zaken als status en fysieke fitheid (handig bij het samen sporten) hoger in het vaandel hadden staan.

 

Zulke onderzoeksresultaten roepen een beeld op van gesloten mannen die liever met hun vrienden gaan hardlopen dan praten over hoe verloren ze zich voelen in hun relatie nu er kleine kinderen zijn, en van vrouwen die liever hun ziel en zaligheid in elk detail bij elkaar uitstorten dan samen met hun coolste vriendin op een mountainbike over de Utrechtse heuvelrug crossen.

 

Dat beeld past bij de stereotiepe manier waarop veel mensen over mannen en vrouwen nadenken. Hij is rationeel, gesloten, stoer. Zij is juist emotioneel, sociaal, praatgraag, intuïtief. Mannen van Mars, vrouwen van Venus, dat werk. Veruit de meeste mensen denken desgevraagd dat deze harde tweedeling echt bestaat. Maar daarin vergissen ze zich.

 

In 2005 nam de Amerikaanse psycholoog Janet Sibling Hyde honderden studies naar man-vrouwverschillen samen in een meta-analyse, net als Hall deed met vriendschapsonderzoek. Ze keek naar taal: kletsen vrouwen echt meer dan mannen? En naar gevoel: zijn mannen echt minder emotioneel en minder sociaal? Haar analyse deed een kleine bom ontploffen in psychologieland: mannen en vrouwen bleken lang niet zo verschillend als altijd werd gedacht. Op het gebied van sociaal gedrag, emotionaliteit, hoeveel iemand praat waren de verschillen allemaal klein tot afwezig (sterker nog: volgens de meeste onderzoeken praten mannen iets meer dan vrouwen; die onderzoeken passen alleen zo slecht bij ons stereotiepe man-vrouwbeeld dat ze zelden de krant halen).

 

Om aan te geven wat “klein” betekent binnen psychologie-onderzoek: een tijdje geleden constateerden onderzoekers dat mannen rationeler zijn dan vrouwen. Tot die conclusie kwamen ze nadat ze bij ruim vijfhonderd mensen een vragenlijst hadden afgenomen. Op de vragenlijst stond een rationaliteitsschaal, die liep van één tot vijf. Mannen gaven zichzelf gemiddeld een 4,0. En vrouwen een 3,9. Dat betekent niet dat elke willekeurige vrouw net iets minder rationeel is dan elke willekeurige man. Dat betekent dat je naast vrijwel elke man een vrouw kunt zetten die precies net zo rationeel is als hij. Slechts een handjevol extreem rationele mannen en superintuïtieve vrouwen staan alleen. En zo is het met vrijwel alle vaardigheden en karaktereigenschappen: de overlap tussen de seksen is vele malen groter dan het verschil. Om precies die reden concludeert Hyde dat in de regel mannen en vrouwen psychologisch hetzelfde zijn. Ze erkent wel meteen dat op deze regel een paar uitzonderingen zijn. Zo bleken mannen bijvoorbeeld meer porno te kijken en vaker te masturberen. Maar dat zijn niet direct zaken die binnen de gemiddelde vriendschap erg relevant zijn.

 

Wat wel bijzonder relevant is voor vriendschappen (m/v) is hoe gemakkelijk iemand intiem en openhartig iemand (m/v) met een ander spreekt. Dit was immers ook de kern van het verschil tussen mannenvriendschappen en vrouwenvriendschappen: hij doet, zij deelt. Zij praat, hij onderneemt. Bij haar overheersen de emoties, bij hem de actie. Maar ook op dit gebied heeft Hyde een verrassing voor ons in petto. Er blijkt namelijk op het gebied van intimiteit en openhartig delen slechts een heel klein sekseverschil te zijn. In de publicatie staat het zo omschreven: vrouwen bleken “iets” meer van zichzelf te laten zien dan mannen.

 

Dit is paradoxaal. Hoewel het verschil tussen mannenvriendschappen en vrouwenvriendschappen vooral drijft op een verschil in intimiteit en emotionaliteit, blijken de seksen op beide vlakken eigenlijk veel meer overeen te komen dan te verschillen. Dat voelt contra-intuïtief: als mannen en vrouwen even gevoelig en open zijn, en hier evenveel behoefte aan hebben, waarom zijn die vriendschappen dan zo verschillend?

 

Het antwoord is dat we in gedachten de verschillen tussen vrienden en vriendinnen groter maken dan ze in werkelijkheid zijn. Het idee dat we hebben over mannen vriendschappen en vrouwenvriendschappen, wijkt af van de realiteit. In ons hoofd heeft zich een stereotype genesteld dat we ‘in het echt’ slechts zelden tegenkomen.

 

Dit is in de gedragswetenschappen helemaal geen onbekend verschijnsel. Veel ideeën die we hebben over onze psyche en ons gedrag komen niet helemaal (of helemaal niet) overeen met hoe we in het echt handelen. Het is voor de gemiddelde homo sapiens vrij eenvoudig om het ene te doen, en het andere te denken. Zo kunnen we zonder moeite bezorgd zijn over klimaatverandering, maar bij regen toch de auto pakken om een luttele kilometer verderop de boodschappen te halen. Met vrij veel gemak noemen we gezondheid ons allerbelangrijkste goed, en pakken we bij de lunch toch een broodje kroket. Ook niet moeilijk: denken dat vriendschappen vooral draaien om samen sporten (hij) of veel praten (zij), terwijl in werkelijkheid de vriendinnen vaker met elkaar shoppen dan kletsen en de vrienden aan de bar in de sportschool intieme details over hun leven, werk en relatie met elkaar delen. En bovendien: doen vriendinnen die samen een romantische komedie kijken wel echt iets fundamenteel anders dan vrienden die samen een voetbalwedstrijd kijken?

 

De werkelijkheid is veel minder zwart-wit dan het stereotype. Maar wanneer we, zeg, door een onderzoeker een vragenlijst voorgeschoteld krijgt over vriendschap, verdwijnt een groot deel van die nuance. Bedenk dat Halls meta-analyse en ook de vele andere wetenschappelijke onderzoeken op dit gebied allemaal aan mensen vróégen hoe hun vriendschappen in elkaar zaten. Dat is een hele algemene vraag. En zo’n algemene vraag kun je eigenlijk alleen beantwoorden met een algemeen idee over mannen- en vrouwenvriendschappen. En dat idee wordt sterk beïnvloed door de stereotypen die hierover de ronde doen. Dus denken vrouwen eerder aan kletsen met hun vriendinnen, en schiet mannen gemakkelijker het samen sport kijken te binnen.

 

De reden hiervoor ligt voor een deel in onze jeugd. Het vriendschapsstereotype wordt kinderen in onze cultuur vrijwel letterlijk met de paplepel ingegoten. Toen ik nog een jong meisje was (zo’n dikke twintig jaar geleden), bestond er een bordspel dat ‘Droomtelefoon’ heette. Doel was om samen met je vriendinnen en met behulp van een neptelefoontoestel, jongens over te halen om op je feestje te komen of geheimen uit te wisselen met je vriendinnen. De boodschap: voor meisjes zijn relaties belangrijk. Praten is belangrijk. Intimiteit is belangrijk.

 

Zo’n spel is natuurlijk maar een voorbeeld, maar wel erg typerend. Nog een voorbeeld: sinds februari dit jaar ligt er van Lego een aparte lijn voor meisjes in de winkel. Naast de gebruikelijke stereotiepe zaken – de doosjes zijn niet blauw, maar lila, en in plaats van een ruimteschip of kasteel bouw je nu een schoonheidssalon of puppyhuis – is de naam van deze Legolijn veelzeggend: Lego Friends.

 

Dat past bij de manier waarop we bij kinderen van jongs af aan de scheiding der seksen inzetten. Niet alleen praten ouders al meer tegen hun dochters, benoemen ze meer emoties, en herkennen ze zelfs meer verschillende gemoedstoestanden bij hun dochters dan bij hun zonen. Zodra de kinderen in de leeftijd komen dat ze samen gaan spelen met anderen, wordt er anders gespeeld. Ten eerste worden de meisjes bij de meisjes en de jongens bij de jongens gezet. Meisjesspeelgoed als poppen en barbies nodigt vervolgens uit tot sociaal samenspel, wat nog eens extra aangemoedigd door de aanwezige volwassenen, die bij het eerste teken van competitie roepen: “Wel lief samenspelen, hoor!” (we moeten immers wel allemaal ‘friends’ blijven).

 

Bij jongens wordt enige concurrentie wel toegestaan of zelfs aangemoedigd – de ‘jongenslego’ bevat een niet onaanzienlijke collectie ridders, ninja’s en andere vechtjassen, die door hun eigenaren worden ingezet om eens lekker te nepknokken. Dat vinden we passend: jongens behoren te ravotten en te strijden om wie er het hardst, hoogst en verst kan. Eenmaal op het schoolplein is een jeugdige seksekloof een feit. Aan de ene kant staan de meiden met elkaar te kletsen, en aan de andere kant spelen de jongens voetbal.

 

Wanneer we opgroeien, wordt deze scheiding langzaam minder zwart-wit. Vanaf de puberteit, zo blijkt uit onderzoek, neemt bijvoorbeeld het aantal cross-gendervriendschappen toe. De individuele eigenschappen van vrienden en vriendinnen worden belangrijker dan de vraag wie er wel of geen Y-chromosoom heeft. Maar terwijl ons gedrag nuanceert, nuanceren onze ideeën over hoe vriendschappen eruit behoren te zien niet op hetzelfde tempo mee. Stereotypen zijn hardnekkig.

 

Meestal bijt dat elkaar niet. We gebruiken in ons dagelijks leven immers zelden stereotypen om beslissingen te nemen over wat we met onze vrienden en vriendinnen gaan doen. En dat het wel het wetenschappelijk onderzoek vertekent, is vervelend, maar de gemiddelde burger zal er niet wakker van liggen. Er is echter één situatie waarin de hardnekkigheid van zulke ideeën over mannen- en vrouwenvriendschappen wel in de weg kan gaan zitten. En dat is wanneer we beslissingen nemen op basis van weinig of onzekere informatie.

 

Dat klinkt formeel, maar wat ik daarmee bedoel is het volgende: stel, je plant voor een grote groep mensen een avondje. Het is onmogelijk om precies te weten wat iedereen precies graag zou doen. De een houdt van karten, de ander van films, de derde van samen koken. In zulke situaties bieden stereotypen – veelal onbewust – houvast voor ons handelen. In een informatieleemte geeft het iets om op terug te vallen.

 

Dit bij onzekerheid afgaan op stereotypen is een vrij algemene psychologische reactie. Een prachtig voorbeeld kwam een paar jaar voorbij in het NOS-journaal. Een Afghaans gezin dreigde te worden uitgezet naar het land van herkomst. De buurt had een actie georganiseerd: de familie was geliefd, waardevol voor de samenleving en moest blijven. Een van de buurtbewoners werd gevraagd om een reactie. Daarbij vertelde hij dat hij normaal niets op had met ‘al die buitenlanders’, maar dat deze mensen zijn vrienden waren en dus moesten blijven. Dat klinkt irrationeel, maar is in feite volkomen logisch. Over ‘al die buitenlanders’ had meneer namelijk geen informatie, en moest hij terugvallen op zijn – ietwat racistische – stereotypen. Maar over zijn buurtgenoten wist hij van alles, dus had hij het stereotype niet nodig. (Was er een psycholoog langsgekomen om hem te vragen naar zijn mening over allochtonen, dan was hij ongetwijfeld wat aan de racistische kant van de schaal geëindigd, ondanks zijn buurtactivisme, omdat bij zo’n algemene vraag immers ook het stereotype aangesproken wordt, en niet de situatie).

 

Bij vriendschap werkt het net zo. Natuurlijk is er geen man die zich door het stereotype zal laten weerhouden om – al dan niet na het voetbal – even te blijven hangen en met zijn beste vriend te delen dat hij zo vreselijk verliefd is op Samira van kantoor. En goede vriendinnen laten zich door het ‘samen kletsen’-denkbeeld echt niet weerhouden van een dagje abseilen. Maar wanneer de onzekerheid en twijfel groter is, organiseren de mannen een avond met bier en poker, en de vrouwen een avond met wijn en een goed gesprek. Ook al houdt een aantal mannen helemaal niet van kaarten, en vinden sommige vrouwen dat gekletst niet zo nodig.

 

Het idee dat mannen compleet andere vriendschappen hebben dan vrouwen, is dus een mythe. Evenmin heeft zij hele andere behoeftes binnen een vriendschap dan hij. De man-vrouwverschillen op vriendschapsgebied zijn een idee dat onderdeel is van onze cultuur en van jongs af aan wordt aangeleerd. Het is in feite een verhaal dat we aan elkaar vertellen, over hoe het zit en hoe het hoort. En doordat we het vertellen, wordt het zo nu en dan waarheid. In 1928 zei de Amerikaanse socioloog William Thomas: ‘Wanneer mensen situaties als werkelijk definiëren, hebben die situaties werkelijke gevolgen.’ De enige verschillen in mannen- en vrouwenvriendschappen ontstaan doordat wij gelóven dat ze bestaan. Verder zijn we als vrienden allemaal gelijk.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.