dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Iemand vroeg me deze week waar ik over zou schrijven als we in een rechtvaardige wereld zouden leven. Een vraag die me niet losliet, misschien ook omdat ik mijmeren over rechtvaardigheid me afleiding gaf van mijn sombere stemming. Zelfs in de beste tijden verdraag ik dat hele weinig-daglicht-gebeuren waar we in december altijd doorheen moeten vrij matig, en het zijn niet de beste tijden. Ik weet zeker dat ik niet de enige ben voor wie de afgelopen maanden hebben aangevoeld alsof we collectief beland zijn in dat hartverscheurende gedicht van Warsan Shire: ‘later that night / i held an atlas in my lap / ran my fingers across the whole world / and whispered / where does it hurt? / it answered / everywhere / everywhere / everywhere.’

Er valt momenteel verrekte weinig te dromen, maar dat is natuurlijk wanneer dromen er het meest toe doen.

Een rechtvaardige wereld, dus. Ik probeer het me voor te stellen. Er zou geen genocide in Gaza plaatsvinden. Geen kinderen met ‘WCNSF’ op hun arm, wat de Engelse afkorting is voor ‘gewond kind, geen overlevende familie.’ Geen vaders die met hun blote handen klauwen aan het puin van het gebouw dat vlak voor de Israëlische bom nog een huis was, terwijl ze de namen van hun kinderen roepen. Geen moeders die zich vastklampen aan kleine lijkjes in witte zakken, nog een laatste kusje, alsjeblieft, nog even, ik kan nog niet loslaten. Niets van dat alles. Want de wereld was rechtvaardig.

We zouden geen fascist hebben als bijna-premier. Geen extreem-rechtse antisemiet als Kamer-voorzitter. Politieke partijen zouden met elkaar van mening verschillen over de beste oplossingen voor allerlei problemen, maar niet over of de grondwet wel moet gelden voor iedereen. Nooit over de vraag of sommige mensen vanwege hun geloof of afkomst net iets minder mens zijn dan anderen.

Er zouden geen vluchtelingen verrekken in koude, natte tentjes in door God en alle mensen vergeten kampen op Griekse eilanden. Geen moeders die hun kinderen moeten troosten omdat ze schurft hebben en moeten slapen op een stuk karton.

Er zou geen klimaatcrisis zijn. Geen mensen in het Globale Zuiden die eerst oogst na oogst zien verdorren om vervolgens op de vlucht te moeten slaan omdat alle regen in één keer komt en alles wat ze hebben wordt meegesleurd door een kolkende modderstroom. Geen wetenschappers die permanent de noodklok luiden over het warmste jaar ooit, de warmste zee ooit, het minste zee-ijs ooit, de kleinste gletsjers ooit. Geen klimaatactivisten die gemarteld worden door regimes met oliedollartekens in hun ogen, zoals nu onder andere gebeurt in Oeganda.

Er zou geen armoede zijn. Geen uitbuiting. Geen plundering. Geen verwoesting. Geen haat. Geen oorlog.

In die wereld zou ik alleen nog maar opgewekte columns hoeven schrijven. Ik zou op bezoek gaan bij een ex-varkensboer die nu landbouwgrond helpt verwilderen en die heeft ontdekt hoeveel meer vervulling hij haalt uit het helpen van het leven dan uit het afslachten ervan. Ik zou schrijven over een chronisch zieke bijstandsmoeder die dankzij haar basisinkomen eindelijk ontspannen kan bestaan. Over hoe de Palestijnen in Gaza voor de tiende keer hun Bevrijdingsdag hebben gevierd.

Ik zou vertellen over hoe de concentratie CO2 in de lucht niet alleen stabiel blijft maar inmiddels afneemt, na een episch wereldwijd project om bossen en wetlands te herstellen. Over hoe het ijs in Groenland voor het eerst weer aangroeit. Over hoe er geld is overgebleven uit het riant opgezette loss and damage-klimaatfonds en hoe landen unaniem besluiten dat te steken in gratis onderwijs en gezondheidszorg.

Ik zou schrijven over de wilde natuur die we hebben laten ontstaan rondom de steden. Ik zou vertellen hoe ik ‘s ochtends de deur opendoe van mijn betaalbare, knusse, energieneutrale woning. Het heeft vannacht geregend. Ik ruik bosgrond en natte bomen. Even twijfel ik of gratis het schone openbaar vervoer naar de stad zal nemen. Maar de zon begint te schijnen en ik hoor overal vogels zingen, dus ik trek mijn wandelschoenen aan en stap de deur uit, de rechtvaardige wereld in.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Als je de aarde alleen ziet als iets om uit te buiten, dan verdoem je jezelf.’ Als de klimaattop in Dubai me ergens aan doet denken, dan is het aan die uitspraak van schrijver Amitav Ghosh.

De clusterfuck begon al toen bleek dat de voorzitter van de top de hele-dikke-oliebaas Sultan al-Jaber zou zijn. Het staatsbedrijf dat hij leidt, pompte in 2021 het volstrekt niet lullige aantal van 2,7 miljoen vaten olie per dag op. Hij kondigde al aan dat hij dit in 2027 verdubbeld wil hebben.

Uiteraard zei Al-Jaber er niet bij dat hij voornemens was om de klimaattop te verbouwen tot een fossiel feestje. Die aap kwam uit de mouw tijdens een online bijeenkomst, vorige maand. De vraag was of hij in Dubai het voortouw wilde nemen in het rechtvaardig afbouwen van fossiele brandstoffen, omdat we tenslotte al middenin de klimaatcrisis zitten. Al-Jaber vond dat maar ‘alarmistisch’. Hij ontkende de complete klimaatwetenschap door te stellen dat het, om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad, helemaal niet nodig is om olie, gas en kolen uit te faseren. Het kan ook niet, zei hij, tenzij we weer in grotten willen gaan leven.

Bovendien had de BBC inmiddels uitgelekte notities in handen gekregen waaruit bleek dat Al-Jabers thuisland, de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), de klimaattop wilde gebruiken om oliedeals te sluiten. Onder andere over nieuw aan te boren fossiele bronnen – iets dat volkomen onverenigbaar is met details als, zeg, het complete Parijs-akkoord.

Om de boel een beetje op te kalefateren, was er aan het begin van de top een goed-nieuws-momentje. Er komt eindelijk een loss and damage-fonds voor armere landen die harde klimaatklappen krijgen. Het leverde een staande ovatie op, las ik, maar het bedrag in het fonds – 460 miljoen dollar – is een fooi; niet alleen een fractie van wat er nodig zal zijn om getroffen landen te helpen, maar ook een diep beledigende 0,007 procent van het bedrag dat landen wereldwijd elk jaar uitgeven aan fossiele subsidies.

De olie- en gaslobbyisten – in Dubai in veel grotere getale aanwezig dan ooit tevoren op een klimaattop, maar dat zal u inmiddels niet meer verbazen – lachen zich de broeikasballen uit hun broek. Veel oliegiganten kondigden dit jaar immers vrolijk aan dat ze de productie van olie en gas niet gaan terugdringen en dat ze lekker blijven investeren in fossiel – ook in nieuwe bronnen. Zo legt TotalEnergies op dit moment de verwoestende East African Crude Oil Pipeline (EACOP) aan, om olie die ze gaan oppompen in kwetsbare Oegandese natuurgebieden via onteigend land en het Victoriameer naar de kust van Tanzania te transporteren. Een lekkage zou een ecologische ramp zijn en miljoenen mensen van hun levensonderhoud kunnen beroven, maar dat kan Total niks schelen: zij pakken de winst en laten de ellende achter.

Hetzelfde geldt voor VAE’s bevriende buurland, Saoedi-Arabië, dat van plan blijkt te zijn om onder meer opkomende economieën in Afrika verslaafd te maken aan fossiele brandstoffen. Zo willen ze deals maken om goedkope benzine-auto’s op de markt te laten brengen en ‘power ships’ laten aanrukken die van supervervuilende stookolie elektriciteit maken voor kuststeden. Eén van de hoofddoelen: zorgen dat er niet minder maar juist méér fossiele energie wordt gebruikt. Alles voor het grote geld.

Neokolonialisme is, kortom, springlevend en riant vertegenwoordigd in Dubai. En omdat Al-Jaber & co de rode loper hebben uitgerold voor Big Oil zal de klimaattop daar niets aan veranderen. Niemand zal, om Ghosh aan te halen, vragen hoe het kan dat grote bedrijven onze prachtige, levende planeet zijn gaan behandelen als een gigantisch grondstoffenmagazijn dat er alleen is om gebruikt te worden. Niemand zal zijn armen in de lucht gooien en uitroepen hoe diep verkeerd dit allemaal is.

In plaats daarvan zullen de wormtongen van de fossiele industrie hun bezweringen – winst, innovatie, groei – in de oren van machthebbers blijven lispelen, terwijl de aarde brandt en overstroomt. Mensen sterven en de leiders in Dubai zullen weer niet zullen doen wat nodig is. Het is meer dan een clusterfuck. Het is een misdaad.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Een historische politieke avond’, heette het op NPO1. ‘Een eclatante overwinning’, duidde iemand. Eclatant betekent daverend, schitterend. Maar er schittert niets aan de winst van een fascistische partij als de PVV.

Er zijn mensen die weerstand voelen bij dat f-woord. Zeker nu, nadat Wilders moeite heeft gedaan om zichzelf acceptabel te maken. Zijn standpunten over de islam wilde hij best even in de ijskast zetten. Tijdens de debatten – waarin Omtzigt stijfjes zijn zinnen bijeen harkte, het Timmermans aan vuur ontbrak en Yesilgöz steeds opzichtig stond te liegen – hield hij zijn haat in toom ten gunste van een volstrekt hol maar wel zelfverzekerd en charmant gebracht verhaal over de portemonnee van ‘de Nederlander’.

Bij veel mensen ging het erin als Gods woord in een ouderling. Journalisten en commentatoren assorti deinden mee op het tij: ze benadrukten zijn mildere toon, hoe vriendelijk hij klonk. Na de exit poll op woensdagavond mocht Wilders zonder al te veel kritische vragen de premier-rol inglibberen en vertellen hoe iedere partij – dus ook de zijne – over zijn schaduw heen moet stappen. ‘We hebben een agenda van hoop. Ik zal me redelijk opstellen.’

Het leverde hem meteen een open sollicitatie op van Pieter Omtzigt, die Wilders warm feliciteerde en aangaf beschikbaar te zijn. In zijn woorden galmden de uitspraken van Wilders letterlijk na: ook Omtzigt gaat over zijn schaduw heenstappen (echo) en de hoop (echo) voor een betere toekomst omzetten in daden.

Maar laat je niets wijsmaken. Doen alsof Wilders geen fascist is, vereist niet alleen een buitengewoon creatieve blik op de werkelijkheid, maar ook een bijzonder slecht geheugen. Dit is nog steeds de man van het racistische ‘minder, minder, minder Marokkanen’. De man die zijn partij bouwde op moslimhaat: ‘Ik wil moskeeën afbreken […] Ik ga er als eerste met cement en stenen heen om die moskeeën dicht te metselen.’

Dit is de man die Nederlandse moslims hun nationaliteit wilde afpakken en het land wilde uitzetten wanneer ze de wet overtraden, problemen veroorzaakten of bijvoorbeeld hun kind uithuwelijkten. En niet alleen hen, ook hun verwanten: ‘Wegsturen! De hele familie moet het land uit, die moet als voorbeeld worden gesteld.’ Hij wilde zelfs gedachtepolitie spelen: ‘Maar als je ook maar dénkt aan invoeren van de sharia, het meppen van homo´s, als je ook maar één millimeter over de schreef gaat, dan pakken we je op en gooien je het land uit!’

Dit is de man die mannelijke vluchtelingen wilde opsluiten in azc’s. Niet omdat ze iets verkeerd hadden gedaan, maar omdat Wilders hen niet meer echt als mensen zag. ‘Testosteronbommen’ waren het, die voor een ‘seksuele jihad’ en een ‘verkrachtingsepidemie’ zouden zorgen.

Dit is de man die ook in zijn huidige verkiezingsprogramma ongrondwettelijke islamofobie heeft staan: ‘We willen minder islam in Nederland’. ‘Onze eigen cultuur’ heeft altijd voorrang, ‘en als je dat niet bevalt, vertrek je maar.’ Dit is de man die islamitisch onderwijs wil verbieden omdat hierin volgens hem geen plek is voor de vrijheid en gelijkwaardigheid van man en vrouw, hetero en LHBTI.

Dit is trouwens ook de man spreekt over ‘genderterreur’ en ‘woke dictatuur’ wanneer de Kamer debatteert over of het gemakkelijker moet worden voor trans tieners om hun geslacht te wijzigen in hun paspoort. De man die een situatie schetst van een 16-jarige die ‘ineens’ besluit om geen jongetje maar een meisje te zijn. ‘Wat is het? Morgen ben je een kameel, overmorgen een dromedaris?’

Dit is de man die de aarde wil laten branden. Het PVV-programma gaat over stoppen met ‘de hysterische reductie van CO2’ en ‘alle klimaatmaatregelen direct door de shredder. Geen miljardenverspilling aan zinloze klimaathobby’s’.

Dit is de man, ook, die Oekraïne in de steek wil laten en die Israël volledig blijft steunen, ook al is er een genocide gaande op de Palestijnen in Gaza.

Niets van dit alles is acceptabel. En laten we wel wezen: fascisme leg je niet in de ijskast. Fascisme parkeer je niet en je werkt er niet mee samen – je bestrijdt het met alles wat je in je hebt. Wilders liet al weten geen spijt te hebben van zijn vroegere woorden. Dus rest ons wederom maar één koers: verzet.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Om de paar dagen komen er nieuwe hartverscheurende cijfers uit Gaza. Deze zijn van woensdag: 10.328 Palestijnen zijn gedood door het Israëlische leger, waaronder 4237 kinderen. Zo’n 2350 mensen zijn nog vermist, ergens onder het puin of in een anoniem massagraf. Onder hen nog eens 1300 kinderen.

Achter elke ellendige statistiek gaat een zee van pijn schuil. ‘Ze zijn geen nummers’, schrijft een Gazaanse fotograaf. ‘Ze hebben namen, gezichten en mensen die van ze houden en die ze voor altijd zullen missen.’

‘We zijn universums vol leven en verhalen’, zegt een landgenoot. En hij vertelt over een man die het zoete kaasgerecht nabulsi kanufa verkocht, maar het, als het nodig was, gratis weggaf. Hij herinnert zich wat de verkoper zei: als je geld hebt, betaal wat je kunt, neem wat je nodig hebt en vertrouw in God. Op de foto staat de man – grijzend haar, snor, geruit overhemd – kunafa op te scheppen. Inmiddels is hij vermoord door een bom uit Israël.

Ik weet niet wat zijn naam was. Ik weet ook niet wat de naam is van het kind dat in een klein lijkzakje op straat lag, het witte plastic opengescheurd bij het hoofd zodat er soort afscheid mogelijk was, een moeder ernaast die dat koude gezichtje niet los kon laten; familie probeerde haar weg te trekken, maar ze bleef zich wanhopig vasthouden. Ik weet niet wat de namen zijn van de vier kinderen die ergens onder de betonbrokken lagen die hun vader met zijn blote handen probeerde weg te klauwen om bij ze te komen.

Ik weet niet wat de naam is van de baby die nog snel een kus kreeg van haar grote broer voor ze in een deken gewikkeld werd voor haar begrafenis. Ik weet niet hoe de dode ouders heten van het kleine meisje met lange zwarte krullen en een groen t-shirt aan dat bedekt is onder het grijze stof van vallend puin, dat maar bleef huilen: ‘Ik ben koud. Ik wil mijn mama. Ik wil mijn papa.’

Ik weet niet hoe ze heten, maar iemand weet het. Ze zijn geen nummers. En sommige namen, gezichten en verhalen kennen we wel. Op sociale media bouwen mensen kleine monumentjes voor dierbaren die Israël heeft gedood in de genocide waarvan we allemaal getuige zijn.

Zo hoorde ik over Habiba. Ze was 8 jaar oud. Volgens haar moeder had ze het mooiste gezicht ter wereld. Had.

Ahmed staat op de foto in toga, met zijn baby Ayman in zijn armen, die een academische baretje opheeft, zo eentje met een kwastje eraan. Het is een mooie dag; ze lachen. Vader, zoon en hun hele familie zijn omgekomen.

Mujahid was 7. Hij had kanker en maakte tekeningen voor de artsen die hem hielpen. Een Israëlische bom doodde hem en al zijn familie.

Doaa was lerares Engels en Arabisch. Vorige week maakte ze nog een foto van haar lachende dochter Sham met een ‘happy birthday’-haarband op. Ze hadden het, ondanks alles, een beetje gevierd. Ze kwamen samen om bij een Israëlische luchtaanval.

Net als Alaa Badawi en zijn kinderen Anas, Reem, Yahya en Jana. Een vriend van hen deelt een herkenbaar beeld; zo’n typische gezin-selfie zoals zoveel mensen op hun telefoon hebben, waarbij er altijd één iemand is die er een beetje bizar op staat. Ze zijn allemaal dood.

Karim van 9 overleed tijdens een van de vele bombardementen. Zijn vader schrijft dat het hem een beetje troost geeft dat zijn kind bij de Almachtige is, en dat hij daar samen is met zijn grootouders en een heleboel ooms, tantes, neven en nichten. ‘We hopen dat je ons zult bezoeken in onze dromen, maar vraag je opa Samir wel even of het mag.’

De staat Israël heeft Palestijnse levens goedkoop gemaakt. In hun bommenregens telt van alles, maar niet meer hoe kostbaar ieder mens is. Hoe innig geliefd elke dode. Dus is het aan ons om dat niet te vergeten. Om te luisteren naar de verhalen. Ze door te vertellen. En als er geen woorden meer zijn, zeg dan hun naam. Habiba. Ahmed. Ayman. Mujahid. Doaa. Sham. Alaa. Anas. Reem. Yahya. Jana. Karim. En meer dan tienduizend anderen die ook geen statistieken zijn, maar universums.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘From the river to the sea, Palestine will be free’, riepen we afgelopen zaterdag in Deventer bij een kleine demonstratie uit solidariteit met de Palestijnen in Gaza. In weerwil van de motie die gisteren door rechtse partijen werd aangenomen in de Tweede Kamer gingen geen van de bordjes, speeches of gesprekken over de vernietiging van de staat Israël. Wel over vrede, een einde aan de bombardementen, aan de bezetting, aan de apartheid. Kortom: over mensenrechten.

Ik stond daar omdat ik blijkbaar ineens in een land leef waarvan de regering een staat steunt die op een gruwelijke massaslachting door terroristen reageert door twee miljoen burgers af te sluiten van drinkwater, voedsel, medicijnen en brandstof, en dat zelfverdediging noemt. Een staat die ziekenhuizen, scholen, woningen, markten en vluchtelingenkampen bombardeert en zegt dat dat uit zelfbehoud is. Een staat die al bijna 3000 kinderen in Gaza vermoordde en claimt dat ze dit doet om zichzelf te beschermen.

Er is vooralsnog geen enkel teken dat het Israëlische leger zal stoppen met oorlogsmisdaden plegen voor Gaza compleet verwoest is en haar inwoners dood zijn of gevlucht. Dat betekent dat wij als land op dit moment instemmend getuige zijn van een etnische zuivering. Hoe afschuwelijk het geweld van Hamas ook was: voor genocide is nooit een excuus.

Wie meer schrikt van die woorden dan van de daden van het leger, herinner ik graag aan de taal die de Israëlische regering zelf bezigt. ‘We vechten tegen menselijke beesten en we zullen ons daarnaar gedragen’, zei de minister van Defensie. Het X-account van de premier plaatste – en verwijderde – een bericht over ‘een strijd tussen de kinderen van het licht en de kinderen van de duisternis, tussen menselijkheid en de wetten van de jungle.’

Oftewel: Palestijnen zijn geen mensen. Er zijn nauwelijks gevaarlijker woorden.

Gelukkig zijn de woorden van de staat Israël niet meer de enige die ons bereiken. Vanuit Gaza sturen Palestijnen noodkreten. Zoals Mahmoud Hanouq, vlak voordat hij gedood werd door een luchtaanval: ‘Mijn hart kan dit niet meer aan. We worden afgeslacht, etnisch gezuiverd, genadeloos gebombardeerd.’ Journalist Mariam Barghouti: ‘Ik weet niet hoeveel rouw we kunnen verdragen. I don’t know what’s left to kill.’

En ook buiten Gaza spreken mensen zich uit. Wereldwijd gingen de afgelopen weken honderdduizenden mensen de straat op. ‘De retoriek die we nu van de Israëlische regering zien komen is genocidaal’, zei een Joodse vrouw tijdens een protest in New York. ‘Vergis je niet. Als Joden herkennen we het. En als Joden weten we dat dit betekent dat we ons, ondanks onze rouw, moeten uitspreken. We moeten ons uitspreken omdat we weten waar dingen zeggen als ‘menselijke beesten’ wanneer je praat over een compleet volk bombarderen – we weten waar dat toe leidt.’

Sonja Barend zei aan een talkshowtafel: ‘Natuurlijk moet je Hamas bestrijden. Maar moet dat zo? Het moet in ieder geval niet zo.’ Bij een demonstratie in Rotterdam hield iemand een bord omhoog: ‘Ik eer mijn Joodse voorouders door te vechten tegen genocide en onderdrukking.’ De Joodse activist Ariel Gold zei op X: ‘We herkennen genocide wanneer we het zien. We zien het nu in Gaza. ‘Nooit meer’ geldt voor iedereen. ‘Nooit meer’ is nu.’

Bij het protest in Deventer krijgt een man het woord. Hij zou iets in het Arabisch zeggen, maar besluit zijn toespraak in het Engels te geven. We zijn maar zo’n klein stipje in het universum, zegt hij – waarom verdoen we onze tijd met grenzen? Waarom denkt Israël dat ze land kunnen bezetten?

Hij ziet een wereld voor zich waarin niemand land bezet of bezit. Een wereld zonder muren of grensposten, waarin er vrede, vrijheid en gelijkheid is voor iedereen. Zijn handen trillen van emotie, hij verheft zijn stem. We weten niet wie de schepper van het universum is, zegt hij. Maar we weten wel dat we allemaal buren zijn, op het land, op onze kleine stip. We zijn allemaal mensen. We zouden als vrienden kunnen samenleven.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘De zachte krachten zullen zeker winnen’, schreef Henriëtte Roland Holst. Ze had het over liefde, ‘de zin van ’t leven der planeten, / en mense’ en diere’. / Er is niets wat kan storen / ’t stijgen tot haar.’ Ik moest aan dit gedicht denken toen ik vorige week het zoveelste verontrustende bericht over de psychische gezondheid van jongeren las. Volgens een peiling van 3Vraagt onder 1600 jonge mensen heeft 85 procent last van mentale klachten: stress, piekeren, slaapproblemen, depressie. Een op vijf heeft hier in de afgelopen twee jaar medicijnen voor gebruikt; een even grote groep verdooft de ellende met alcohol of drugs.

Onze kinderen zouden best willen stijgen, maar er stoort van alles. Ze gaan, zo weten we uit eerder onderzoek, langzaam ten onder aan de druk van de neoliberale prestatiemaatschappij, waarin niet liefde maar succes het hoogste gebod is. Het antwoord van de wereld der volwassenen is doorgaans niet dat het dan hoog tijd is om hevig te klussen aan de staat van de samenleving in het algemeen en het onderwijs in het bijzonder, maar dat jonge mensen sterker moeten worden. Dat ze hun weerbaarheid moeten trainen. Hun eigen kracht moeten vinden.

Dit is geen zachte maar een harde kracht. In haar essay Meltdown of the phantom snowflakes schrijft Laurie Penny dat ‘kracht’ te vaak betekent: ‘Sterk genoeg om niet bevrijd te hoeven worden. Sterk genoeg om onrecht te verdragen.’ Stilletjes verdragen, ook nog, want wanneer het een teken van kracht is om je zodanig te schikken in je deprimerende lot dat niemand last van je heeft, dan is tegen dat lot in opstand komen of zelfs maar proberen je eigen weg te vinden al gauw een teken van zwakte. ‘Dat is wat we zien wanneer jonge mensen die strijden voor verandering ‘de sneeuwvlokjesgeneratie’ worden genoemd’, merkt Penny op. We zeggen dat ze zeuren. Berispen hen om hun slachtoffergedrag.

Een panellid van 3Vraagt beaamt dat: ‘Het is pompen of verzuipen. En als we proberen in die storm ons eigen kompas te volgen en onze eigen waarden na te streven, ongeacht de druk, staat de oudere generatie altijd klaar om ons watjes te noemen.’

In een opmerking als ‘je moet jouw eigen kracht vinden’ ligt de nadruk op ‘kracht’ en niet op ‘eigen’. Het betekent niet: omarm je innerlijke vulkaan en zoek het leven dat zo goed bij jou past dat je het wilt omhelzen met duizend armen. Wat volwassenen bedoelen is: vind de kracht die ons goed uitkomt. Vind de kracht om te slagen in de prestatiemaatschappij. Of, als dat niet lukt: vind de kracht om de pijn die de samenleving je doet te incasseren zonder ons ermee te vermoeien.

Dit is geen zachte maar een harde kracht, die onze kinderen ook nog eens tegen zichzelf dienen te keren. Ze worden de bewakers van hun eigen misère; de hoeders van hun eigen onderdrukking; de cipiers van hun eigen innerlijke gevangenis.

En daarmee gaat zelfs nog meer verloren dan alleen hun kans op ontspanning en levensvreugde. In een essay in Vrij Nederland citeert Tom Grosveld de filosoof Byung-Chul Han: ‘De eis tot optimalisering van de ziel, die in werkelijkheid een aanpassing aan bestaande machtsverhoudingen afdwingt, verhult maatschappelijke misstanden.’ En: ‘Terwijl we dokteren aan onze eigen ziel, verliezen we de maatschappelijke verbanden die tot sociale verstoringen leiden uit het oog. Als angsten en onzekerheden ons kwellen, stellen we niet de maatschappij maar onszelf daarvoor verantwoordelijk.’ We vervangen maatschappijkritiek door persoonlijke groei, stelt Grosveld. Het resultaat, aldus Han, is dat er geen revolutie volgt, maar depressie.

Ziedaar het lot van onze kinderen. In alle angst en stress zijn ze gaan geloven dat het allemaal aan hen ligt; ze zien het falen van de prestatiemaatschappij als hun eigen falen; ze verwijten zichzelf dat ze het onverdraaglijke niet beter kunnen verdragen. Ze verzuipen stilletjes, zonder verzet. Wanneer zegt de wereld der volwassenen: genoeg is genoeg? Vanaf vandaag is succes ondergeschikt aan liefde? Vanaf nu laten we alleen nog de zachte krachten winnen?

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.