dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Er waren geen rellen op de kroningsdag. Integendeel: het was een leuk feestje. Een moment waarop iedereen zich weer even saamhorig Van Oranje kon voelen. Nou ja, iedereen behalve Joanna de Republikein, voor wie de politie de kernwaarden van de rechtstaat wat bijboog opdat de balkonscène niet zou worden verpest door een ongezellig antimonarchistisch protestbord. Maar verder was er geen vuiltje aan de lucht. De demonstratievakken bleven goeddeels leeg, en niemand gooide stenen naar de ME.

En dat terwijl er toch genoeg is om kwaad over te zijn. Dat bijbuigen van de rechtstaat, bijvoorbeeld. Dat de woningmarkt nog steeds hevig op slot zit. Hoe politici niks doen tegen klimaatverandering. De oorlog in Syrië. De verschraling van de zorg. De stijgende jeugdwerkloosheid. Het salonracisme van Wilders en co. Alledaags seksisme. Dat studeren weer iets voor kinderen van rijke ouders dreigt te worden.

Of die nieuwe plannen, die ervoor zorgen dat nadat je je als jongere diep in de schulden hebt gestoken om je eigen studie te betalen, en nadat je met die molensteen om je nek met veel pijn en moeite een te dure hypotheek afsloot, en nadat je zonder ooit een vast contract te krijgen van werkgever naar werkloosheid naar werkgever hopte terwijl je kinderen in de peperdure opvang zaten, en nadat ze van het toch maar bij elkaar geschraapte spaargeld gingen studeren, en nadat je ontdekte dat er voor jouw generatie geen pensioengeld over is, dat na dit alles de overheid bij je komt aankloppen voor een financiële bijdrage aan de zorg voor je ouders. En of je even wilt gaan mantelzorgen, alstublieft, dankuwel.

Ik ben beslist geen voorstander van geweld, maar soms denk ik: dat is wel een kinderkopje of twee waard.

Maar nee: mijn generatie is niet boos te krijgen. Ik heb de afgelopen dagen zitten nadenken waarom. En de reden is volgens mij dit: we zijn, met dank aan het neoliberalisme, te individualistisch geworden. Zoals psychiater Paul Verhaeghe schrijft in zijn boek ‘Identiteit’: jongeren zijn vooral bezig met eigen succes. Je bent manager van je eigen leven. Dat leven is maakbaar, en dat maakt je diep verantwoordelijk voor het eigen falen of welslagen.

Dit maakbaarheidsindividualisme heeft elk besef van collectieve solidariteit compleet doen verdwijnen. Veel van mijn generatiegenoten stellen zich nog slechts één vraag wanneer ze geconfronteerd worden met problemen en onrecht: wat betekent dit eigenlijk voor mij? Zit de woningmarkt op slot door decennia aan beroerd beleid: hoe kan ik toch aan een leuk huisje komen? Wordt de zorg onbetaalbaar: hoe kom ik aan genoeg geld? Stijgt de werkloosheid: waar vind ik toch nog een baan?

Wie zo druk bezig is met het doppen van de eigen boontjes, heeft geen oog voor het grotere plaatje en geen tijd om te demonstreren. Dus staat er geen groep op om te zeggen: dit tast ons bestaan op onacceptabele wijze aan. Op naar het Malieveld! En is het niet voor mezelf, dan voor het grotere onrecht. En voor mijn medemens, die zichzelf wellicht straks niet meer redden kan.

Maar dat gebeurt niet. Want met ‘dank’ aan het neoliberalisme zijn we brave burgers geworden. Goede consumenten. Machteloze, geïsoleerde individuen. En nee, die rellen niet. Zelfs niet als er eigenlijk wel reden toe is.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Hij had het zelf gezien, hoe God het te korte been had laten aangroeien. ‘God is niet afhankelijk van het natuurlijke’, verklaarde de Maastrichtse onderzoeker Onno van Schayck in het EO-programma ‘Zin in wetenschap’. Hij vertelde erbij dat dit wonder onomstotelijk, honderd procent zeker, was aangetoond met behulp van röntgenfoto’s.

De uitzending zorgde uiteraard voor de nodige ophef. Een wetenschapper die op tv de meer sprookjesachtige werken Gods propagandeert, dat vinden velen niet per se wenselijk. Van Schayck probeerde het relletje nog in te dammen door te zeggen dat hij zijn ervaring had gedeeld vanuit zijn hoedanigheid als christen, niet als wetenschapper. Merkwaardig, want aan het begin van het fragment had Van Schayck zichzelf voorgesteld als hoogleraar.

Op de ophef volgde een brief van christelijke academici. Onder meer astronoom Heino Falcke en fysicus Cees Dekker wilden opkomen voor de vrijheid van wetenschappers om openlijk hun persoonlijke opinies te verwoorden, en over alternatieve verklaringen voor het onverklaarbare te spreken. Recht op vrije meningsuiting enzo.

Met hun brief raken de heren aan een interessante kwestie: kun je eigenlijk wetenschapper zijn, en gelovige tegelijk? Is het mogelijk om van negen tot vijf in navolging van Popper met alle macht te proberen je eigen hypotheses onderuit te halen, om daarna je jas aan te trekken, naar huis te fietsen, en te geloven dat de aarde is geschapen door een hogere macht die tevens doden kan laten verrijzen, zondvloeden veroorzaken, en bij wijze van toegift benen kan laten aangroeien?

Volgens wetenschapsjournalist Maarten Keulemans kan dat niet. Hij verwijst naar de lange traditie waarin christelijke academici het wetenschappelijk bewijs of zelfs natuurwetten negeren als het ze niet zo goed uitkomt. ‘Christenen als Van Schayck hebben lak aan de wetenschap. Leuk, die wetenschap, maar als puntje bij paaltje komt kun je je te korte been lekker tóch een stukje langer bidden’, schrijft hij in een Volkskrant-opiniestuk. Hij pleit ervoor om geloof buiten de wetenschap te laten.

Ik twijfel, en wel hierom: het negeren van onwelgevallig bewijs is volgens mij niet een valkuil waar enkel gelovige wetenschappers in sodemieteren. Neem bijvoorbeeld Cees Renckens, arts-in-ruste en tevens erevoorzitter van de Vereniging tegen Kwakzalverij. Je zou denken: kritische twijfelaar bij uitstek. Toch had ik op twitter een verontrustende discussie met hem. Het begon met een wat misplaatste opmerking van Renckens: er was nieuws dat fecestransplantaties mogelijk obesitas kunnen helpen tegengaan, en hij grapte dat dit dus betekende dat dikke mensen voor straf een broodje poep moesten eten.

‘Voor straf?’ vroeg ik, denkende aan de vele tweelingstudies die uitwijzen dat gewicht voor zo’n 75 procent een genetische aangelegenheid is. Waarop Renckens zei: ‘Met wilskracht is veel overgewicht te voorkomen c.q. te behandelen’. Ik stuurde hem een link naar een systematische review waaruit blijkt dat, wilskracht of niet, langdurig veel gewicht verliezen met een dieet en/of extra lichaamsbeweging voor bijna niemand mogelijk is. Na een jaar of vijf is vrijwel iedereen die meedoet aan zo’n studie even zwaar of zwaarder dan voorheen. Waarop Renckens zei: ‘Weg met dit defaitisme. Het is moeilijk, maar het kan.’

De uitspraken van Renckens druisen rechtstreeks in tegen de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Toch verkoos hij, net als Van Schayck met zijn wonderbeen, zijn geloof boven de resultaten van goed uitgevoerd onderzoek. Een kwalijke zaak, want waar de meeste mensen over een wonderbeen hun schouders ophalen, is de gedachte dat dikke mensen dun zouden kunnen zijn als ze meer wilskracht zouden tonen zeer geloofwaardig, zeker uit de mond van een arts.

En daar zit hem de crux: uit de mond van een arts. Mensen nemen wetenschappers en medici serieuzer dan ze de slager om de hoek nemen. Dat is een goede zaak, maar het schept ook de verplichting om je woorden zorgvuldig te kiezen. Ik citeer Richard Feymans beroemde woorden hierover: ‘You should not fool the laymen when you’re talking as a scientist… I’m talking about a specific, extra type of integrity that is … bending over backwards to show how you’re maybe wrong.’

Natuurlijk mogen onderzoekers er persoonlijke opinies of religieuze overwegingen op nahouden. Ze moeten die alleen niet in het openbaar verkondigen. Niet omdat ze minder recht heeft op vrijheid van meningsuiting, maar omdat het wijsheid is om die vrijheid als wetenschapper niet ten volle te benutten.

 

Foto: FreeImages.com/Alexander Wallnöfer

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Je bent mooier dan je denkt.’ Dat is de boodschap van een nieuw filmpje van Dove dat ondertussen 33 miljoen keer online bekeken is. In het filmpje gaan vrouwen langs bij een forensisch tekenaar. Zonder hen te zien schetst hij hun gezicht, op basis van hun beschrijvingen. Vervolgens komen er vreemden binnen. Ook zij omschrijven het uiterlijk van de vrouwen. En, wis en waarachtig, de schets die hieruit voortkomt pakt voor de dames veel florissanter uit.

Het filmpje laat zien hoe de vrouwen moeten huilen om de onthulling dat ze blijkbaar zelf veel kritischer over hun uiterlijk zijn dan vreemden. De les die dames hieruit moeten leren is een oude bekende in Dove-land: geloof het nu maar, je bent prachtig zoals je bent. De feel-good druipt letterlijk van het scherm wanneer een vrouw het even samenvat: “[natural beauty] couldn’t be more critical to your happiness.”

Ik geloof er geen woord van. Om te beginnen: de definitie van schoonheid die Dove hanteert is angstwekkend nauw. Toegegeven, iets minder nauw dan de gemiddelde cosmeticareclame, maar toch: de vrouwen in het filmpje zijn allemaal blank, aantrekkelijk, stijlvol gekleed en gekapt, slank. Geen van hen heeft rimpels, littekens, acne, eczeem, vet haar, gele tanden, foute make-up, een onderkin of iets anders wat we normaliter niet associëren met het schoonheidsideaal.

Hetzelfde gold voor een eerdere campagne van Dove. Daarin waren zogenaamde ‘echte vrouwen’ te zien: van normale omvang in plaats van graatmager, en oudere dames met zelfs wel hier en daar een rimpel of drie. Wat minder mensen weten is dat een professioneel beeldbewerker later in de New Yorker toegaf dat de beelden van deze echte vrouwen zwaar geretoucheerd waren zodat ze er niet al te onaantrekkelijk uitzagen. Het moet blijkbaar ook weer niet té echt worden. Of té natuurlijk.

Wat me vooral verontrust is welke boodschap hiervan uitgaat. Wat leren Dove & co mijn dochters over hun lichaam, als zelfs in de kritische reclamefilmpjes alle vrouwen strakgetrokken, onthaard, geföhnd, gehydrateerd, gestyled en opgemaakt zijn? In ieder geval niet dat hun lijf oké is zoals het werkelijk echt en puur natuur is: make-uploos, harig, met flapjes en kwabjes, littekens, stug haar dat niet in de plooi wil en huidproblemen.

Wat ik vrees dat ze leren: dat het hebben van een vrouwenlijf een voortdurende strijd is tegen de elementen en tegen jezelf. Dat je niet mooi kunt zijn zonder te scheren, harsen, smeren en stylen. En dat het Heel Erg Belangrijk is dat je dit doet. ‘Most critical to your happiness’, zelfs.

Want laten we wel wezen: het is in de huidige samenleving niet mogelijk om je dochters groot te brengen zonder dat ze leren dat knap zijn één van hun belangrijkste taken is. Daar zorgen barbies, Disney-prinsessen en make-upkinderfeestjes wel voor. En de juffen en crècheleidsters die elke dag tegen mijn dochters zeggen hoe mooi ze er uitzien.

Ik had mijn meiden iets anders gegund. Een wereld zonder beauty-terreur, waarin je uiterlijk ondergeschikt is aan de schoonheid die van binnen zit. Waarin echte vrouwen niet gedefinieerd worden door digitaal bewerkte plaatjes maar door hun inzicht, moed en doorzettingsvermogen. Waarin we meisjes voor de verandering eens vertellen: ‘Je bent stoerder dan je denkt.’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Erg vrouwelijk ben ik niet. Ik bezit nul paar hoge hakken, trek een ladder in elke panty die binnen mijn bereik durft te komen, en heb zowel been- als oksel- als schaamhaar omdat ik mijn tijd in de badkamer het liefst tot een minimum beperk. Mijn make-upverzameling bestaat uit een enkel tubetje lipgloss dat het grootste deel van het jaar ergens onderin m’n tas rondslingert. Ik haat shoppen. Van mode krijg ik de kriebels. Kappers idem dito. En nimmer in mijn leven ben ik emotioneel opgeknapt van het kopen van een leuk jurkje.

Ondamesachtig zijn is niet iets dat vrouwen in onze samenleving in dank wordt afgenomen. Dat bleek afgelopen zaterdag weer eens uit een stuk in Tijd over misdaadheldinnen als Sarah Lund uit de serie ‘The killing’ en Sage Noren uit ‘The bridge’. Ik vind ze leuk, juist omdat ze niet elegant of fijnbesnaard zijn, maar wel extreem sterk, intelligent en doelgericht. Ze doen me denken aan  klassieke mannelijke detectives als Morse, Frost en Wallander. Blijkbaar is het archetype van de chagrijnige en tot aan het bittere eind vasthoudende rechercheur niet langer voorbehouden aan de man. Heel goed. Lange leve de emancipatie.

Helaas sprak uit het Tijd-artikel nauwelijks enige waardering voor deze vrouwelijke Wallanders. Ze werden omschreven als gestoord en ergerniswekkend, en als zoonverwaarlozend en obsessief (Lund), autistisch, extreem onbehouwen en robotachtig (Noren) en hypernerveus en hysterisch (Carrie Mathison uit ‘Homeland’). Wat bij moordzaakoplossende mannen charmant is, is bij vrouwen blijkbaar een reden tot afkeuring.

En niet alleen op tv. De machtige Facebookzakenvrouw Sheryl Sandberg beschrijft in haar nieuwe boek ‘Lean in’ hoe ook op de werkvloer een gebrek aan vrouwelijkheid wordt bestraft. ‘Als een vrouw krachtig optreedt, of wanneer ze zeer competent is, of wanneer ze focust op de resultaten in plaats van op het plezieren van anderen, dan gedraagt ze zich als man. En als ze zich gedraagt als man, vinden mensen haar niet aardig.’ En ook hier geldt: op een onaardige vrouw reageert men uitgesproken negatief.

Sandberg illustreert haar punt met een veelzeggend psychologisch experiment. De helft van een groep studenten kreeg een beschrijving te lezen van een succesvolle zakenvrouw, Heidi Roizen. ‘Roizen heeft een extraverte persoonlijkheid en een groot persoonlijk en professioneel netwerk met daarin enkele van de machtigste leiders in de technologiesector.’ Dat soort werk. De andere helft van de studenten kreeg dezelfde beschrijving, maar bij hen was de naam Heidi vervangen door Howard.

Dat maakte alle verschil. Waar de studenten Howard beoordeelden als een fijne collega, zagen ze Heidi als egocentrisch en ‘niet het type waar je graag mee zou willen samenwerken’. Dit alles omdat Heidi niet voldeed aan het stereotype van de lieve, vrouwelijke vrouw.

Maar lieverds onderhandelen geen fantastische zakendeals. En vrouwen die iedereen een plezier doen lossen geen moordzaken op. En daar zit hem de kern van het probleem. Om te slagen moet een vrouw mannelijk genoeg zijn om te doen wat de kerels doen, maar niet zo mannelijk dat ze afstoot. Een nare spagaat, met een pijnlijk gevolg: vrouwen moeten nog steeds twee keer zo hard werken voor de helft van de waardering.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het was verder een heel normaal EU-rapport over vrouwenemancipatie. Er stond iets in over het terugdringen van de loonkloof en dat het anno 2013 toch wel eens tijd is om vrouwen voor hetzelfde werk evenveel te betalen als mannen. Er werd wat gemopperd op sekstoerisme. Niks bijzonders. Maar dan artikel 17. Daarin riep initiatiefneemster Kartika Liotard de lidstaten op om eindelijk iets te gaan doen aan porno. Om precies te zijn: ‘Het uitbannen van alle vormen van porno in de media’.

´Te paard! Aksie!´, riepen de roze ridders van GeenStijl, die niet konden aanzien hoe ook-nog-een-vrouw probeerde te morrelen aan wat zij om volkomen duistere redenen hun ´pr0n´ noemen. ´Neem onze pensioenpotten maar, sloop de welvaartsstaat, privatiseer het spoor, vestig een dictatuur en eis nog meer bezuinigingen, maar blijf met je grijpgrage papier-poten van onze pr0n af!´

Ook enkele politici verontwaardigden zich. Marije Cornelissen van GroenLinks vond het een onzalig plan, VVD´er Hans van Baalen voorspelde dat het rapport wel op de berg oud papier zal belanden. Sophie in ‘t Veld (D66) wees erop dat het idee dat vrouwen lustobjecten zijn niet onder dwang zal verdwijnen.

De vraag is echter of dat verdwijnen nodig is. Is porno echt een kwalijk product dat de emancipatie van de vrouw tegenwerkt? Of hoort het tegenwoordig gewoon bij een gezonde zin in seks? Vanuit de wetenschap is voor beide stellingen wel iets te zeggen. Zo zijn jongens die porno kijken minder vrouwvriendelijk en zien ze meisjes vaker als onderdanig seksobject. Ze willen bovendien vaker anale seks: een vast nummertje in de doorsnee pornofilm, die er doorgaans om draait dat een vrouw zich gedwee in al haar gaten laat nemen door een man met een enorme erectie, waarop deze als slotakkoord in haar gezicht klaarkomt. Het is vast overbodig te zeggen dat het gemiddelde meisje deze genoegens liever aan zich voorbij laat gaan.

Aan de andere kant moet men de invloed van porno ook niet overschatten. Jongens worden misschien iets seksistischer, maar andere invloeden tellen zwaarder dus het is niet zo dat er dankzij de ruime beschikbaarheid van internetporno een groep vrouwenhatende macho’s opgroeit. En bovendien: niet alle porno is van het gedwee-in-alle-gaten type. Er is ook porno waarin zeer expliciet maar toch respectvol gesekst wordt met veel aandacht voor het genot van de vrouw. Uit onderzoek blijkt dat mannen én vrouwen zulks erg opwindend vinden. Wie is de EU om zich hiermee te bemoeien?

In dit licht is een verbod op alle vormen van porno een draconische maatregel. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen harde xxx-noten gekraakt hoeven te worden. Zo blijven de werkomstandigheden van porno-actrices een bron van zorg. In de Volkskrant Magazine vertelde porno-actrice Bobbi Eden hoe ze op de set geweld moest gebruiken om te voorkomen dat ze voor het oog van de camera verkracht werd. Veel vrouwen in de business zijn slachtoffer geweest van seksueel geweld. Hoe vrijwillig acteren zij? En in wat voor films? Wat zegt het over een samenleving als op Google de zoekopdracht ‘virgin rape porn’ 31,6 miljoen resultaten teruggeeft? Simpelweg oproepen tot een verbod doet geen recht aan deze vragen. In een reflex roepen dat de EU van onze porno af moet blijven evenmin.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Vrouwen en mannen zijn niet echt gelijk, tot ze ook gelijk zijn in de dood.’ Waar ik deze uitspraak  hoorde weet ik niet precies meer. Ik denk dat het zo’n Amerikaanse actieserie was, vol moedige soldaten die in verre woestijnen sterven voor democratie en vrij toegankelijke olievoorraden. De scène herinner ik me wel: twee grijzende mannen treurden om een gesneuvelde soldate die in vroeger tijden onder hen gediend had. Haar dood kwam harder aan dan dat van haar mannelijke collega’s. Iets wat deze heren van een zekere leeftijd opvatten als teken dat de vrouwenemancipatie binnen het leger in ieder geval wat hen betreft nog niet voltooid was.

Ik moest hieraan denken toen ik in de Elsevier las dat defensieminister Hennis alle gevechtsfuncties van het Neerlands leger wil openstellen voor vrouwen. Dus ook het Korps Mariniers, en de Onderzeedienst.

Ik vind dat stoer van de minister, te meer omdat er nogal wat vooroordelen zijn over vrouwen in het leger. In het Elsevierartikel waarin gewag werd gemaakt van Hennis’ voornemen stond gelijk een fraai voorbeeld. ‘De theorie is dat de aanwezigheid van vrouwen de samenwerking tussen mannen in gewelddadige omstandigheden kan vertroebelen. Ieder lid van de eenheid moet dan zijn taak uitvoeren, maar de aanwezigheid van vrouwen stelt het mannelijke oerinstinct in werking. Mannen beschermen dan eerst de vrouwen en vergeten hun taak. Dit bedreigt de overlevingskansen van de eenheid.’

Als dit waar zou zijn, dan zou het echt linke soep zijn om zomaar een stel wijven los te laten in de frontlinie. Gelukkig valt het met dat beschermende oerinstinct van de man wel mee. Vorig jaar bleek uit onderzoek dat bij scheepsrampen mannen de grootste overlevingskansen hebben. Zodra de zooi begint te zinken begeven zij zich als hazen naar de reddingsboten. Slechts wanneer de kapitein bereid is om het met geweld af te dwingen, geldt: vrouwen en kinderen eerst.

Maar er zijn natuurlijk meer zorgen over piemelloze soldaten. Nadat het Amerikaanse leger besloot vrouwen toegang te geven tot alle gevechtsfuncties, stond in het wetenschapstijdschrift New Scientist een overzicht van eigenschappen die ze ongeschikt zouden maken voor het betere knokwerk. Misschien zijn ze niet sterk genoeg, is een veelgehoord maar slap argument: iemand die het fysiek niet trekt, laat je niet toe in je eenheid, ongeacht sekse.

Vrouwen zouden bovendien te teerhartig zijn, en onhandigerwijs medelijden krijgen met de vijand. Dat blijkt niet het geval: in de ‘juiste’ omstandigheden is iedereen (m/v) in staat tot meedogenloos en gewelddadig handelen, concludeerden psychologen in 2004. Raken vrouwen dan wellicht sneller getraumatiseerd? Ook niet. Amerikaanse damessoldaten die in Irak of Afghanistan in gevecht raakten, hadden naderhand niet vaker psychische problemen dan hun mannelijke mede-militairen.

Eigenlijk staat maar één ding de legervrouw in de weg: de legerman. Uit een enquête onder 3800 defensiemedewerkers uit 2006 bleek dat vier procent van de vrouwen in de werkkring seksuele dwang had meegemaakt (tegen nul procent van de mannen). Ik hoop dat Hennis dit ook aanpakt, zodat vrouwen niet alleen in alle eenheden maar ook viezerik-vrij kunnen meevechten. Omdat ze dus gelijk zijn, in het leven en in de dood.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.