dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

De farmaceutische industrie is verrot. Ze geeft meer geld uit aan marketing dan aan onderzoek, verstopt onwelgevallige resultaten in een grote bureaula en deinst er niet voor terug om gezonde mensen ervan te overtuigen dat ze een aandoening hebben, als ze daardoor meer pillen kan slijten.

Dit alles is zeer kwalijk, maar ook oud nieuws. De vraag is dan ook wat het nieuwe boek Bad Pharma, van de Britse arts en Guardian-columnist BenGoldacre, toevoegt aan het reeds lijvige corpus van journalistieke werken dat de tekortkomingen en wandaden van de geneesmiddelenindustrie beschrijft. Heeft het voor iemand die bijvoorbeeld het onvolprezen boek Slikken van Joop Bouma heeft gelezen nog nut om in Goldacres boek te duiken?

Toch wel. De reden is dat Goldacre een stuk breder kijkt dan alleen naar de farmaceutische industrie. Hoewel hij zich – soms tot vervelens toe – kwaad maakt over de geneesmiddelenfabrikanten, laat hij ook zien hoe bijvoorbeeld medische vakbladen en de Europese medicijntoezichthouder EMA mede schuld hebben aan de problemen in farmaland.

Zijn boodschap: de pillenindustrie gedraagt zich zo, omdat het kán. Er bestaat een chronisch gebrek aan duidelijke en consequent nageleefde regels over openheid en veiligheid, en de bedrijven benutten dit gebrek om hun primaire doel te verwezenlijken: een zo groot mogelijke winst. Dat ze daarbij vaak onzuiver opereren kun je hen kwalijk nemen (en dat doet Goldacre ook veelvuldig), maar hij geeft ook toe dat veel van de rottigheid een logisch gevolg is van de maatschappelijke keuze om enerzijds het ontwikkelen en testen van medicijnen in bedrijfshanden te leggen, en anderzijds te weinig harde eisen te stellen aan hoe dit dan gebeurt en wie dit controleert.

Van de EMA hoeven we wat dat betreft weinig te verwachten, maakt Goldacre duidelijk. Die hebben de belangen van de industrie merkbaar hoger zitten dan de belangen van de patiënt. Als voorbeeld geeft hij de gang van zaken rondom de toen veelvuldig voorgeschreven geneesmiddelen orlistat en rimonabant. Beide waren bedoeld om mensen met ernstig overgewicht te helpen kilo’s kwijt te raken. In 2007 wilde een groep onafhankelijke wetenschappers van het Nordic Cochrane Center een overzichtsartikel schrijven, waarin ze op systematische wijze alle onderzoeken naar de werkzaamheid en bijwerkingen van deze medicijnen de revue wilden laten passeren.

Zo’n overzichtsartikel is echter alleen nuttig wanneer niet enkel de gunstige studies worden meegenomen die reeds in de vakbladen staan, maar ook de onderzoeken die ongepubliceerd bleven omdat het resultaat de industrie niet beviel. Om zicht te krijgen op die laatste groep ‘bureaula-experimenten’ richtten de Cochrane-wetenschappers zich tot de EMA. Daar heeft men immers alle informatie: voordat wordt besloten of een middel toegelaten wordt op de markt, is de geneesmiddelenfabrikant verplicht om alle experimenten die met dat middel zijn gedaan aan de toezichthouder te geven – ook de ongepubliceerde. De EMA weigerde echter de boel op te sturen, omdat dit het commerciële belang van de fabrikanten van orlistat en rimonabant zou kunnen schaden. Pas na herhaaldelijk aandringen van de Europese ombudsman kwam de EMA over de brug. Dat was in 2010, een jaar nádat rimonabant uit de handel was gehaald omdat het middel het risico op ernstige psychiatrische stoornissen en zelfmoord verhoogde. Iets wat de Cochrane-onderzoekers al in 2007 hadden kunnen weten als de EMA niet zo had tegengewerkt.

In Goldacres ogen is er maar één medicijn voor dit soort farmaceutische missers: totale openheid. Waarom verstopt de EMA überhaupt ongepubliceerde experimenten? Maak alle documenten gewoon openbaar, niet alleen in de toekomst, maar ook met terugwerkende kracht, zodat we alles te weten komen over de middelen die nu al op de markt zijn. Alleen dan hebben onderzoekers en artsen alle informatie die ze nodig hebben om hun werk goed te doen.

Ook de medische vakbladen ontsnappen niet aan Goldacres kritische blik. Hoewel ze doorgaans een goede reputatie hebben, zijn zij net als de toezichthouders onderdeel van een bedorven systeem. Toptijdschriften als de Journal of the American Medical Association en de New England Journal of Medicine verdienen naar schatting elk jaar tien tot twintig miljoen dollar aan de industrie. Farmaceutische bedrijven adverteren volop in deze bladen en bovendien bestellen ze van welgevallige studies regelmatig peperdure herdrukken om aan zakenrelaties en artsen uit te delen.

Goldacre suggereert dat deze miljoenen er mede de oorzaak van zijn dat de tijdschriften soms publicatieafspraken schenden – in het voordeel van de industrie. Zo bestaat er een afspraak dat vakbladen alleen experimenten publiceren die vóórdat de resultaten bekend werden, waren aangemeld in een grote databank. Die vooraanmelding is een openheidsmaatregel: een studie die openlijk geregistreerd is maar later niet zo goed bleek uit te pakken, verdwijnt minder gemakkelijk in een bureaula. Om die reden zijn farmabedrijven niet happig op de databank: ze lopen het risico dat hun medicijn in alle openheid op zijn smoel gaat. Deelname moet dus afgedwongen worden, en de publicatieafspraak van de vakbladen is hierin de stok achter de deur. Zonder vooraanmelding krijg je als pillenbedrijf immers ook de glansrijke successtudies niet gepubliceerd, terwijl ze juist wel erg graag willen. Helaas, meldt Goldacre, blijkt dat de vakbladen hun stok achter de deur onvoldoende gebruiken. Studies die niet in de databank staan worden tegen de afspraak in toch gepubliceerd, waardoor het hele openheidsinitiatief in de praktijk in het water valt.

Niets van dit alles is in het belang van de patiënt, of zelfs van de arts. In tegendeel: de advertenties en herdrukken zorgen er juist voor dat artsen zich – onbewust – laten leiden door de marketingafdeling in plaats van door het bewijs achter een pil. Zo verstoren ze het wetenschappelijk proces. Die verstoring is ook nog eens peperduur: de in totaal half miljard dollar die de industrie jaarlijks besteedt aan advertenties en dergelijke wordt uiteindelijk gewoon via de prijs van de medicijnen en de zorgverzekerde burger opgehoest.

Het boek van Goldacre is een aaneenschakeling van dit soort casussen en voorbeelden. Daarbij benadrukt hij constant wat de gevolgen van het disfunctionerende systeem kunnen zijn voor de patiënt: onnodig lijden, onnodig sterven. Hierdoor doet zijn boek soms gekleurd aan. Toch is het uitstekend onderbouwd. Een klassieker in wording, en een aanrader voor iedereen die het naadje van de farmaceutische kous wil weten.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.