‘Mama, wat is een kernoorlog?’ willen mijn dochters weten. Ze hoorden me praten over Poetin; over zijn waarschuwing dat landen die zijn bloedige invasie in Oekraïne zouden proberen te stoppen consequenties aan hun broek zouden krijgen ‘die u nog nooit gezien heeft in uw geschiedenis’. Over hoe hij de Russische kernwapens in speciale staat van paraatheid heeft gebracht.
Nog grotere schijtlaarzen en/of doemdenkers dan ik hebben alvast de jodiumtabletten, noodradio’s en gasmaskers opgekocht, ontdek ik. In de Volkskrant lees ik dat de helft van de Nederlanders denkt dat de oorlog zou kunnen leiden tot de inzet van kernwapens, tot ‘de ontwrichting van de bestaande wereldorde via een atoomoorlog.’ Hoe leg je zoiets uit aan je kinderen?
Ik luister naar de podcast van journalist Julie McDowall. Zij denkt niet dat Poetin in een vlaag van verstandsverbijstering op de grote rode knop zal drukken. Maar misschien zal hij er niet voor terugdeinzen om in zijn oorlog een kleiner, tactisch nucleair wapen te gebruiken. En wat dan? Is er een scenario denkbaar waarin dat niet escaleert? Hoe krijg je die doos van Pandora weer dicht?
Als er een kernoorlog komt met Rusland, vragen mijn dochters, wat gebeurt er dan? Ik zoek een antwoord op die vraag dat abstract genoeg om ‘s nachts nog mee te kunnen slapen. Aan de inslag van de bommen zelf sterven zo’n 770 miljoen mensen, schrijft journalist Mark Lynas. Talloze anderen komen om door stralingsziekte. De immense hoeveelheid stof in de lucht zorgt voor een nucleaire winter; er is jarenlang geen zomer en dus ook geen oogst. Bijna iedereen verhongert.
Maar als er zoveel op het spel staat, is het dan niet beter om niet te slapen? McDowall raadt de televisiefilm Threads uit 1984 aan, over Ruth, een zwangere vrouw uit Sheffield die gewoon haar leven leidt terwijl de spanning tussen de VS en de Sovjet-Unie oploopt: een marine-conflict, tactische kernraketten in Iran, een luchtalarm, een lichtflits. Wanneer Ruth de kelder verlaat om haar verloofde te zoeken, ziet ze Sheffield branden, er liggen lijken op straat, een gebroken vrouw wiegt haar verkoolde baby. Na de eerste weken slaat de honger toe. Een hoogzwangere Ruth rukt rauw schapenvlees van het bot. Ze bevalt in een schuurtje en bijt de navelstreng met haar tanden door. Met een dochtertje in haar armen koopt ze dode ratten om te eten.
Nog gruwelijker is het New Yorker-artikel over Hiroshima uit 1946, omdat het geen fictie is. Wie een zwakke maag heeft, wil dit misschien overslaan. De overlevenden vertellen over mensen wier gezicht eraf is gebrand, pussende wonden, mensen die op zichzelf kotsen terwijl ze vluchten. Een soldaat zegt, als iemand hem water geeft: ‘Ik kan niets zien’. Zijn oogkassen zijn leeg; de vloeistof van zijn gesmolten oogbollen rolt over zijn wangen. Verderop probeert een pastoor een vrouw te helpen die te zwak is om zelf op te staan. Hij pakt haar bij haar handen; haar huid glijdt eraf als een handschoen. Hij herhaalt in zichzelf: dit zijn mensen, dit zijn mensen.
Ik geef mijn dochters het abstracte antwoord. Maar mama, zeggen ze, waarom bestaan er dan nog kernbommen? Ja, waarom? Omdat machtige mannen daarvoor hebben gekozen. Omdat ze zichzelf hebben wijsgemaakt dat de wereld veiliger is onder de garantie van totale wederzijdse doem; geen leider zal de eerste bom riskeren als hij weet dat zijn eigen volk in de tegenaanval ook uitgeroeid zal worden. Poetin laat opnieuw zien hoe levensgevaarlijk dit idee is. Een wereld met kernbommen is nooit veilig. Er is geen enkele garantie anders dan die van verwoesting en dood.
Ik loop met m’n dochters in de zon. De sleedoorns bloeien, we ruiken vochtige aarde, een merel scharrelt in de berm. En ik denk: onze wereld is zo mooi. En we houden allemaal zo innig veel van onze kinderen. Waarom zou je in vredesnaam willen vasthouden aan bommen die hen en ons en alles zo beestachtig kunnen vernietigen?
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.