Mijn eerste menstruatie vierde ik op de fiets. Ik was elf jaar en samen met mijn klasgenoten voor een schoolreis op weg van Bellingwolde naar Gasselte, een tocht van meer van veertig kilometer door stromende regen en tegenwind. Van elke dertig trappen had ik er tien buikkramp, en aangezien de vleugeltjes nog niet waren uitgevonden, schoof mijn maandverband voortdurend heen en weer in mijn onderbroek, zodat ik elke tien minuten op mijn trappers moest gaan staan om de zaak recht te leggen (er is geen manier om dit discreet te doen). Halverwege stopten we bij een stel bosjes voor een plaspauze, waarop ik me genoodzaakt zag om ten overstaan van mijn hele klas een maandverbandje in mintgroen plastic in mijn mouw te moffelen, en me richting een struik te begeven om de boel te wisselen. Jazeker, mijn moeder had de dag daarvoor taart gekocht en me trots verteld dat ik nu geen meisje meer was maar een vrouw, maar van mij had dat vrouw-zijn best nog een paar jaar op zich mogen laten wachten.
Maar genoeg gezeurd. Het kan namelijk best zijn dat ik, was ik twintig jaar later geboren, nog eerder mijn vrouwelijkheid had moeten ‘omhelzen’. Want uit onderzoek blijkt dat de leeftijd waarop meisjes in de puberteit komt de afgelopen decennia steeds is gedaald. Deze zomer lieten Frank Biro (arts en hoogleraar aan de University of Cincinnati) en zijn collega’s weten dat van alle meisjes in New York, Cincinnati en San Francisco bijna 15 procent als ze zeven jaar oud is al borsten heeft – en dat is ten opzichte van 1997 een flinke stijging, aldus de wetenschappers.
Ik schrok daar wel even van. Een meisje van zeven was twee jaar daarvoor tenslotte nog een kleuter. Bij ‘zeven jaar’ stel ik me dus boomhutten en kapotte knieën van het rolschaatsen voor, geen beha’s. Toch zijn de resultaten van Biro & co wetenschappelijk gezien geen verrassing. De leeftijd waarop meiden voor het eerst borsten krijgen en menstrueren daalt in de hele westerse wereld namelijk al een hele tijd. Neem bijvoorbeeld de Nederlandse meisjes: werden ze begin jaren ’60 gemiddeld gezien ongesteld als ze bijna veertien waren, ondertussen begint het feest rond de dertien. De grote vraag is natuurlijk: wat is de oorzaak van die daling?
Een factor waarvan wetenschappers denken dat hij een grote rol speelt, is armoede. Of, beter gezegd, de relatieve armoede waarin westerse mensen in slechte wijken, waar het hen ontbreekt aan meer dan een minimuminkomen, een goede opleiding, status of glansrijke carrièrevooruitzichten. Het aantal mensen dat in armoede leeft, neemt elk jaar toe, zowel in de VS als in Europa. Voor een deel komt dat door de economische crisis, maar de trend bestaat al veel langer dan dat. In de VS groeit het verschil tussen de hoogste en laagste inkomens al sinds het einde van de jaren zestig. En hoogleraar Jan Latten voorspelde vijf jaar geleden al dat de kloof tussen arm en rijk in Nederland in de toekomst alleen maar zou blijven groeien.
Het zijn de jongemeiden die aan de ‘verkeerde’ kant van de kloof opgroeien, bij wie een combinatie van omgevingskenmerken en biologische mechanismen de leeftijd waarop hun lijf hen klaar vindt voor borsten en menstruatie het meest vervroegd. Dat blijkt ook uit het onderzoek van Biro en collega’s. De meisjes uit New York kwamen uit de arme buurt Harlem. Van hen hadden in totaal 15,2 procent op hun zevende al borsten. In San Francisco, waar de meisjes uit de welgestelde Bay Area kwamen, lag dat percentage lager, op 11,3 procent.
Een van de kenmerken die armoede en vroege puberteit aan elkaar linken, is obesitas. “Een hoger BMI drijft de leeftijd naar beneden”, aldus Biro. Hele dikke meisjes hebben meer vetcellen in hun lijf die hormonen uitscheidden, en die hormonen kunnen de puberteit vroegtijdig ‘aanzetten’. Natuurlijk treffen wetenschappers de link tussen gewicht en de eerste menstruatie of borstvorming ook onafhankelijk van inkomen of sociaal-economische status aan. Dat betekent dat ook welgestelde meisjes met een flink gewicht soms ‘meedoen’ in de trend om steeds vroeger te puberen. Maar het is ook een feit dat obesitas onder arme kinderen veel meer voorkomt dan onder rijke kinderen van hoogopgeleide ouders, en dus komt de trend daar harder aan.
Op naar factor twee: vervuiling. Ook hier kunnen welvarende jongemeiden natuurlijk mee in aanraking komen, maar, aldus Biro: “In de binnensteden [waar in de VS de armere mensen wonen – AtB] vinden we normaal gesproken meer vervuiling.” Dat is natuurlijk al vervelend genoeg, maar echt verontrustend wordt het als we ons beseffen dat een deel van die vervuiling bestaat uit ftalaten. Dit zijn chemicaliën die gebruikt worden als weekmakers zodat je plastic lekker flexibel blijft, maar die ook erg verwant zijn aan oestrogeen. Daarom verdenken sommige wetenschappers ze ervan dat ze met het hormoonsysteem van ongeboren baby’s of – volgens Biro – van jonge meisjes rommelen.
En dan is er nog de invloed van armoede zelf op ons ‘biologische programma’. Daniel Nettle, onderzoeker aan Newcastle University, legde de gegevens van achtduizend Britse families naast elkaar en ontdekte dat de meiden die opgroeiden in achterstandswijken, eerder kinderen kregen dan hun rijkere leeftijdsgenoten. (Die link bestaat trouwens in Nederland ook: hoe lager de sociaal-economische status, hoe groter de kans op een tienerzwangerschap.) Nettle linkt dat verschil aan het verschil in gezonde levensjaren: de meest achtergestelde Britten hebben bij hun geboorte maar vijftig fitte jaren voor de boeg. Geen wonder, zegt Nettle, dat de vrouwen vroeg kinderen krijgen. Dat zie je bij dieren ook: als de omstandigheden zwaar zijn en de levensverwachting kort, reageren ze daarop door eerder in hun leven hun eerste nest jongen te werpen. Het is een evolutionair mechanisme, om te zorgen dat je je genen doorgeeft voordat het te laat is.
“Een interessante theorie”, vindt Biro. En ook andere wetenschappers vallen Nettle bij. Professor Jay Belsky, van de University of London, vertelt me dat hij al een tijd denkt dat vroege levenservaringen van invloed zijn op het moment dat je puberteit begint. “Ik ben zeker van mening dat de vroegere aanvang van de puberteit in meisjes in economisch achtergestelde gebieden een biologische manier is om de meisjes in staat te stellen vroeg moeder te worden”, zegt hij.
Andere levenservaringen waar arme meiden meer mee te maken krijgen dan rijke versterken dit ‘vroege puberteitseffect’. Een afwezige vader bijvoorbeeld, of, zoals Belsky zelf onderzocht, een ruwe en liefdeloze behandeling door de moeder. Zulke ervaringen zorgen ervoor dat een kind zich niet veilig hecht, waardoor het anders op stress reageert. Voor hun lichaam is dit een teken – net zoals de korte levensverwachting een teken is – om ‘voort te maken’. Daarnaast is er een verband tussen de leeftijd waarop de moeder voor het eerst menstrueerde, en de leeftijd waarop haar dochter voor het eerst ongesteld wordt. Vroeg in de puberteit komen zit voor een deel in de familie. Armoede trouwens ook: een van de beste voorspellers van iemands inkomen en opleidingsniveau zijn het salaris en de opleiding van zijn of haar ouders. Volgens Belsky gaat het hier niet om nature versus nurture, maar is het eerder zo dat die twee elkaar kunnen versterken. “Niet iedereen is even gevoelig voor omgevingsfactoren zoals de invloed van opvoeding. Armoede kan om genetische redenen op de een meer invloed hebben dan op de ander.”
Hoewel armoede en vroeg in de puberteit komen dus sterk met elkaar te maken hebben, zijn niet alle meisjes even vatbaar voor de invloed van hun slechtere omstandigheden. En dat is maar goed ook. Want op jonge leeftijd al menstrueren en borsten krijgen is niet alleen maar ongemakkelijk, het brengt ook risico’s met zich mee. Hoe eerder een meisje in de puberteit komt, hoe eerder haar lijf begint met het aanmaken van oestrogeen. In haar leven wordt ze daardoor langer blootgesteld aan meer van dit hormoon, wat de kans dat ze borstkanker krijgt verhoogt. En op dat moment deel de armoede haar tweede klap uit. Suzanna Conzen van de University of Chicago ontdekte dat arme vrouwen ook nog eens een veel grotere kans hebben om aan borstkanker dood te gaan, dan rijke vrouwen.
In Chicago, waar het verschil tussen arm en rijk voor een groot deel gelijk loopt met het verschil tussen zwart en blank, hebben de zwarte vrouwen maar liefst 68 procent meer kans om aan eenzelfde borsttumor te overlijden dan blanke. Dat komt voor een deel doordat de gezondheidszorg voor arme vrouwen slechter geregeld is, maar dat is niet de enige reden. Het is ook het leven in armoede zelf dat de dood dichterbij brengt. In de armste wijken in Chicago zijn de vrouwen sociaal veel geïsoleerder dan hun welgestelde leeftijdsgenoten. Iedereen zorgt vooral voor zichzelf. Er is meer geweld dan in de betere wijken, waardoor de vrouwen zich voortdurend onveilig en gestresst voelen. Dat schopt hun hormoonsysteem in de war, wat geen borstkanker veroorzaakt, maar wel de overlevingskans als je het krijgt, drastisch verlaagt.
Als ik me verplaats in deze arme vrouwen, voelt het als een diep cynische vicieuze cirkel. Armoede hangt samen met meer obesitas, vervuiling en een korte levensverwachting. Al die factoren vervroegen de puberteit. Wie als tiener al moeder wordt, ziet haar kansen om aan de armoede te onstappen kleiner en kleiner worden. En daar bovenop loop je als arme vrouw niet alleen meer risico om borstkanker te krijgen, maar vervolgens ook om er aan dood te gaan. Wat weer zorgt voor een kortere levensverwachting, wat de evolutiebiologische noodzaak tot vroeg menstrueren weer nog groter maakt… Ik wil mijn handen in de lucht gooien en roepen: Houdt het dan nooit op?
Jawel, stelt Frank Biro me gerust. Zelfs als we geen spaak in wiel van de armoedecyclus weten te steken, is er voor het beginnen van de puberteit, aldus Biro “een leeftijd die geldt als biologisch minimum.” Sterker nog, hij heeft een redelijk idee waar dat ligt. Uit zijn onderzoek bleek namelijk dat het aantal zwarte meisjes dat op hun zevende al borsten had, het afgelopen decennium niet was gestegen, terwijl het aantal Amerikanen dat in armoede leeft de afgelopen tien jaar alleen maar is toegenomen. “Afro-Amerikaanse meisjes zijn dat minimum mogelijk aan het benaderen”, zegt Biro. Ik hoef dus niet bang te zijn dat over vijftig jaar mijn kleindochters als kleuters al borsten hebben, op hun zevende tussen het rolschaatsen door hun maandverbandje hoeven te wisselen en op hun achtste kinderen krijgen. Dat scheelt. Een beetje.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.