In Nederland is het ronduit treurig gesteld met het aantal vrouwen in de wetenschap. Voor elke tien mannelijke hoogleraren is er maar een vrouwelijke, om maar eens een getal te noemen. Daarmee bungelt ons land onderaan de Europese ranglijst. Het is minister Plasterk ook een gruwel, dus wil hij er best wat aan doen. En Mineke Bosch (hoogleraar gender en wetenschap aan de universiteit van Maastricht) weet wel wat dat dan moet zijn. Helaas is het tegelijk een van de moeilijkste dingen om aan te pakken binnen iedere organisatie: de cultuur moet om.
Bosch stelt dat wetenschap in onze cultuur wordt geassocieerd met mannelijkheid. Mannen zijn briljante geesten, en vrouwen zijn vooral ijverig. Zelfs over Marie Curie – de eerste ter wereld die twee nobelprijzen won – wordt gezegd dat zij de harde werker was, en haar man de denker. En toen voor het eerst meer meiden dan jongens gingen studeren, heette het dat meiden meer plichtsgetrouw waren. Bosch maakt zich kwaad: “Waarom zouden ze niet gewoon goed zijn?”
Naast deze toch vreemde kijk op de zaak blijkt de wetenschappelijke wereld ook nog eens ronduit seksistisch te werk te gaan. Van der Horst (van het congres WISER, oftewel Women In Science Education and Research) zegt hierover: “Bewezen is dat benoemingscommissies, die vrijwel alleen uit mannen bestaan, eerder mannen selecteren, ook als de vrouwen even goed zijn of beter. Ook blijkt dat dezelfde wetenschappelijke artikelen eerder in gezaghebbende tijdschriften worden geplaatst als de ondertekenaar een man is.”
Als we ook nog in ogenschouw nemen dat we het hier hebben over de intellectuele elite, die een voortrekkersrol zou moeten spelen in maatschappelijke processen als vrouwenemancipatie, dan is mijn gevoel van treurnis compleet.
Bron: Trouw, 1 oktober 2007
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.