dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Of hij Mexicaans was, weet ik niet (het kwam niet met sombrero en ik had ook geen onbedwingbare zin in tortillas) maar griep was het zeker. En wat doet een journalist met griep? Juist – ze leest een boek. Alleen kon mijn zwaar door koort gehavende brein even geen Francis Wheen aan, dus koos ik voor Dan Browns laatste: The lost symbol. Op de allereerste pagina, nog voor het verhaal echt aanving, begon de verwarring echter al. “Alle wetenschap in dit boek is echt,” zegt Dan tegen me. Hier kan ik dus niets mee. Ik heb een roman in mijn handen, dus ik reken niet op echt. Maar is die zin nu onderdeel van de roman (en dus fictie) of een soort bijsluiterachtige waarschuwing bij het verhaal (en dus echt)?

TheLostSymbol-DanBrownGelukkig maar dus, dat het boek ging over de meest obscure tak van de psychologie: de noetica. Die lui zijn eerder vertederend dan serieus: op de website van het Institute of Noetic Sciences (dat in ieder geval wel echt bestaat) kun je bijvoorbeeld proberen een cartoonfiguur te healen. The lost symbol was qua niveau niet veel beter. En alzo kon ik vaststellen dat de uitspraak die Dan zo boud deed aan het begin van zijn thriller, tot de fictie behoorde. Want met wetenschap heeft dit niets te maken: de ziel wordt gewogen, gedachten kunnen gebundeld om materie te herscheppen en de plantjes telen wierig onder invloed van de positieve gedachten van heldin Katherine Solomon.

Het fijne daaraan is wel dat ik, eenmaal beter, meteen een leuk debunk-artikel kon optypen over Dan Browns laatste boek (actueel!) en leugentje aan het begin (scherp randje!). Van mij had het daarbij mogen blijven, ware het niet dat het ANP het een aardig idee vond om hier een berichtje over de typen waarin ze verbaasd opmerkten dat er helemaal geen wetenschap staat in de nieuwste Dan Brown. En het ANP stond niet alleen in hun verbazing: nu.nl, de Tubantia*, zelfs radio 1 (wel BNN) verbaasde lekker met ze mee. En ik was ineens het leukje van de dag – zonder het zelf te willen. Ik blijf wel zitten met een wat unheimisch gevoel over de gemiddelde Nederlander: zou die echt denken dat al die positieve energie-gedachten-ziel-weeg-flauwekul echt kon? Nee toch? Gemiddelde Nederlanders worden van harte uitgenodigd om te reageren.

*) De Tubantia? Huh? Ja, inderdaad. Deze tukkers dachten abusievelijk dat ik een psycholoog van hun thuis-universiteit Twente was. Nu heb ik daar wel ooit een graad behaald, maar sindsdien ben ik daar niet meer werkzaam. Mailtjes en telefoontjes om dit misverstand uit de wereld te helpen leveren tot op heden niets op.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Opvallend weinig vrouwen kiezen voor een carrière in de betawetenschappen of techniek. Waarom? Op die vraag zijn twee antwoorden te bedenken: ofwel meisjes zijn ‘van nature’ ongeschikt voor wiskundige activiteiten, ofwel ergens in hun schoolloopbaan worden ze tegengewerkt in het ontplooien van hun exacte talenten. In het Kennislink-artikel ‘Waar zijn de wiskundevrouwen?‘ beschrijf ik waarom antwoord B de juiste is.

Dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de bètawetenschappen lijkt eerder het gevolg te zijn van een keten aan hindernissen dan van een aangeboren gebrek aan talent. Hoewel we natuurlijk niet zeker weten of meisjesbaby’s met minder bèta-aanleg ter wereld komen dan jongetjesbaby’s, is het gebrek aan verschillen in de kleutertijd een aanwijzing dat dit niet zo is.

Op de middelbare school speelt het hardnekkige stereotype dat meiden slechter zijn in wiskunde dan hun mannelijke medescholieren ze parten als ze hun profiel kiezen. Hier gooien veel meisjes een toekomst in de techniek of natuurwetenschappen weg om een vooroordeel, terwijl het gezien het gebrek aan bèta’s een gouden toekomst was geweest. Eenmaal op de universiteit worden vrouwen stelselmatig tegengewerkt, waardoor veel vrouwen – uit keuze of noodgedwongen – afhaken. Het antwoord op de vraag waar de wiskundevrouwen zijn is dan ook even eenduidig als pijnlijk: ze waren er wel, maar ze zijn iets anders gaan doen.

Een paar maanden later werden mijn conclusies bevestigd. Uit een artikel in Science bleek dat emancipatie (of het gebrek daaraan) inderdaad de oorzaak is van het feit dat meisjes minder wiskundetalent laten zien dan jongens. Daar schreef ik natuurlijk ook weer over op Kennislink:

Dat jongens vaak beter zijn in wiskunde dan meisjes, komt niet doordat ze zijn geboren met een beter wiskundebrein. Het verschil hangt samen met de mate van man-vrouwgelijkheid in een land: emancipatie verkleint de wiskundekloof.

Grafiek uit het Science-onderzoek naar wiskunde en emancipatie. De landen zijn gerangschikt naar emancipatiegraad. Links = laag, rechts = hoog

Grafiek uit het Science-onderzoek naar wiskunde en emancipatie. De landen zijn gerangschikt naar emancipatiegraad. Links = laag, rechts = hoog.

In mei 2009 mocht ik op Bessensap in een omgekeerde masterclass aan een stel kritische* wetenschappers komen uitleggen waarom ik het in ‘Waar zijn de wiskundevrouwen?’ niet over hormonale man-vrouwverschillen had gehad. Toen was mijn antwoord: omdat ik vond dat dit punt belangrijk was. Als journalist maak je altijd keuzes – hoewel ik hartstochtelijk geloof in objectief (en dus niet vooringenomen) te werk gaan, moet je op een gegeven moment een invalshoek kiezen, een selectie maken uit alle beschikbare research, je insteek en toon bepalen, etcetera. Daarmee kleur je een stuk. Dat is goed: het is jouw taak als journalist om zulke keuzes te maken. Je bent dus wel objectief, maar niet neutraal.

Nu wil ik daar nog een ander antwoord aan toevoegen. Hormonen werken in de puberteit in de hersenen vooral in op speciale cellen: receptoren. Die receptoren zijn gevoelig voor bijvoorbeeld testosteron of oestrogeen. Als een van die stofjes in de buurt is, reageert de receptor daarop alsof hij wordt begoten met pokon – hij zet aan tot groeien. Nu”ontdekten wetenschappers een tijdje terug dat de hoeveelheid receptoren heel erg wordt beinvloed door… opvoeding (ook hier schreef ik natuurlijk een stukje over). Als je bijvoorbeeld een meisjesrat precies zo grootbrengt als een jongetje, dan groeien er ‘mannelijk weinig’ oestrogeenreceptoren in haar brein. En daarmee hangt de invloed van puberteitshormonen dus voor een belangrijk deel af van – inderdaad – emancipatie.

*) Dat ‘kritisch’ viel trouwens reuze mee. De juryleden waren bijvoorbeeld erg enthousiast over mijn schrijfstijl en vonden het heel fijn dat ik verschillende wetenschappelijke onderzoeken op een rij zetten, als klein literatuuronderzoek. Mooie opsteker, toch weer. Wiep Scheper, nog bedankt!

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.