dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

De laatste week van december is traditioneel voorbehouden aan de lijstjes. Op Kennislink hebben we tegenwoordig onze eigen: de beste wetenschap van 2009. Ik nomineerde zelf drie artikelen van eigen hand. De eerste ging over een team onderzoekers die een stel meisjesratten opvoedden als jongetjes – door ze met een kwastje over hun genitalieen te strijken, uit naam van de wetenschap – en zo genen in hun breintjes aan- en uitzetten (epigenetica) waardoor de bestreken meiden nu een mannenbrein hadden gekregen. De tweede ging over de Maastrichtse psychologen die 70% van de kinderen een UFO-ontvoering wisten aan te praten – iets minder vernieuwend dan numero 1, maar elegant uitgevoerd en met een streepje voor, want van eigen bodem. De derde nominatie was voor een recent experiment uit Nature, waarin wetenschappers aantoonden dat testosteron niet agressief maakt. Wat mij betreft een moderne klassieker.

En nu slaat de twijfel toe. Is dit nu de oogst van een jaar gedrag- en hersenwetenschap? Wat heb ik over het hoofd gezien? Waar ben ik door tijdgebrek niet aan toe gekomen? Wat heb ik laten liggen omdat het al uitgebreid in de krant had gestaan? Heb ik wel de goede keuzes gemaakt?

Zo schreef ik niet over de hersenwetenschappers die in een scanner het verschil tussen bewuste en onbewust aandacht zichtbaar maakten. Nog meer nieuws uit de hersenscanner dat ik aan mijn neus voorbij liet gaan: neurowetenschappers kunnen tegenwoordig gedachtenlezen. En Alzheimer wordt niet veroorzaakt door dikke plakken eiwit in het brein, maar door slechte vaten en algehele hersenmisere. Die had ik zelfs compleet gemist (tot vorige week dan – hebben de lijstjes toch zo hun nut).

Er komt een vraag bij mij op. Is het wel mogelijk om als journalist de juiste keuze te maken uit al die tonnen en tonnen publicaties? Ik lees zelf graag de alerts van allerlei vakbladen door, op zoek naar nieuws dat nog niemand anders heeft. Tijdrovend, maar een paar keer per jaar de moeite waard. Zo duikelde ik eind mei het onderzoek van Johan Karremans – ‘mooie vrouw maakt man minder slim’ – op uit de samenvattingen van the journal of experimental psychology, waarmee ik niet alleen twee weken voorlag op Nu.nl, de NOS en, nou ja, iedereen, maar zelfs de persdienst van zijn eigen Radboud Universiteit zo snel af was, dat ze mijn interview gebruikten in hun persbericht. Dat is leuk natuurlijk, maar is het de moeite ook waard? Kan ik de volgende keer niet beter, net als mijn collega’s, tijd besparen en ook gewoon op het persbericht wachten? Moet ik nieuws maken of nieuws brengen? Of nog iets anders, zoals diepere wetenschappelijke inzichten ‘vertalen’ voor een breed publiek?

Zelf voel ik eigenlijk het meest voor het laatste. En daarmee kom ik bij mijn allerlaatste eindejaarsoverpeinzing. Ik ben er namelijk stellig van overtuigd dat de allerbeste wetenschapsjournalistieke publicatie van dit jaar geen nieuwsbericht was, geen achtergrondartikel, geen essay en zelfs geen foto. Het was een video. En wel deze, waarin een muzikant met een voorliefde voor synthesizers docu-fragmenten van Sagan, Feynman, deGrasse Tyson & Bill Nye aan elkaar heeft geplakt en met een mono-manipulatie in een soort liedje met clip heeft veranderd. De boodschap is fraai: we are all connected. To each other, biologically. To the earth, chemically. To the rest of the universe, atomically.

Waarom is dit zo goed? Nou, ten eerste wordt dit filmpje verslonden door de YouTubers. In oktober, de maand waarin hij online werd gezet door de maker John Boswell, was hij de bestbekeken video. Dat is dus voor Britney Spears laatste fiasco en de trailer van Avatar en dergelijke. Meer dan een miljoen keer ging hij over het beeldscherm, en hij staat in de top 30 van bestbeoordeelde muziekvideo’s aller tijden. En dat terwijl het over natuurkunde en sterrenkunde gaat! Dat lijkt me wel een klein hoeraatje waard.

Voor mij laat deze clip zien dat wetenschap wel zeker helemaal op zichzelf aantrekkelijk kan zijn (hoewel ik Boswell niet wil dissen, denk ik niet dat het fantastische synthesizerarrangement in dit geval de doorslag gaf). Dit is een punt van discussie dat ik vaak met collega’s heb: is wetenschap iets dat je leuk moet maken – oftewel: moet de waarde lezer/kijker er aan zijn haartjes bijgesleept? – of hoef je alleen maar te laten zien hoe leuk, fantastisch, magisch, geweldig het van zichzelf is,om er vervolgens in te berusten dat je nooit iedereen enthousiast zult krijgen voor de wonderen van ons universum? Na het succes van ‘we’re all connected’ ben ik overtuigd van het laatste. Wat natuurlijk niet betekent dat ik nu maar op mijn journalistieke lauweren ga rusten en persberichtjes ga overtikken. Zeker niet. In plaats daarvan draag ik mijn 2010 op aan de magie van de wetenschap: opdat we onze lezers zullen laten zien wat er allemaal te verwonderen valt. Proost!

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Volgens de overgrote meerderheid van de klimaatwetenschappers is dit wat het bewijs ons vertelt: de aarde warmt op door toedoen van de mens. Een groep mensen – de klimaatsceptici – verkiest dat niet te geloven. Dat is interessant, ongeacht wie er uiteindelijk gelijk blijken te hebben. Waarom wijken die sceptici af van de norm? Wat zijn hun bewuste en onbewuste beweegredenen?

Twee gedragswetenschappers – Paul Slovic en Paul Kellstedt – hielpen mij aan een antwoord. Er is een significant, en zelfs tamelijk sterk verband tussen huidskleur en sekse aan de ene kant, en je houding ten opzichte van klimaatverandering aan de andere kant. Om preciezer te zijn: zo’n 30% van de blanke mannen gelooft er gewoon niks van, van de risico’s van de opwarming van de aarde. Slovic weet ook waarom: hun identiteit is sterk verbonden met allerlei zaken die voor die opwarming zorgen (dikke auto, veel consumeren, etcetera). Zeggen dat het klimaat verandert is daarmee – onbewust – net zoiets als zeggen dat je zelf niet deugt. En daar doet ons onderbewustzijn niet aan. Het resultaat: scepsis.

Deze tamelijk onschuldige analyse van het psychologische fenomeen white male effect leverde mij een emmer drek op van GeenStijl.nl die mij tegelijkertijd vooringenomen, kortzichtig, racistisch, seksistisch en een mannenhaatster vonden. Ze deden hun slogan ’tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend’ eer aan.

Gelukkig waren er – naast lieve, steunende en opbeurende collega’s, waarvoor dank! :) – ook sceptische mensen die over de feiten wilden debatteren, zoals mijn klimaattwijfelende collega-wetenschapsjournalist Marcel Crok. Hij schreef op zijn website climategate.nl een reactie op mijn artikel (mirror). Daar reageerde ik weer op met wat extra uitleg: bijvoorbeeld dat afwijken van de norm op zich een waardevrije gebeurtenis is, dat individuele factoren natuurlijk altijd ook een rol spelen – maar dat dit zeker niet betekent dat huidskleur en sekse geen invloed hebben! – en dat klimaatscepsis toch eigenlijk echt een erg sociaal-maatschappelijk-psychologisch fenomeen is. Marcel was zo sportief die reactie ook weer op zijn website te plaatsen. Vervolgens kwam hij bovendien met de vraag of die overgrote meerderheid die ik net aan het begin noemde misschien niet gewoon last heeft van kuddegedrag. Een interessante vraag, waar ik zeker nog eens induik. We debatteren dus vrolijk verder – over feiten, hoera!

Op Kennislink staat ondertussen een enigszins herziene versie van het stuk te lezen, waarin ik het white male effect nog wat uitvoeriger uitleg. Ik vind namelijk altijd dat je ook moet kijken naar de balk in je eigen oog (ook al steekt er in dit geval een complete timmerfabriek in het oog van onze stijlloze vrinden). Ik ben er de eerste keer klaarblijkelijk niet in geslaagd om voldoende uit te leggen hoe volstrekt normaal dit allemaal is, en hoezeer het niks met racisme of seksisme van doen heeft. Hopelijk ben ik daar nu beter in geslaagd.

Ondertussen maakte ik voor Kennislinks thema over klimaatverandering (aanrader, met mooie infographics van Frederik Ruys) nog twee filmpjes. De eerste gaat over de vraag wat er met de aarde gebeurt als het hier verder opwarmt dat de ‘gevaarlijk grens’ van 2 graden. De tweede gaat over risicopsychologie: waarom vrezen we wat we vrezen. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar hierin figureert ook het veelsproken … inderdaad.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.