Volgens Maurice de Hond vindt 72 procent van de Nederlanders dat Robert M. de doodstraf moet krijgen. Op een nieuwssite reageren de lezers: “’Hij hoeft niet de doodstraf te krijgen, maar maak wel bekend in de gevangenis dat HIJ de viespeuk is. Opsluiten zonder beveiliging kan net zo effectief zijn.” En onder het bericht dat Robert M. zijn slachtoffers wilde delen met andere pedofielen: “Laten we hém delen. In vieren.” En niet alleen in de zaak Robert M. is de roep om de zware straffen luid. Voor zedenmisdrijven mag nooit een taakstraf worden uitgedeeld, bepleitte mevrouw Helder van de PVV in de Tweede Kamer. Voor zware criminelen die opnieuw de mist in gaan moeten minimumstraffen komen, vindt onze regering. Maatschappelijke bijval alom. Maar waarom willen we eigenlijk zwaarder straffen?
Straffen we om de samenleving veiliger te maken of uit wraak?
Er zijn ruwweg twee redenen om daders hard aan te pakken. De eerste: we willen misdrijven voorkomen. Een misdadiger die levenslang is opgesloten of ter dood is gebracht kan in ieder geval nooit meer iemand kwaad doen. Zulke straffen schrikken bovendien criminelen in de dop af. “Mensen met snode plannen zullen zich nog eens extra bedenken voordat ze een misdaad plegen, als ze weten dat er een zware straf op staat”, zegt Eric Rassin (Erasmus Universiteit). Hij deed jarenlang onderzoek naar recht en psychologie en schreef er het boek Tussen sofa en toga over. Maar in de praktijk werkt afschrikking niet altijd. Een voorbeeld: in de VS worden er in de staten waar de doodstraf bestaat juist meer moorden gepleegd, niet minder. Op de vraag of zware straffen de samenleving veiliger maken, is geen goed antwoord, zegt Rassin.
Komen we bij reden twee: wraak op de dader. Dit is psychologisch gezien de voornaamste drijfveer achter de roep op zware straffen, volgens Kevin Carlsmith (Colgate University). In een van zijn experimenten kregen deelnemers een scenario voorgelegd. Een eigenaar van een stomerij had om geld te besparen maandenlang kankerverwekkende stoffen op een veldje aan de stadsgrens gedumpt. De deelnemers mochten vervolgens kiezen welke informatie ze nodig hadden om de hoogte van de straf voor dit misdrijf te bepalen. Sommige feiten konden helpen bij de vraag of een harde straf verdere misdrijven zou voorkomen. Zou het nuttig zijn om een voorbeeld te stellen om anderen af te schrikken? Was de kans groot dat de stomerij-eigenaar het weer zou doen? Deze informatie vonden de deelnemers niet zo relevant. Ze waren daarentegen wel zeer geïnteresseerd in de beweegredenen van de dader: wist hij wat hij deed? Had hij het geld nodig voor een feest in het kinderziekenhuis, of omdat hij een alcohol- en gokverslaving had? Allemaal feiten die hielpen met de vraag of wraak nemen terecht zou zijn. Carlsmith: “Voor de meeste mensen gaat straffen over vergelding en zorgen dat daders hun verdiende loon krijgen.”
Hoe bepalen we de hoogte van de straf?
Als we hebben vastgesteld dat iemand schuldig is en onze wraak verdient, hoe bepalen we dan samenleving welke straf we terecht vinden? Een kijkje in ons brein laat zien dat dit vooral een gevoelskwestie is. Neuropsycholoog Joshua Buckholtz en zijn collega’s (Vanderbilt University) stopten zestien mensen in een hersenscanner, waar ze verschillende scenario’s voorgelegd kregen over iemand die had gestolen, verkracht of gemoord. Aan de deelnemers de vraag of hij schuldig was aan het misdrijf en hoe zwaar hij bestraft moest worden. Wat bleek? Bij het beantwoorden van de schuldvraag wordt een gebiedje in het ‘verstandige’ deel van ons brein, de prefrontale cortex, actief. Maar zodra we de hoogte van de straf bepalen, doet een heel ander deel van de hersenen het werk: de amygdala, een soort emotionele poortwachter van het brein dat onder andere sterk reageert op angstige situaties. Hoe actiever de amygdala, hoe zwaarder de straf die we als brave burger willen uitdelen. Oftewel: hoe meer angst we voelen bij een misdrijf, hoe harder de roep om hard ingrijpen.
En als er iets is dat angst oproept in een samenleving, dan zijn het zaken waarin kinderen het slachtoffer zijn, schrijft Kristen Zgoba (Rutgers School of Criminal Justice) in een vakblad. Er breekt een soort paniek uit. Alle ouders vragen zich meteen af of hún kind nog wel veilig is. Kan ik mijn dochter nog wel met een gerust hart naar de crèche brengen? Kan ik mijn zoon wel alleen naar school laten lopen? Meteen daarop volgt de roep om zware straffen voor de onverlaat die deze nationale angstuitbraak op zijn geweten heeft. Die straf die we eisen is soms buiten alle proportie, benadrukt Zgoba. De sociale orde is verstoord; de doodstraf of zelfs marteling lijkt de enige manier om de schade aan de samenleving te herstellen. We hopen dat wraak onze angst zal bezweren en ons in staat zal stellen om verder te gaan met ons leven.
Heeft wraak eigenlijk wel zin?
Het is echter maar de vraag of we wel opknappen van wraak. In een ander experiment van Kevin Carlsmith konden deelnemers tijdens een beleggingsspel wraak nemen op asociale medespelers. Dat zagen de meesten wel zitten; ze geloofden er sterk in dat zich daarna beter zouden voelen. Maar dat bleek niet het geval. De spelers die uit wraak een straf uitdeelden, hadden veel moeite om het voorval los te laten en voelden zich objectief bekeken slechter dan de niet-straffers. Carlsmith plaatst echter een kanttekening. Voorzichtig, want er nog maar weinig onderzoek naar gedaan, zegt hij: “Het effect lijkt te verdwijnen wanneer het iemand anders is die de straf uitdeelt.”
Buiten het psychologisch lab zijn het natuurlijk rechters die de straf uitdelen, en die laten zich niet alleen leiden door wraak, angst en de activiteit van hun amygdala. Als gewone burger heb je dus geen verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke straf. Zonder last te hebben van de nare psychologische gevolgen van wraakzucht kunnen we eisen dat iemand levenslang het gevang ingaat of zelfs de doodstraf krijgt. Dat komt tegemoet aan onze behoefte om de dader zijn verdiende loon te geven en bezweert onze angst. We voelen ons beschermd door zware straffen, ook al is het onduidelijk of de samenleving er echt veiliger van wordt. En dat beschermde gevoel telt, zegt Rassin. Want de belangrijkste functie van het strafrecht is het instandhouden van de maatschappij. Hoe gruwelijk een misdrijf ook was, Rassin benadrukt dat na de rechtszaak daders en slachtoffers en de rest van de samenleving wel weer door een deur moeten kunnen. Hoezeer we daarbij toegeven aan de roep om zware straffen, is dan ook geen rekensom – hoeveel straf moeten we opleggen om een zo veilig mogelijke maatschappij te krijgen? – maar een keus. Wat willen we bereiken met een straf? Rassin: “Wie wraak wil, is blij met zware straffen. Wie resocialistie hoog in het vaandel heeft staan, vindt lang straffen barbaars.” Het is maar net in wat voor land we willen leven.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.